Een Frans skioord, maandag 27 februari 2006 20u36.
We bevinden ons in een gezellige
chalet waar een knetterend haardvuurtje een aangename warmte en dito
gloed verspreidt. Aan de houten chaletmuur overschouwt een lege
hertenkop de chalet en ziet behalve de buitenkant van een geschoten
beer op de vloer en onder een salontafeltje, twee mensen bij het
haardvuur. Het zijn Patrick Dewael, Belgisch minister van buitenlandse zaken, en Fehriye Erdal,
Turkse activiste en aanstaande terroriste. De minister heeft net een
lekkere pot warme chocolade gezet en bij een heerlijk speculaasje
genieten beide mensen van elkaars gezelschap. Een gesprek komt op gang,
eerst nog over de voorbije skidag, dat de sneeuw goed was en hoe vaak
Fehriye op haar smikkel gevallen was. Geleidelijk aan echter komen
serieuzer onderwerpen aan de orde. Patrick neemt de pot warme chocola en
schenkt hun beider kopjes opnieuw vol. Hij neemt zijn mok -met beide
handen omklemmend, nooit bij het oor- en leunt met licht bezorgde
uitdrukking op het gelaat achterover in de comfortabele zetel. Hij
staart in de vlammen en priemt de toekomst. Vervolgens kijkt hij
Fehriye met goedwillende, zij het licht debiele blik aan. En zucht. "Straks word je veroordeeld," zegt Patrick een beetje benepen. Fehriye hoort hem niet, want het
speculaasje dat ze net in haar kop chocolade had gedoopt, is
afgebroken. Met een klein lepeltje roert en schept Fehriye driftig in
de mok tot ze het laatste restje speculaas heeft verwijderd. Patrick
merkt dat hij ongehoord is, maar dat wekt in hem geen furie. Ontroerd
staart hij naar de mooie Fehriye met haar veel te grote bril, naar die
zachte meisjestrekken en die geconcentreerde blik. Fehriye voelt in
haar ooghoeken de starende blik van de minister en kijkt verstrooid op. "Zei je wat," vraagt ze, terwijl ze
hem met een verwarde glimlach aankijkt. Nu smelt Patrick Dewael pas
helemaal weg. Wat een vrouw! "Vandaag is de dag van je veroordeling," herhaalt hij zacht. Fehriye slaat haar ogen neder en zucht nu op haar beurt. De glimlach op haar gezicht krijgt een droeve uitstraling. "Ik weet het," zegt ze broos. Een
traan biggelt over haar linkerwang. Patrick, die bang is dat hij
dadelijk in janken zal uitbarsten, zet zijn mok chocolade neer en neemt
Fehriye stevig in zijn armen. De Turkse laat het zich graag welgevallen. "Het zal wel meevallen, Fehri. Er kan je niks gebeuren, je zit veilig hier bij mij." "Ik weet het, maar dat is net het
oneerlijke. Ik zou in België moeten zitten, in plaats van als een laffe
hond te gaan lopen. Maar dat tot daar aan toe. Waar ik me vooral
schuldig over voel, is dat jij in mijn plaats de schuld gaat krijgen,
wanneer ze merken dat ik er niet ben." "Dat heb ik er graag voor over, Fehri." Fehri kijkt de minister vol liefde
aan. Hoe kan er toch zoveel goedheid schuilen in zo'n lelijke mens,
vraagt ze zich een beetje beschaamd af. Vroeger had ze van hem gewalgd,
toen ze hem op tv zag en in de kranten over hem las. Maar sinds hij
haar ruim een half jaar geleden uit haar schuilplaats in België was
komen halen en naar een anoniem plekje in Frankrijk had gebracht, had
ze haar mening moeten bijstellen. Sindsdien hadden ze veel tijd samen
doorgebracht, was ze hem beter gaan leren kennen en dat waarvoor ze een
jaar geleden haar hand in het vuur zou hebben gestoken dat het nooit
zou gebeuren, gebeurde: ze werd verliefd. Op Patrick Dewael. Al snel
werd duidelijk dat de liefde wederzijds was. De vele uren samen waren
hemelse momenten in het helse leven dat Fehri de laatste jaren had
geleefd. "Ik hou van je," zegt Patrick, die Fehri's gedachten had gelezen in haar blik. "Ik hou ook van je," antwoordt Fehri zacht. En dan: "Wanneer moet je vertrekken?" "Woensdag of donderdag, schat ik zo.
Straks volgt de uitspraak, dan de vaststelling dat je gaan lopen bent
en dan zal Guy wel bellen dat ik moet terugkomen." Patrick lacht een
lachje zonder vreugde. "Er zal veel kabaal om gemaakt worden.
Bananenrepubliek zal nog een aardige omschrijving zijn in de pers. Dom
woord eigenlijk, want België is geen republiek. Een koninkrijk, dat is
België. Vlaanderen zou graag een republiek zijn, maar historisch gezien
is het meer een graafschap. En Wallonië is eigenlijk helemaal niks. Een
stukje Frankrijk, denk ik." "Ga je ontslag moeten nemen,"
onderbreekt Fehri de man van haar dromen. Patrick ontwaakt uit zijn
onzintrance, weet even niet waar hij zich bevindt, spoelt zijn hersenen
terug naar het begin van het gesprek, weet weer waar hij is en
kijkt Fehriye een beetje schaapachtig aan. "Ik denk van wel," fluistert hij nauwelijks hoorbaar. Fehriye breekt en laat haar tranen nu de vrije loop. Ze klampt zich aan de minister vast. "Je weet toch dat je dat niet moet.
Ik zal me wel aangeven, uiteindelijk ben ik toch wel schuldig. Zo
slecht kan het leven in een gevangenis niet zijn, toch?" Patrick legt zijn geliefde met een vinger op de lippen het zwijgen op. "Zwijg nu, liefste. Ik heb mijn
beslissing genomen en ik zal er me naar gedragen. Morgen ga ik naar
huis, overmorgen kom ik al terug om de amateuristische indruk compleet
te maken, volgende week trotseer ik het parlement en daarna neem ik
ontslag, voor één keer met de rechten van de mens aan mijn kant. Het is
het minste wat ik kan doen. Na mijn ontslag kom ik terug naar hier en
genieten we nog enkele weken van onze welverdiende vakantie." "Ooh, ik hou toch zoveel van jou, ik
hou zoveel van jou!" snikt Fehri en ze begint hem hartstochtelijk te
kussen. Wat volgt is een teder liefdesspel, waarvan de schaduwen dansen
op de muren van de chalet. Twee uur later, wanneer de vlammen van het
haardvuur allang gedoofd zijn en de ogen van een slapende Fehri
evenzeer, houdt de minister zijn Turkse terroriste nog steeds in zijn
armen. Ze ligt met haar hoofd, nu zonder grote bril, op zijn borstkas.
Patrick Dewael ligt wakker in het donker te staren en telt huilend de
laatste uren van zijn
ministerschap.