Inhoud blog
  • Kunstenaar op weg naar...
  • augustus 2013 Met de fiets naar Boedapest
  • Juli 2013 een trainingsrit met de racefiets
  • Onderweg in de Morvan september 2012
  • Provence zomer 2013
    Zoeken in blog

    Peter's Blog

    27-06-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kunstenaar op weg naar...
    In deze bijlage enkele reflecties en recensies n.a.v. een verdwenen schilderij van Vincent Van Gogh: de schilder op weg naar Tarascon uit 1888.

    Bijlagen:
    De kunstenaar op weg naar.pdf (1.7 MB)   

    27-06-2015 om 00:00 geschreven door Peter Maerien  


    >> Reageer (0)
    16-09-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.augustus 2013 Met de fiets naar Boedapest

    Onderweg naar Boedapest                        

     

    Elke reis bevat op zijn minst een aspect van overgave, lange uren, als het voortglijden van het water.

     

    Op 4 augustus 2013 ben ik met de fiets naar Boedapest vertrokken. Ik heb een reisgids meegenomen en een boek. De reisgids is van Clemens Sweerman, hij bevat kaarten en een beschrijving van een fietstraject dat zoveel mogelijk de noordelijke grens van het vroegere Romeinse Rijk volgt, de Limes. Dank zij deze gids heb ik de Limes leren kennen en kunnen ontdekken. Het boek dat ik mee heb is van Claudio Magris: Donau, biografie van een rivier. Claudio Magris is voor mij vanaf Regensburg een soort reisgezel geworden. De citaten in deze tekst komen allemaal uit zijn boek.

     

     

    Over de Duivel en de Engel

     

    Ik ben aangekomen in de bisschoppelijke en keizerlijke stad Regensburg. Mijn hotel ligt aan een grote boulevard, iets buiten de stad. Het water uit de douchekraan heeft het zweet en stof van mijn lichaam gespoeld en ik ben klaar voor de stad. Aan de receptie van het hotel zit een jonge vrouw, ze glimlacht vriendelijk. ‘Alles in Ordnung?’ Ze heeft mooie ogen. Ik ben blij dat ze wil weten of alles naar wens is en ik zeg het haar met plezier. Ze glimlacht.  Even later sta ik op de stoep en hoor ik mezelf Duits praten: ‘Alles in Ordnung?’…. Duitsers zijn als de oude Romeinen…

     

    De Romeinen waren meesters in het controleren en organiseren. Orde en controle zijn de sleutelwoorden van de Romeinse overheersing. Aan het begin van onze jaartelling bestuurden ze een formidabel wereldrijk dat zich uitstrekte rond de Middellandse zee. De noordgrens van dit Romeinse rijk, de Limes volgt vanaf de Noordzee de loop van de Rijn, dan de Main en vanaf Regensburg de Donau. Talrijke steden als Wenen, Bratislava en Boedapest zijn ontstaan langs deze Limes. De resten van deze Limes en bijhorende vestingen zijn op vele plaatsen nog aanwezig. Het volksgeloof schrijft de bouw van deze muren, van dit nu verbrokkelde tracé van stenen toe aan de Duivel.

     

    Voor de boer uit de late Middeleeuwen, die niet verder kon kijken dan het veld dat hij ploegde, was de idee van de Limes, van de wal die tot aan de Zwarte Zee de grenzen van het Romeinse Rijk moest markeren, iets ondenkbaars en bovenmenselijks dat de tastbare dagelijkse werkelijkheid te boven ging.

     

    Niet de duivel, maar de Romeinse keizers hebben die stenen grenslijn getrokken. Aan deze zijde van de lijn lag het keizerrijk, de idee en de universele heerschappij van Rome, aan gene zijde waren de barbaren.

     

    Ik lig ’s avonds te denken aan de onmetelijke afstand van de Limes die ik aan het volgen ben en de duivelse onmogelijkheid om die grens te controleren. De Romeinse keizers, Hadrianus, Augustus, Vespasianus, Marcus Aurelius, hadden duivelse ambities. Maar wie of waar is dan eigenlijk de engel? Vanavond is het meisje aan de receptie de engel…

     

    Natuurlijk betekende Rome ook, en vooral, overheersing. De universaliteit waar het rijk aanspraak op maakte was een vermomming van die overheersing en als zodanig gedoemd ten onder te gaan.(…) De verachte barbaren zijn de makers geworden van het nieuwe Europa; later hebben de Slavische volken hun uur horen slaan; de Chinezen die de blanken in riksja’s rondreden zijn nu een wereldmacht.

     

    Voor iedereen breekt het uur aan van zijn taak in de geschiedenis. ‘Die Wal’, waarvan de ruïnes oprijzen tussen de velden en hagen, vertelt het grote uur van het Romeinse Rijk. Onze geschiedenis, onze beschaving, ons Europa zijn dochters van die Limes. De stenen spreken van het grote pathos van de grens, van de noodzaak en het vermogen zich te beperken en vorm te geven. Het Imperium is een dam, een bolwerk, een wal die de barbaarsheid van het vage moet tegenouden. (…)

     

    Ook deze mond waar ik nu naar kijk is lijn en vorm, de precieze grens van een rijk waar het onbepaalde – en daarom onwerkelijke – vermogen van de eros werkelijkheid wordt. Je kust en bemint een mond, een vorm, een Limes. Vergeleken met een mysterieus gezicht en een steelse blik lijkt ook de Romeinse grens een curiositeit uit de Oudheid, kostbaar maar te verwaarlozen….

     

     

    Saalburg

     

    Regensburg is in Duitsland het eindpunt van de Limes-Radweg. De opgravingen langs de Limes zijn in 2005 erkend als Unesco-werelderfgoed. Het fietstraject dat de linie volgt is ongeveer 820 km lang en komt langs tal van vindplaatsen en ruïnes van Romeinse forten en vestingen. De eerste opgravingen ervan zijn begonnen rond 1850, maar sommige overblijfselen worden nu nog ontdekt en in kaart gebracht met behulp van apparatuur die ondergrondse magnetische velden opspoort.

     

    Wanneer ik ongeveer een derde van de Limes-route heb afgelegd, bevind ik mij in de buurt van Frankfurt. Ik volg er de wegwijzers naar Saalburg en breng een bezoek aan één van de meest compleet gereconstrueerde vestingen van de Romeinse verdedigingswal. In 1887 is men op basis van nauwkeurig archeologisch onderzoek gestart met de heropbouw van een groot castellum. In het fort is er nu een museum ingericht met een belangrijke collectie van archeologische vondsten en aan de zuidkant van het heropgebouwde castellum liggen de ruïnes van de omliggende burgerwoningen. Archeologen schatten dat er in en om het kamp 500 soldaten woonden en 1500 burgers. Zo zijn er nog overblijfselen te zien van een vrij groot saunacomplex (thermen) met vloer- en wandverwarming in alle kamers.

     

     

    Romantiek in Beieren

     

    In een wereld die als één groot geheel wordt bestuurd en georganiseerd, lijkt het gedaan met het avontuur en het mysterie van de reis.

     

    Na mijn bezoek aan de Saalburg, gaat mijn tocht langs de Limes verder in de bedding van de Main. Ik volg de rivier een heel stuk naar het zuiden en kom op de Badischer Weinstrasse. Miltenberg is een kleine stad langs deze route. In het centrum staan fraaie oude huizen met gevels in vakwerk. Alles is er heel verzorgd, het water klatert in de fontein en de terrassen nodigen je uit om te genieten van de zon en een lekkere hap. Na een korte middagpauze trek ik verder in de richting van de Taubervallei. Daar begint de Romantische Strasse. Het zijn allebei routes in schilderachtige groene valleien. Ik kom er doorheen stadjes met welluidende namen en historische gebouwen:  Tauberbisschopsheim, Bad Mergentheim, Creglingen, Rodenburg ob der Tauber. De fietspaden in de valleien zijn prima bewegwijzerd en volgen meestal een eigen traject, los van de autowegen. Tenslotte zal ik via het Altmühltal na vier dagen eindelijk de Donau bereiken in de stad Kehlheim.

     

     

    De blik van de ober en de vrouw die naar mensen kijkt

     

    In de mooie vallei van de Tauber vind ik ’s avonds een Gasthof in een klein dorp. Aan de ober vraag ik de naam van het dorp: ‘Grossenried. Dit dorp is ouder dan New-York’, zegt de man. Hij staat aan de hoek van zijn toog, met zijn elleboog in steun. Zijn ronde buik schraagt het meubel. En zijn blik staart schijnbaar wezenloos in de gelagzaal. ‘Grossenried. Wil u nog een glas wijn?’  ‘Ja graag, hij is lekker.’  ‘U bent een kenner.’  Ik ben geen kenner en heb ook niet die ambities, maar zijn wijn is een verrassing. In de gelagzaal zitten overwegend mannen en ze drinken bier uit grote glazen. Dat is het beeld dat ik heb van de Duitser, maar in de grote steden is het anders, men is er meer Europees. Er wordt naast bier ook wijn gedronken en de culinaire cultuur is er verrassend goed. Ik denk terug aan het mooie terras in Bonn waar ik een week geleden heerlijk heb gegeten …

     

    De tagliatelle heeft voortreffelijk gesmaakt. Ik zit nog na te genieten van de maaltijd en het uitzicht op de stad. Het grote terras is aangelegd in niveaus. De kelners bewegen snel en efficiënt heen en weer, er is weinig tijd voor een praatje, alleen voor professionele vriendelijkheid. Een ober komt in mijn richting. Zijn scherpe blik heeft mijn lege glas van ver gezien. ‘Wil u nog een glas wijn?’  Het immense terras is bijna niet te overzien, maar de ober is gefocust op zijn taak en is recht naar zijn potentiële prooi gedoken. Obers zijn als adelaars.

     

    De volgende dag kom ik ’s middags aan in een kleine stad. Ik ga op zoek naar een bakkerij. In Duitsland vind je bij de meeste supermarkten een bakkerij waar je belegde broodjes en verse koffie kan krijgen. Ik installeer me aan een klein tafeltje. Schuin tegenover mij zit een oudere vrouw. Naast haar staat een rollator. Ze zit naar de mensen te kijken die voorbij komen en heeft geen haast. Ze volgt de voorbijgangers met haar blik en mompelt af en toe iets. Ook mijn outfit wordt gekeurd. “Je bent sportief” zegt ze en er volgen nog een aantal zinnen, maar ik begrijp ze amper. Ik knik instemmend en dat lijkt voldoende. Terwijl ik verder eet van mijn broodje, hoor ik haar weer iets mompelen. “Dat is hier precies als in een station”, en ze bedoelt al die heen en weer lopende mensen. Dan zegt ze een tijdje niets meer en ik zie een gelukzalige glimlach op haar mond. Kijken naar mensen is een mooie bezigheid, voor haar en ook voor mij. Ik sta recht en maak me klaar om verder te rijden. Mijn broodje en de koffie hebben heerlijk gesmaakt. Ik groet de vrouw. Ze wuift me vaarwel en ik hoor haar nog monkelend zeggen: “denk eraan, ‘keep on smiling’!”  Ik zet mijn route  verder, ‘keep on smiling!

     

    Na tien dagen fietsen bereik ik eindelijk de Donau. In Kehlheim stap ik op een boot die de stroom opvaart tot aan het Kloster Weltenburg. Op de rotswand, langs de smalle engte die we doorvaren, zie ik het beeld van de beschermheilige die zich ontfermt over de schippers. De Donau wringt er zich tussen de steile rotsen en de vaargeul heeft er zijn diepste punt. Van daar krijgt het water zijn vrije loop en wordt het nog enkel opgehouden door een aantal grote sluizencomplexen om uiteindelijk breed uit te monden in de Zwarte Zee.

     

     

    Ganz allein!

     

    In Regensburg blijf ik een dag om de stad te bezoeken. De Donau splitst er zich op en vormt in het midden een eiland. De mooie brug die de vier oevers verbindt is de oudste stenen brug van Duitsland. Op een deel van het eiland is er een klein muziekfestival aan de gang. De mensen zitten in het gras te picknicken en genieten van de muziek. De sfeer is gemoedelijk. Ik heb er wat rond gekuierd en ben een eind verder weg op een bank aan de oever gaan zitten lezen. Ineens staat er links van mij een jongentje met zijn fietsje. ‘Ganz allein!’, zegt het ventje en hij kijkt mij aan met een fiere blik. ‘Ganz allein!’ flitst er door mijn hoofd, een nestvlieder, een hoge dijk én een ongeruste mama! Ik spring recht en in mijn beste Duits vraag ik: ‘Wo ist deine Mutti?’ Het jongentje draait zich om en fietst van me weg. Ik scharrel mijn spullen bij elkaar en begin hem achterna te lopen. De mama komt vanuit de andere richting tegemoet gelopen en slaakt een zucht van verlichting. ‘Er war ganz allein…’

     

     

    Het ongewisse van de avonden

     

    … de onvoorziene wederwaardigheden van de reis, het warrige netwerk van de routes, de toevallige pleisterplaatsen, de onzekerheid aangaande de avonden, de asymmetrie van elk traject…

     

    Ik heb Regensburg verlaten en ben op weg naar Passau, een stad aan de grens met Oostenrijk. Het fietspad loopt evenwijdig met het Donau. Rechts van mij is er een hoge berm met bomen en daarachter het water dat ik alleen maar kan horen. De avond valt en het fietspad is verlaten. De meeste fietsers zijn een onderkomen gaan zoeken in een Gasthof of Pension. Ik fiets nog wat verder, maar de schaduw die voor mij uit over het asfalt glijdt wordt langer. Tijd om een onderkomen te gaan zoeken. Mijn gemoed wordt onrustig en ik denk aan de woorden die ik gisteren las:

     

    Zonder zich te bekommeren om de wezen aan zijn oevers, stroomt de Donau zeewaarts, naar het grote overtuigende water.

     

     

    Un vélo c’est un vélo

     

    Vandaag gaat de weg van Passau naar Linz, de stad waar Goëthe’s Suleika is geboren en Ludwig van Beethoven heeft gewoond. Voor mij rijdt er een andere fietser die ik al een tijdje volg. Hij trapt met grote halen stevig door en het lijkt alsof zijn zadel wat te hoog staat; bij elke omwenteling gaat zijn lichaam een beetje overhellen. Wanneer hij stopt houd ik ook halt en we beginnen een praatje over onze tocht. Hij is afkomstig van Québec en is met het vliegtuig naar Bazel gekomen om vandaar met de fiets rond te trekken door Oostenrijk en Duitsland. Terwijl we verder fietsen verneem ik dat zijn kinderen hem hebben gestimuleerd om deze tocht te ondernemen. Hij is operazanger, heeft zijn lange haren samengebonden in een staart en verplaatst zich met een racefiets van minstens dertig jaar oud. Zijn bagage zit in geïmproviseerde fietszakken en hij rijdt zonder helm of aangepaste kledij. Maar het fietsen gaat hem goed af, want ik heb moeite om hem bij te houden. Ik vraag hem of hij nog geen problemen heeft gehad met zijn fiets. Hij kijkt me aan met een grijns en zegt laconiek: ‘un vélo c’est un vélo!’ Bij een volgende halte nemen we afscheid en wensen elkaar veel geluk.

     

     

    De rivier is een oude Taomeester, die langs zijn oevers de leer verkondigt van het grote wiel en de ruimte tussen de spaken.

     

    In Passau voelt de reiziger dat het voortstromen van de rivier verlangen naar de zee uitdrukt, heimwee naar het geluk van de zee. Heb ik dat gevoel van de volheid van het leven, dat geschenk van de endorfine die de hersenen afscheiden, werkelijk gehad in de straatjes en aan de oevers van Passau, of denk ik alleen maar dat ik het heb ervaren omdat ik het nu probeer te beschrijven aan een tafeltje in Café San Marco? Waarschijnlijk huichel je, verzin je op papier elk geluksgevoel. Het schrijven kan niet echt de absolute verlatenheid tot uiting brengen, het niets van het leven, die momenten waarop het alleen maar leegte is, ontbering, gruwel. Het feit alleen al dat je erover schrijft vult op een of andere manier die leegte, geeft haar vorm, maakt de gruwelen communicabel en zegeviert er dus over, al is het maar even. (…)

     

    Het absolute verlies maakt sprakeloos; de literatuur spreekt erover en bezweert en overwint het enigszins, verandert het in iets anders, wisselt zijn onherroepelijke en ongenaakbare anderszijn om in gangbare munt. De onzekere reiziger, die zich onderweg geen raad weet, merkt bij het herlezen van zijn aantekeningen met enige verbazing dat hij een beetje vrolijker, kalmer en vooral beslister en zelfverzekerder is dan toen hij het al rondtrekkend beleefde; hij ontdekt dat hij duidelijke, precieze antwoorden heeft gegeven op de vragen die hem kwellen, in de hoop ooit eens zelf in die antwoorden te kunnen geloven.

     

     

    De fiets van Mauthausen

     

    Tussen Linz en Wenen ligt het dorpje Mauthausen. Ik bezoek er het concentratiekamp en de steengroeve waar de krijgsgevangenen moesten werken. In de gebouwen van het kamp is een klein museum ingericht.

     

    In dit concentratiekamp, niet eens een van de ergste, zijn meer dan honderdtienduizend mensen gestorven. Het gruwelijkste beeld, misschien nog gruwelijker dan de gaskamer, is het grote plein waar de gevangenen werden verzameld en in carré opgesteld voor het appel. Het plein is leeg, onbeschut tegen de zon en drukkend heet. Niets geeft de onvoorstelbaarheid van wat zich tussen deze stenen heeft afgespeeld beter weer dan deze leegte.

     

    De Pool Stanislaw Kudlinski werd door de Duitsers in de tweede wereldoorlog naar het kamp gedeporteerd omdat hij lid was van de scouts en wie lid was van de scouts werd ervan verdacht in de weerstand te zitten. Na de bevrijding van het kamp door de Amerikanen op 5 mei 1945, is hij met een groep gevangenen in Linz aangekomen. Doelloos zijn ze gaan zwerven door de straten van de stad. Ze werden er opgevangen door nonnen, die hen een onderkomen gaven in een schuur van een bejaardenhuis. Daar werden ze enkele weken verzorgd. Stanislaw kon niet langer wachten op zijn terugkeer naar zijn thuisland en kreeg van de nonnen een fiets om niet te voet te hoeven gaan. Hij is ermee thuis geraakt en de fiets van Stanislaw is nu te bezichtigen in het museum van Mauthausen.

     

    Ik sta voor de fiets en bekijk hem aandachtig. Stanislaw is ermee naar zijn huis gereden, honderden kilometers ver, weg uit de gruwel. Ik ben naar Mauthausen gereden en kijk naar een symbool, naar een relikwie van vrijheid en van vrede.

     

    In een andere barak hangen tekeningen van gevangenen. Op een bord ernaast lees ik dat de kampoverste gebruik maakte van het talent van een gevangene en hem prentkaarten met portretten en landschappen liet tekenen. Stiekem is hij erin geslaagd om ook de gruwel van het kamp te tekenen. Beelden om stil van te worden. Poëzie en menselijke waardigheid krijg je niet kapot.

     

    Ik verlaat het kamp en maak nog enkele foto’s van de gebouwen. Ineens valt me de gelijkenis op met de burcht van Saalburg, eenzelfde vorm van de daken, eenzelfde hoofdgebouw met toegangspoort, grijze muren zonder ornamenten, kil en functioneel, gericht op beheersing en controle. De architecten van het Derde Rijk hebben goed naar de Romeinen gekeken.

     

     

    Het station van Boedapest

     

    Holle klanken van de luidsprekers weergalmen onder de immense koepel van ijzer er glas. Op de vloer wriemelen de mensen zich een weg naar hun bestemming. Ik zit in een hoek van het gebouw en wacht op mijn trein. Treinen zijn fascinerend. Toen ik een kleine jongen was bouwde mijn vader een miniatuurbaan. We gingen op reis in onze woonkamer. Er waren wissels en signalen en vooral veel knopjes om alles te bedienen. Ik kijk naar de treinen in het station, ze glijden weg van het perron met aan boord de reizigers, hun koffer en hun herinneringen.

     

    Boten zijn zoals treinen. Ze schuiven weg van de kade en nemen reizigers mee naar verre bestemmingen.

     

    De rivier stroomt omlaag. Toch bezong Hölderlin, de grootste dichter van de Donau, zijn loop niet alleen als de mythische reis die zijn Duitse voorouders over deze wateren hadden gemaakt naar de dagen van zomer, naar de kusten van de Zwarte Zee, maar ook als de reis van Heracles van Griekenland naar het westen. Voor Hölderlin, die van de poëzie verlangt dat zij de moderne verscheurdheid geneest en die zelf op deze brandende verzoening te pletter slaat, is de Donau het traject waar Oost en West elkaar ontmoeten, (…) een Helleense lente die weer zou moeten opbloeien op Duitse grond en de goden tot terugkeer zou moeten bewegen…

     

    Leidt de rivier dus naar de bron en zijn die mondingen in de Zwarte Zee met hun plechtige namen de bron en niet het einde, maar de toegang tot het leven? Misschien heeft elke reis haar vertrekpunt tot bestemming, is elke reis een zoektocht naar je eigen gezicht en naar het fiat dat het uit het niets tevoorschijn heeft gehaald.

     

    De reiziger is op de vlucht voor de dwang van de werkelijkheid, die hem in herhalingen gevangen zet, hij zoekt de vrijheid en de toekomst of liever de mogelijkheid van een toekomst die nog open ligt en nog kan worden gekozen, en dus zoekt hij zijn kinderjaren, zijn geboortehuis, waar het leven nog voor hem ligt.

     

    Misschien hoopt hij dat daarginds waar de Donau stroomt de vermoeidheid verdwijnt die zijn gezicht heeft versluierd en dat zijn ogen niet meer de achterdochtige en tegelijk begerige blik vertonen van iemand die onderweg zijn goden heeft verloren, maar zich verrukt openen als die van een kind dat is gefotografeerd terwijl het blij kijkt naar een kat op de binnenplaats. Zoet bedrog, oud en taai, illusie dat je terug kunt naar huis en de bron kunt bereiken, dat je de poëzie van het hart weer onder handbereik kunt krijgen. Vergilius is een dichter omdat hij, zij het te laat, heeft begrepen dat het nodig was de Aeneïs te verbranden en te zeggen hoe onmogelijk die was; de reiziger die de Odyssee droomt, de vervulling en de terugkeer, moet op tijd weten te stoppen om niet ongewild een komische rol te spelen, en aan de oever van de Donau gaan zitten vissen. Misschien zal hij zich op die manier redelijk goed voelen bij die wateren, ook al ‘weet niemand’, zegt Hölderlin, ‘wat hij doet, die rivier.’

    Bijlagen:
    kentridge002-klein.jpg (101.3 KB)   
    kentridge003-klein.jpg (76.7 KB)   
    kinderfietsje-Zurich.jpg (32.4 KB)   
    Mauthausen fiets - klein.jpg (53.8 KB)   

    16-09-2013 om 16:12 geschreven door Peter Maerien  


    >> Reageer (1)
    13-09-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Juli 2013 een trainingsrit met de racefiets

    Op een woensdag in juli vertrok ik thuis voor een lange trainingsrit. Ik had geen speciale bestemming. In dat geval is het meestal de richting van de wind die de keuze bepaalt. Het is gemakkelijker om te vertrekken met wind op kop en aan te komen met wind in de rug dan andersom. Er hing een licht wolkendek en de temperatuur was aangenaam. Ik had ervoor gekozen om ‘op souplesse’ te gaan rijden en was vertrokken naar het zuidwesten.

    Na een uurtje peddelen stond ik op het grondgebied van de gemeente Vorselaar. Het leek alsof mijn fiets me naar deze bestemming had gebracht, heel vanzelfsprekend. Bijna zonder erbij na te denken had ik bij elke splitsing van de weg een keuze gemaakt: ga ik naar links of ga ik naar rechts? En dit was het resultaat.

    Maar waarom was ik juist daar? Hoe bewust of onbewust zijn de keuzes geweest die ik onderweg heb gemaakt? Ben ik eigenlijk zo vrij om te kiezen? Ik test dit soms wel eens uit door tijdens het rijden pas op het laatste nippertje te beslissen. Wat zal het worden, links of rechts? Kan ik de keuze, eens ze gemaakt is, nog veranderen, of ligt ze eigenlijk al vast nog voor ik kies? Is de vrijheid misschien alleen maar een illusie?

    Als een tocht geen concrete bestemming of doel heeft, lijken de beslissingen af te hangen van ‘willekeur’… de ‘keur’ van de wil. En wat is daarbij dan de rol van het toeval?  Ach ja, op de fiets heb je veel tijd om te na te denken……

    Maar of het nu toeval was of niet, na een uurtje fietsen bevond ik me in Vorselaar. En telkens als ik hier voorbij kom, gaan mijn gedachten naar vroeger. Want als kleine jongen was ik hier ooit op kamp geweest met de jeugdbeweging. We kampeerden toen op een boerderij in het gehucht Vispluk.

     

    Ik zie aan de kant van de weg een informatiebord staan van de gemeente en stap van de fiets. Op het stratenplan begin ik te zoeken naar het gehucht. Een oude man die een paar meter verder is, draait zich om en keert op zijn stappen terug . “Daag, zoekt ge iets?”  Ik vertel hem wat ik wil vinden op het bord.

    De man praat over de straat waarin we ons bevinden en waar hij woont: het is de Vispluk. Vroeger woonde hij in de boerderij aan de overkant, en tegenwoordig een eindje verderop. Het kartonnen doosje met de zes eieren dat hij in zijn handen heeft, is bestemd voor zijn zoon, die ook in dezelfde straat woont. Ik vertel hem van mijn kamp als kleine jongen en vraag of hij de zandweg kent die naar het kasteel leidt. In het hart van de gemeente Vorselaar ligt namelijk een prachtig kasteel omringd door een groot beukenbos dat reikt tot vlak bij de kerk. Tussen de kerk en het kasteel is er een magistrale dreef, als een levensader. Het schone kasteelvolk heeft indertijd een weg aangelegd recht naar de hemel. De man is vertrouwd met het domein en kent er de paadjes en dreven. Hij vertelt van de bewoners en hun geschiedenis. Met de vorige eigenaar en baron had hij een goede relatie. De baron kende zijn buren en bracht elke maand een bezoek aan de omliggende boerderijen.  Die contacten en hun relaties leidden tot het leveren van kleine diensten en zo was het toezicht en onderhoud van het domein verzekerd.

    Mijn verblijf op het kamp in Vorselaar was tijdens een Paasvakantie. Het is nu al bijna vijftig jaar geleden. We sliepen in de stal van een boerderij op strozakken die we zelf hadden gevuld. Ik weet nog dat er op een nacht sneeuw was gevallen, maar ik kan me niet herinneren dat ik  kou heb geleden. Op het kamp waren er twee of drie koks, oudere gasten waar wij naar opkeken. Op een morgen gebeurde er iets bijzonders, ik zal het beeld nooit vergeten. Een van de koks heette George. Hij stond te plassen tegen de muur van de oude schuur. Het gebouw was erg vervallen, de muren waren verzakt en stonden bol. Het lage pannendak was bedekt met een dun laagje sneeuw. George stopte met plassen, knoopte zijn broek dicht en de muur die hij pas had bewaterd, stortte in. De reputatie van George was vanaf toen een feit.

    Op de boerderij waar de man heeft gewoond, kwamen er ook vaak jongeren kamperen. Ze sliepen in het hooi op de zolder.  Maar van de boerderij waar wij verbleven, kan de man weinig zeggen, tenzij dat er nu waarschijnlijk een andere gebouw staat. 

    Ik vertel hem dat wij van thuis naar onze kampplaats zijn gefietst. Op een dag hebben we ook een ‘koers’ gereden rond het kasteel. Ik herinner me nog precies dat het traject een groot vierkant was. En ik vraag of hij de paden en dreven rond het kasteel kent.

    Met onze kleine fietsen staan we te drummen aan de startlijn voor de boerderij. Ik ben zenuwachtig, ga ik ze wel kunnen volgen? Na de start stuiven we weg over de betonbaan, dan draaien we links een brede zandweg op. Van krachten sparen is er geen sprake, volle gas vooruit door het mulle, stoffige zand. Als we het bos hebben bereikt, wordt de ondergrond harder en minder uitgedroogd, maar de snelheid gaat omhoog. De dreef is eindeloos lang. Ik zie mijn tegenstrevers van me weg rijden en mijn benen kunnen niet meer harder…

    De oude man vertelt me over de paadjes en dreven rond het kasteel. Tijdens de vele nachten dat hij slecht kon slapen, koos hij er dikwijls voor om een fietstocht te maken. De paden van het kasteeldomein waren verhard en je kon er goed over rijden. Achter de boerderij was er een pad dat tot aan het bos liep. En aan de achterkant van het kasteel kon je met een ander pad terug naar de bewoonde wereld.

    Mijn gedachten dwalen weer naar het kamp. Het is alsof ik in de dreef sta, tijdens het grote nachtspel.

    De lichtbundels van onze zaklampen dartelen als schimmige figuren tussen de zwarte boomstammen. Ik houd angstvallig een oog op de gestalte van onze leider en waag me niet te ver uit zijn buurt. Het spel zal ongetwijfeld goed zijn afgelopen, ik herinner me niets van een nachtmerrie…

    De man vertelt verder over de nakomelingen van de baron. Ze waren niet al te snugger, één zat er bij hem in de klas. In zijn latere leven had hij twaalf stielen en niet veel succes….  “Als je verwacht dat de gebraden kiekens in je mond komen gevlogen…” Ik neem afscheid van de man en zet mijn tocht verder. Ook hij zet zijn tocht verder, met een doos vol eieren voor zijn zoon.

    13-09-2013 om 15:16 geschreven door Peter Maerien  


    >> Reageer (0)
    15-07-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onderweg in de Morvan september 2012

    Onderweg


    "Een zwemmer zwemt, hij zwemt in zee, hij zwemt weg van het land.
    Hij neemt bepaalde beelden met zich mee van wat hij achterliet op het land..."

    Ik ben aangekomen in de abdij van Fontenay. Tussen twee zuilen van de kloostergang ben ik gaan zitten. Aan de overkant van de binnentuin zie ik eenzelfde zuilengalerij. Het is hier stil, alleen de wind ruist en een beekje kabbelt in de verte.
    De abdij van Fontenay is ontroerend mooi. De bouw ervan is begonnen in 1139. Eeuwen geschiedenis liggen er versteend. De kracht van de soberheid, het ritme van de vormen... Is dat wat me hier naartoe bracht?

    Vier dagen zijn er ondertussen voorbij. Alleen met de wind en het ritme van de pedalen. Terwijl mijn benen ronddraaien, komt mij het beeld voor de geest van boeddhistische monniken die hun mantra prevelen. Monotoon en schijnbaar betekenisloos. Wat heb ik toch met monniken?
    Vlak boven mij bevindt zich de slaapzaal. "Volgens de regel van Benedictus moesten ze in één ruimte slapen. Op de grond lagen stromatrassen, alleen gescheiden door lage houten schotten." Ik heb vannacht in een comfortabel bed geslapen en had vanmorgen een ontbijtbuffet...

    Tussen Charleville-Mézières en Reims heb ik een deel gevolgd van de Route van Rimbaud en Verlaine. In het hotelletje waar ik sliep, staan op de muren verzen van Rimbaud geschilderd, zoals

    Le Dormeur du Val
    C'est un trou de verdure où chante une rivière
    Accrochant follement aux herbes des haillons
    D'argent; où le soleil de la montagne fière
    Luit: c' est un petit val qui mousse de rayons.

    Frankrijk is een mooi land. Tussen Reims en Troyes zijn de wegen lang en glooiend. Graanvelden en druivenranken wisselen elkaar af. De champagne ligt te wachten in de kelders...
    De zon brandt op mijn huid en de wind waait in het nadeel. Meestal waait de wind van voren, dat schijnt een natuurwet te zijn bij het fietsen. Ik probeer het ritme erin te houden, als een metronoom.
    "Achter iedere berg die ik over kom, ligt er een andere berg in zicht. Nooit wordt er meer dan een tip van de sluier opgelicht..."  Boudewijn is nooit ver weg....

    " ik heb nog twee paar schoenen in Berlijn ...."

    Ineens hoor ik het signaal van mijn GSM. Een bericht van Eddy. "Elisa is geboren op 9/11"... Eddy vergist zich van datum, een beroerde opa. Ik ben met hem ontroerd en wens Elisa voorspoed en geluk op haar levenspad.

    "....als hij maar geen voetballer wordt...."

    Ik wandel verder in de abdij en lees een citaat van de Heilige Bernardus:
    "Men leert meer over de dingen in de bossen en de natuur dan in de boeken; de bomen en de rotsen zullen je dingen leren die je nergens anders te weten komt." ( Epist. CVI)

    Tijd om terug te keren naar Montbard, kijken of mijn wasgoed droog is, morgen gaat de tocht verder...

    "Hoe sterk is de eenzame fietser die kromgebogen over zijn stuur tegen de wind......"

    Onderweg...... en weer thuis

     

     

    Woensdagmorgen. Ik bevind me in het hartje van de Morvan. Het is grijs en het regent. Een zachte regen die niet van plan is om het vlug op te geven.
    Mijn regenjas en voetbeschermers zullen van pas komen. Overtollige bagage zorgt voor hoofdbrekens bij de voorbereiding van de reis. Maar als het materiaal goed dienst doet, ben ik blij als een kind.
    Alleen reizen is een beetje speciaal. Je hebt veel tijd om te denken, in stilte praat ik tegen mezelf. Het gesprek gaat dikwijls over praktische dingen: waar zal ik drinken vinden, heb ik voldoende mondvoorraad, hoe voelen de benen...

    Dialogeren en organiseren: zit alles op de juiste plaats in de rugzak?
    Het inpakken 's morgens is een ritueel: de zonnebril wordt bevestigd op het stuur, de kaarten zitten binnen handbereik, het achterlicht achteraan de tas... ik kan vertrekken!


    Er hangen witte nevelslierten tussen de heuvels. De mist is hardnekkig. Ik rijd in de richting van Avallon en mijn gedachten dwalen naar de titel van een boek: 'Nevelen van Avalon'. "In de tijd van het heilige eiland Avalon begonnen de poorten tussen de werelden in nevelen te verdwijnen" (..) Morgaine, halfzus van koning Arthur spreekt: "het grote geheim is dat we iedere dag weer een nieuwe wereld creëren door wat we denken. (..) de waarheid heeft vele gezichten en is als de oude weg naar Avalon..." Terug nu naar deze weg: ik bevind me in Frankrijk en ben op weg naar de Franse stad
    Avallon.

     

    Enkele kilometers voor Avallon ligt Vézelay. Het is een mijlpaal voor pelgrims, onderweg naar Santiago de Compostella. De prachtige basiliek van Vézelay ligt op een heuvel. Ze is toegewijd aan Maria-Magdalena. De architectuur is sober met een zuiver ritme van lijnen en bogen.

    M. Rostropovich vond het de ideale plek om er in 1991 tijdens een koude nacht de cellosuites van J.S. Bach te spelen. "In het strakke ritme van de architectuur ervaar ik een sterke overeenkomst met het ritme van de muziek van Bach." zegt hij. De twee Cd’s zijn een bijzondere muziekervaring, een virtuoos bespeelde cello in een lege basiliek...
    Twee jaar geleden was ik hier voor het eerst. Nu loop ik opnieuw de heuvel op, langs de winkeltjes en terrasjes. Het is er druk en ik begin te denken aan Scherpenheuvel.
    Ik kom in de kerk en zie een bordje met de volgende tekst:

    "De pelgrim besluit om zijn vertrouwde omgeving te verlaten. Hij begint een vermoeiende reis, in contemplatie en gebed, dikwijls ook boetedoening. Hij volgt de 'sanctuaire' weg op zoek naar zichzelf. Dikwijls beleeft hij de essentiële ervaring van de ontmoeting met God."

     

    Ik ben nu 7 dagen onderweg en volg verder noordwaarts een mooi fietspad langs het Canal du Nivernais. Het kanaal loopt parallel met de rivier de Yonne. Op sommige plaatsen staan beide met elkaar in verbinding, heel schilderachtig.

    Langs het kanaal staan rijen bomen, afgewisseld met landerijen. Af en toe is er een steile rotsformatie. De bruggetjes zijn klein en amper geschikt voor een auto. Er zijn regelmatig sluizen met op de oever telkens een klein huisje, ik vermoed van de voormalige sluiswachter. In plaats van de sasmeester zie ik nu de schippers zelf aan de zwengel draaien. Deze schippers varen voor hun plezier. Hun passagiers kijken vriendelijk en wuiven naar de fietser die hen voorbij rijdt.

     

    Ik fiets in de richting van de stad Auxerre. Na zeven dagen toeven in Frankrijk krijgt ook mijn innerlijke conversatie een frans tintje... 'le vent est plutôt favorable'... mooi!... Ik denk weer terug aan gisterenavond aan tafel: "Tout se passe bien, monsieur?".... "Bonne continuation!"..... mijn eten smaakt nog lekkerder... Aan tafel links van mij hoor ik: "Dit lijkt wel een oliebol!"...... dan toch maar liever het Frans: "Le vent est plutôt favorable"....."bonne continuation!".

     

    In Auxerre besluit ik om de volgende dag de trein te nemen naar het noorden, daarna is het nog een dag door België fietsen en dan ben ik terug op de verjaardag van Jules.

    Met de fiets op het Franse spoorwegnet is een aanrader, vooral in de treinen van de Bourgogne. De TGV of de Thalys is een ander verhaal....

    In elk geval wacht mij een nieuw avontuur, met de fiets door Parijs! Ik zal aankomen in la Gare de Bercy en vind aansluiting naar het noorden in la Gare du Nord. Gelukkig met voldoende tijd voor de 'transfer'...

     

    La gard du Nord is een smeltkroes. Ik bevind me in een wriemelende mensenzee. Mensen komen en gaan. Waarheen? Waar vandaan? Een Afrikaanse vrouw staat te wachten bij twee koffers en een grote zak. Ze draagt een baby op haar rug. Ik vraag of ik een foto mag nemen. Het mag. Ze glimlacht: "You're welcome". Mooi toch: "You're welcome".

     

    Ik ga op zoek naar een toilet. Ik kijk in het rond en zie honderden bordjes, elk met een boodschap. Borden met letters, met symbolen of met beide. Voor 'toilet' is het: twee poppetjes, een mannetje en een vrouwtje, en een pijl schuin naar onder.

    Het toilet is op een lager niveau! De roltrap is een volgende hindernis. Wat doe ik met de fiets? "Mesdames et messieurs, om redenen van veiligheid, laat geen onbewaakte bagage achter" klinkt het door de luidsprekers.... Wat een afstand mag ik afleggen, gelukkig heb ik tijd genoeg.

     

    De rit van morgen gaat van Maubeuge naar huis en is 200 km, ik zal stevig mogen doortrappen! Maar de benen zijn goed en "le vent est plutôt favorable". Het wordt een blij weerzien, maar de Jules.... die is ondertussen in slaap gevallen!

     

     

     

     

    Het trajact – 973 km met de fiets:

     

    dag 1     Merksplas - Anseremme

    dag 2     Anseremme - Charleville-Mézières

    dag 3     Charleville-Mézières - Reims (trein)

    Reims - Troyes

    dag 4     Troyes - Montbard

    dag 5     Montbard - Fontenay

    Fontenay - Montbard

    dag 6     Montbard - Chateau Chinon

    dag 7     Chateau Chinon - Vézelay - Auxerre

    dag 8     Auxerre - Paris (trein)

    Paris -    Maubeuge (trein)

    dag 9     Maubeuge - Merksplas

     

    15-07-2013 om 18:01 geschreven door Peter Maerien  


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Provence zomer 2013

    Reisbericht vanuit de Provence

     

    Het is zaterdag 29 juni. Wij zijn ondertussen al bijna twee weken van huis weg, de tijd vliegt. Ik heb al een paar mooie fietstochten kunnen maken, de streek is zonder meer prachtig.  Gisteren ben ik, op aanraden van Gerard, naar de ‘ancien village’  van Bras d’ Asse gereden, ongeveer 50 km ten oosten van onze camping.

    Toen Louis hier nog was zijn we vorige week samen al eens gaan zoeken naar die plek, maar zonder resultaat. De exacte naam van het dorp was ik blijkbaar vergeten en we kwamen terecht in ‘les Ganas’ een gehucht van Ongles, er verbleven overwegend Parisiens. ‘Maar’, zei een oudere bewoonster,  ‘hier in de buurt is er ook een gehucht waar Belgen wonen, vraag het maar eens in het café in het dorp’…

    Bij een volgend tochtje belandden we rond de middag op het terras in Ongles.  ‘Oui, il y a des Belges, ils habitant  à la Rouvière, ils viennent tout de suite pour boire leur aperitif.’  We ontmoetten er enkele Vlamingen waarvan er één gites verhuurt, de anderen waren familie en een vriend. We hadden nog niet gevonden wat we zochten, maar de man met de gites kende nog een andere ‘kolonie’ Belgen en die was niet in ‘Ganas’, maar in: ’Bradas’…..

    Onderzoek op de kaart  bracht  meer klaarheid: een eind verder naar het oosten, in de vallei van de Asse, ligt het dorpje ‘Bras d’ Asse’ en een smal weggetje leidt naar de ‘ancien village’, op de Michelin-kaart aangeduid met het symbool voor ‘ruïne’.  Deze keer geen twijfel meer, dat was de plek.  Waar het geheugen begint te falen, kan een toevallige ontmoeting en wat speurzin nog tot resultaat leiden..

    Gisteren dus vertrokken naar Bras d’ Asse. Eerst de vallei van de Durance over en dan langs een mooi plateau met koren-, salie- en lavendelvelden steil afgedaald naar  St Julien d’Asse.

    Ik volg de vallei en kijk links naar omhoog. Op de kam is er een ruïne,  en rechts… daar is een gracht, ik was er bijna in gesukkeld… Na een steile klim kom ik aan in het dorpje. Op een groot terras staan twee  lange tafels. Ze worden afgeruimd van het middagmaal. Het ruikt er nog lekker. Ik zie een vrouw naast een grote pan de laatste restjes paëlla bijeen scheppen. Ik word voorgesteld aan Marc : ‘Ah, nog nen toerist die eens komt kijken, of komt ge naar hier voor te werken?’…   Ondanks z’n cynisme is hij niet onvriendelijk en hij vraagt me wat ik wil drinken. Ik neem een glas water en ga zitten. Zoals bij elk beginnend gesprek wordt er wat afgetast, maar na enkele minuten weet ik waar het om draait: ‘de meeste mensen zijn lui en de Belgische staat zal failliet gaan’… ‘ in België worden alleen de profiteurs  beloond’… ‘maar met Frankrijk is het nog erger gesteld’…. ‘Je klinkt verbitterd’ zeg ik en hij beaamt.  ‘Voor een project als dit zijn er drie dingen nodig: geld, bereidheid tot werken en de bereidheid tot samenwerken’....  Marc heeft de balans opgemaakt, onvoldoende over heel de lijn…

     

    Na een tijdje verdwijnen de ergernis en de scherpe kantjes en ik word uitgenodigd om eens rond te gaan kijken in de gebouwen en de tuin. Op het ogenblik van m’n bezoek verblijft er een groep van gehandicapten uit Mechelen. In de half gerestaureerde kapel hangt het vol met tekeningen en schilderwerkjes van de gasten. Een vrouw toont me fier wat ze heeft gemaakt, ik maak een paar foto’s en ze glu

    Het is tijd om terug te keren naar de camping. Ik kies ervoor om weer over het plateau te gaan, maar dan moet ik wel steil omhoog vanuit de vallei, een uitdaging die ik niet kan laten liggen. Ik word boven beloond met een prachtig uitzicht over het dorpje Entrevennes en de omgeving. De huisjes zijn tegen de heuvel geplakt, ik besluit om er eens te gaan kijken. De kerk ligt, zoals wel vaker, helemaal boven in het dorp. Ik vraag een oude man de weg, hij begint te vertellen en nodigt me uit om een glas te komen drinken in zijn huis.

    Monsieur Robert Maestracci is 84 jaar en woont in een ruim huis. In de gang zitten twee katten en verderop zie ik nog een derde. Entrevennes is niet alleen een pittoresk Provençaals dorpje, maar het heeft ook een bijzondere geografische ligging. Mijnheer Robert begint met mondjesmaat  te vertellen over zijn opzoekingswerk, rustig, gedecideerd en zonder een zweem van de passie die er toch lijkt te zijn.  Ik raak geïntrigeerd door zijn verhaal en we arriveren samen in zijn studiekamer. Allerlei metingen en geometrische constructies op topografische kaarten tonen het bijzondere van de plek en het verband dat er is met andere historische, sacrale of in geologisch opzicht bijzondere plaatsen. De Da Vinci code is niet ver weg en mijnheer Robert verwijst er ook naar. Zo is er de bergpas over de montagne de Lure, ‘le Pas de Graille’.  Graille is het Provençaalse woord voor raaf, de geografie vertoont de vorm van… een vogel en het woord graille is verwant met… ‘de graal’….. Niet alles kan ik goed verstaan, maar monsieur Robert laat me het boek zien dat hij erover heeft geschreven….. uitgegeven in 1989 en met een inleidend woord van ene mr Lincoln. In de inhoudstafel zie ik astrologische termen en begrippen uit de mythologie…‘het boek is helaas nergens meer te verkrijgen’…

    Op het bureau zie ik de foto van zijn overleden vrouw, mijnheer Robert kijkt even opzij, ik raad zijn gedachten. Sinds september bereddert hij zichzelf. Veel tijd om te studeren is er niet meer over: de was, de plas, het koken, de zorg voor het huis. Maar de pc staat aan en een email mag ik wel sturen.  Ik neem afscheid van een minzaam man. Buiten wacht mijn fiets, een bezoek aan de kerk is er niet meer van gekomen. Ik zet mijn terugweg verder richting Forcalquier en krijg de wind pal van voren. Ik stop even en stuur Marleen een berichtje: ‘ben een beetje en retard, tot straks’.

                            

    Dit was ik bijna vergeten: op de heenweg heb ik een kort bezoek gebracht aan de Romeinse  ‘site d’Alaunium’.  Reizigers op  weg van Apt naar Sisteron hielden er halt om te rusten en zich te bevoorraden. Toen al en ook later kreeg de plek een religieuze betekenis. De kapel die er nu nog staat, is toegewijd aan de ‘Notre Dame des Anges’.

    Bijlagen:
    studie entrevennes 1 klein.jpg (58.6 KB)   
    studie entrevennes 2 klein.jpg (50.6 KB)   
    via domitia 2 klein.jpg (30.8 KB)   
    via domitia 3 klein.jpg (89.9 KB)   

    15-07-2013 om 00:00 geschreven door Peter Maerien  


    >> Reageer (0)
    23-08-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Met de racefiets en bagagekarretje naar Frankrijk
    Hier vind je enkele dagboeknotities van mijn fietstocht in Frankrijk van 10 tot 20 augustus 2010.

    Met de fiets naar Vézelay
     
     
    Dag 3: De regen trekt op uit de vallei van de Semois. Voor het ogenblik is het droog en straks ben ik in Frankrijk. Eerst nog een stukje klimmen.
    Boven in het bos van Sugny hoor ik het gevecht van twee reebokken. Ik zie ze vlak naast de weg. Ze trekken zich weinig aan van een eenzame fietser. De hormonen doen hun werk. Plots schiet de verliezer in mijn richting. Hij springt me bijna omver. Maar zijn reactie is vlug. Prachtig schouwspel.
    Zouden het ook hormonen zijn die me aan deze tocht deden beginnen? Ik weet het niet. Ik ben alleen op pad vertrokken. Tijdens bedevaarten en kruistochten bleven de dames thuis. Vézelay heeft me geroepen... Wat lokt me er naartoe? Zijn het de hemelse cello-suites van Bach die werden opgenomen in de kathedraal? De architectuur van de romaanse kerk? De geschiedenis van de plek? Of is het de mythe?
    Onderweg zijn het vooral de stoffelijke zaken die mijn gedachten in beslag nemen: waar vind ik eten en drinken en waar kan ik straks slapen? Op ‘la campagne’ in Frankrijk is dat niet evident. Even dacht ik dat de sterrenhemel mijn dak zou worden. Maar uiteindelijk ben ik goed terecht gekomen.
    Ik beland eerst in een 'miellerie'. Ze hebben er lekkere honing en ook enkele gites, maar alles blijkt vol te zitten. Ik krijg verse koffie aangeboden en er ontstaat een leuk gesprek. Er wordt getelefoneerd naar een chambre d’hôtes even verder op. De man wil me met de auto brengen, want het is 12 km terug naar het noorden. Voor de lift heb ik bedankt, maar de koffie geeft me vleugels.
    Het zijn niet alleen stoffelijke zaken die me in beslag nemen. Wanneer je alleen reist, praat je tegen jezelf en je denkt aan je geliefden. Eén ervan heeft deze tocht al eens gedaan, niet met een race-fiets maar met een Gazelle-toerist. Achter mijn fiets hangt een karretje voor de bagage. Het ding volgt prima! Maar wat heb ik toch weer veel gewicht bij... "Eén onderbroek is genoeg", zei Lowie. Verstandige man! En waarom die 1200 gr tekengerief !? Heuvel op, heuvel af. Goed voor de spieren, maar van tekenen is nog niet veel in huis gekomen. Straks misschien: de kathedraal van Vézelay? Zoals Monet de kathedraal van Rouen heeft afgebeeld: 's morgens, 's middags en 's avonds. Maar dan toch liever niet onder het oog van de toeristen. Geef mij maar mijn eenzaamheid. Morgen ben ik weer op pad.


    Voor het slapen gaan, nog even proeven van enkele heerlijke bladzijden van Erwin Mortiers "Godenslaap" ...
     
    "... dat uit een kind de substantie der goden nog niet helemaal weggesijpeld is." (pag. 16)
     
    "... over de goddelijkheid der kinderen en de kindsheid der goden. Hun beider bestaan kent het karakter van een dromerig spel want ze hebben geen weet van de dood. Hun wreedheden zijn lichtvoetig, hun tederheden bruut. Smelt de oneindigheid van de doden samen met het onbevangene van een kind en wat je krijgt is een gruwelijke godheid." (pag. 17)
     
    En over boeken: "... dat boeken net als goden en kinderen in het voorgeborchte van het bestaan verblijven, (...) Alles moet er nog gebeuren en alles is er al voorbij; dat is van het paradijselijke de essentie." (pag. 18).
     
    Tot binnenkort!

     

     

     

     

    Dag 3 (vervolg): Na een kleine omweg via de 'miellerie' ben ik goed terecht gekomen in een chambre d' hôtes in Grandpré. 's Avonds zitten de gasten bij het gezin aan tafel voor het eten. Ik zit recht tegenover de boer. De man is 70 jaar en op pensioen. Zijn dochter heeft het bedrijf in handen. Tijdens de maaltijd wordt zij plots van tafel geroepen want er zijn koeien uitgebroken. Nog tijdens het dessert is ze al terug. En er ontstaat een vinnige discussie. Ik probeer zo goed mogelijk te volgen. Als ik nu maar beter Frans verstond! Maar hun lichaamstaal spreekt boekdelen. Dit is 'savoir vivre' of hoe de Fransen met een conflict omgaan. Ik geef mijn oren de kost. Ondertussen brengt de moeder een zelf gebakken dessert. Het is een taart met de allereerste mirabellen van het seizoen. Ze smaakt heerlijk en ik ga vroeg slapen.

    Dag 5: Ik ben aangekomen in de jeugdherberg van Troyes, de vroegere hoofdstad van de Champagne. Het is een prachtige locatie, maar de herberg is compleet verlaten. Ik heb alleen het gezelschap van de conciërge en zijn vrouw. Twee mensen die zich door het leven sloffen. 's Morgens zit ik in een verlaten eetzaal en krijg ik koffie uit een plastic beker. Mijn aandacht wordt getrokken door een affiche aan de muur. Op 16 maart 2008 zijn in Parijs een aantal wielertoeristen vertrokken naar Peking. De reisroute staat uitgetekend op het bord: 12.000 km met de fiets. Ik trek er een paar foto's van. Buiten druilt de regen onophoudelijk. Morgen bezoek ik de stad Troyes. En dan weer de fiets op, verder naar het zuiden.

    Dag 7 en 8: Vandaag heb ik een stuk langs het kanaal van Bourgogne gereden, dit is Frankrijk op zijn mooist! In Chablis rijd ik door de wijngaarden. Het zijn nog pittige klimmetjes voor ik op mijn bestemming ben. Maar het binnenrijden in Vézelay is de bekroning. En straks sta ik in de basiliek... Ik zal er een dag verblijven.


    Dag 9: Het fietsen in Frankrijk zit er op. Ik zit op de trein naar Parijs. Vanmorgen heb ik nog een kort ritje gedaan naar het station van Avallon. Het stadje Avallon ligt een paar heuvels voorbij Vézelay, in het noorden van de Morvan. Dit is een streek om naar terug te komen!
    De trein is nieuw en comfortabel, met veel ruimte voor mens en fiets, maar geen hoge-snelheidstrein. In Parijs zal ik aansluiting hebben met een trein 'à grande vitesse' naar Lille. Het blijkt niet mogelijk te zijn om tot Brussel te sporen met de fiets. Ik heb nog wat aangedrongen aan het loket, maar uiteindelijk toch maar ingestemd en een ticket genomen naar Lille. Als alles goed gaat, logeer ik vanavond bij mémée. Dat is een onverwachte wending, maar ik weet dat ik straks ga landen in een veilige haven.

    Ik steek de adapter van mijn GSM in het stopcontact. 230 volt wordt feilloos omgezet naar de juiste spanning. Oef, ik zal weer SMS-jes kunnen versturen, mocht het nodig zijn. Op een vijftal meter voor mij staan mijn fiets en het karretje in een grote ruimte. Ik kan ze van op mijn zitplaats in de gaten houden. Een vrouw met twee kindjes is net opgestapt. Ze heeft een klein meisje bij in een buggy en een jongetje van 4 jaar. Een vinnig ventje met een petje op. Hij gaat de fiets bekijken. Ik zie hem in zichzelf praten en bewegingen maken. Ik probeer zijn gedachten te raden. Het duurt niet lang of hij gaat voelen aan het spatbordje van mijn kar. "Pas toucher!" roept de mama. De woorden hebben geen effect. "Touche à rien!" Het jongetje doet verder met wat hij niet kan laten. Misschien wil ik hem wel iets vertellen van de fiets, of van mijn tocht. Maar ik blijf zitten en kijk naar het ventje. Welke tochten gaat hij ooit maken, hoe zal zijn levenspad eruit zien? Nieuwsgierigheid zet aan tot onderzoek. En dan volgen ervaring en inzicht.

    Nieuwe situaties hebben altijd iets spannends. Hoe geraak ik straks met de fiets door Parijs, van het ene station naar het andere? De aankomst is voorzien om 15.46 u, het vertrek naar Lille om 17.58 u. Ondertussen loopt mijn trein binnen in Paris Bercy, in het zuiden van de stad. Het vertrek is straks in Paris Nord. Ik heb 2 u en 12 minuten. Dat moet voldoende zijn. Ik grijp mijn fiets vast, maar het voorwiel valt er uit. Godver..., die kleine vlegel heeft er dan toch aan geprutst. Het is zonder veel erg! Op weg dus naar de volgende etappe.

    De overtocht door Parijs is goed verlopen. Ik zit weer in de trein, op een genummerde plaats deze keer en binnen een uur zal ik in Lille zijn. Mijn bagage en ikzelf zijn veilig en wel aan boord geraakt. Maar het voorbije anderhalve uur is een speciale ervaring geweest.


    Bij aankomst in Paris Bercy ben ik naar het infoloket gegaan. Ik heb een plannetje van de stad gekregen en besluit om de oversteek bovengronds te maken. De metro is niet te doen met het karretje. Ik spreek een keurige Parisienne aan, ze is tussen 60 en 65 jaar, schat ik. De dame spaart tijd noch moeite om samen met mij uit te zoeken hoe ik het best kan rijden. Ze stelt me gerust, er is voldoende tijd! En wat is Frans toch een mooie taal!

    Parijs heeft flinke inspanningen gedaan voor de fiets. Op verschillende plaatsen zijn er publieke fietsen ter beschikking. En er zijn stroken voor fietsers afgebakend op de rijweg. Alleen merk ik al vlug dat het fietspad ook wordt ingenomen door voetgangers die er zorgeloos over flaneren. Ik volg de boorden van de Seine en krijg een prachtig uitzicht op de Notre Dame. Opletten dat ik niet tegen het stalletje van een schilder aanrijd. Langs de oevers van de Seine rijden was een goed plan, maar nu moet ik nog zien dat ik via de trap terug op een hoger niveau geraak. Hopla karretje los en met de klikschoenen aan dan maar alles naar boven gesjouwd.

    Terwijl ik verder rijd, spreek ik een jongen op een mountain-bike aan. Hij loodst me feilloos naar 'la Gare du Nord'. En hij heeft bewondering voor het karretje. Ik zwaai nog naar hem en hij steekt zijn duim op als hij er zeker van is dat ik de laatste afslag in de goede richting neem. Aan het station is het even schrikken: de buurt wordt streng bewaakt door la garde civil, met het geweer in aanslag. Waakzaamheid voor mogelijke aanslagen. Maar nu zit ik goed en wel in de trein en hij is in alle veiligheid vertrokken. Ik had niet gedacht dat ik op deze manier Parijs nog eens zou zien.

     

     

    Dag 9 (vervolg): Mijn schoonbroer Geert komt mij afhalen aan het station van Lille. Ik heb aan zijn vriendelijk voorstel, via SMS, niet kunnen weerstaan. Liefst van al wou ik de resterende kilometers met de fiets afleggen, maar dan zou het bijna donker geweest zijn bij mijn aankomst.
    Ik word als een prins onthaald. We eten samen mosselen met frites en drinken een glas lekkere wijn. Bij mémée kan ik straks gaan slapen. Zoals vroeger, toen de kinderen nog klein waren en we met z'n allen op bezoek gingen. Mémée vraagt of ze de wekker moet zetten. Ze weet dat ik morgen meer dan 180 km voor de boeg heb.


    Dag 10: Om kwart voor zeven worden we wakker, zonder wekker. Ik begin me klaar te maken. Mémée kijkt aandachtig toe. Ze heeft chocoladekoeken gekocht en vraagt wat ik nog nodig heb. Terwijl ik bezig ben bekijkt ze nieuwsgierig mijn fietsschoenen. Ik vertel haar alles over het systeem van de klikpedalen. Dit is voor ons beiden geen alledaagse ochtend. Ik zwaai haar nog ten afscheid en zet koers richting Merksplas. Het eerste dorp dat ik tegen kom is Dadizele, een bedevaartsoord met een kathedraal. Na tien km heb ik al een wegomlegging. Dat is geen goed begin! Ook voor de Vlaamse fietspaden in 'macadam' ben ik bevreesd, maar na een dertigtal km vind ik een prachtige route langs het Leie-kanaal: hoera, recht naar Landegem! Via Drongen en Afsnee zoek ik de Gentse ringvaart op. Als ik de Schelde kan bereiken, zit ik goed. Ik rijd een jonge vrouw op de fiets voorbij. Een km verder sta ik stil om op de kaart te kijken. De jongedame zet haar weg verder. Ik haal haar weer in en begin een gesprek. Ze komt van Aalter en fietst naar haar moeder in Melle. Haar man is een verwoede fietser, zegt ze. Samen zijn ze al naar Barcelonette in de Franse Alpen geweest. Hij is er de 'col de la Bonette' opgereden, zij reed mee in de volgwagen en de Mont Ventoux heeft hij ook al beklommen. "Ik heb geen tijd om te trainen, want we hebben drie kleine kinderen". Tja, wat zeg je dan, "laat je man er ook voor zorgen"? We groeten elkaar hartelijk en ik zet mijn weg verder.

    De Schelde volgen, is geen succes. In Melle is het fietspad onderbroken. Ik neem de gewone weg naar Dendermonde. De grote markt lijkt me een goede plek om er wat te eten en te drinken. Ik bestel een koffie. Op een mooi terras heb ik zicht op de historische gebouwen van de stad. Naast me zit een heer met een glas Orval. Ik zeg iets over het bier en hij begint te vertellen. Na een poos bestelt hij een tweede. Het valt me op dat de mensen vlug over zichzelf gaan vertellen als je hen aanspreekt. Maar de man is ook nieuwsgierig naar mijn tocht. "Je hebt een goeie vrouw", is zijn conclusie. Aan een tafeltje achter ons heeft een heer aandachtig meegeluisterd. Hij zegt niets, maar knikt instemmend. Ze wensen me beiden succes met de verdere tocht. Voorbij Boom kom ik op het fietspad langs het Nete-kanaal. Hier zit ik op bekend terrein. Ik schakel een tandje bij en weet dat ik op een mooi uur thuis zal zijn. Ik kijk uit naar het weerzien.


    23-08-2010 om 11:38 geschreven door Peter Maerien  


    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 22/06-28/06 2015
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 23/08-29/08 2010

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs