De hoef kun je vergelijken met een nagel of een klauw. De voor en achterhoeven verschillen wel van vorm. Het gewicht wordt gedragen op de buitenste rand van de hoef. De flexibele straal (V-vormig) vangt de schokken op bij het neerzetten.
Het hoefhoorn = de buitenkant van de hoef bestaat uit een soort een soort eiwit dat keratine heet.
Het wordt gemaakt door de cellen van de kroonrand (hoefrand) in een soort buisjes die verticaal over de hoefwand naar beneden lopen. Een gezonde hoef heeft een glad oppervlak, zonder horizontale groeven of verticale barsten. Vandaar dat paarden ook altijd verticale (naar beneden lopende) strepen in hun hoeven hebben.
De onderkant van een hoef mag niet zacht zijn maar ook niet te hard dat deze gaat afbrokkelen.
Indien dit laatste het geval is dan zul je de hoeven moeten vetten. Zijn ze te zacht dan moet je teer gebruiken. De hoef moet een beetje hol zijn, maar niet té hol. Ongeveer 1 of 2 vingerdikten diep. Er wordt vaak gedacht dat de straal een gevoelig plekje van het paard is. Hier zit echter helemaal geen gevoel in, je ziet vaak dat de hoefsmid er stukjes vanaf snijdt. Het dient er alleen maar voor om schokken te absorberen wanneer het paard zijn voeten neerzet.
Bekappen van de hoef
Hoeven van paarden kun je vergelijken met de nagels van een mens. Deze groeien bij paarden ook door. Daarom is het zaak dat je de hoeven laat bekappen door de hoefsmid.
De leeftijd van een paard bepalen aan de hand van zijn gebit.
De leeftijd van een paard kunt u pas zeker zijn als het tijdstip van geboorte vermeld staat op het geboortebewijs of op andere stamboekpapieren. Maar aan de hand van het gebit van het paard kunt u een goed idee krijgen van zijn leeftijd. Bij een paard dat jonger dan 5 jaar is bepaald men de leeftijd aan de hand van de melktanden en kiezen die te voorschijn komen en daarna wisselen. Vanaf 6 jaar kijkt men meestal naar hoever de snijtanden in de onderkaak afgesleten zijn.
1: pasgeborenen. De punten van de voortanden zijn net te zien.
2: 6 maanden. De veulenhoektanden komen door.
3: 2 jaar. De veulenhoektanden zijn nu geheel gevormd.
4: 3 jaar.
5: 4 jaar.
6: 5 jaar. De blijvende hoektanden zijn nu in gebruik.
7: 6 jaar.
8: 7 jaar. Let op de verdikking aan de binnenkant van de voortanden.
9: 10 jaar. De tanden worden langer en steken verder naar voren.
Het signalement van het paard is een zo volledig mogelijke omschrijving van het exterieur van het paard. Voor inschrijving in het stamboek of bij aankoop en verkoop van een paard is het noodzakelijk dat u het signalement zo volledig mogelijk kunt omschrijven. Vaak echter wordt gevraagd dat dit door een bevoegd iemand wordt gedaan, bijvoorbeeld door een dierenarts.
Hieronder bespreken we een toepassing van het bovenstaande. Hier ziet u een signalement van een tobiano pinto.
Dit signalement kan gebruikt worden als geboorteaangifte maar kan ook dienen voor het vaccinatiecertificaat.
Bij dit signalement hoort ook een beschrijving. Die zullen we hier opbouwen.
Hoofd
Kolletje. Schuin streepvormige sneb uitmondend in rechter neusgat.
Hals
Symmetrische witte vlek aan basis hals en schoft.
LV (links voor)
Witbeen. Wit tot net boven voorknie, achter oplopend tot elleboog.
RV (rechts voor)
Witbeen. Wit tot handbreedte boven voorknie achter oplopend tot elleboog.
LA (links achter)
Witbeen. Wit tot handbreedte boven sprong, achter oplopend tot boven kruis.
RA (rechts achter)
Witbeen. Wit tot handbreedte boven sprong, achter oplopend tot boven kruis.
De kleur van een paard wordt bepaald door de kleur van de dekharen. Op basis van deze haarkleur worden paarden onderverdeeld in eenkleurige en gemengdkleurige paarden.
In een wedstrijd gaat het erom of een ruiter zijn paard onder controle heeft en de vereiste oefeningen nauwkeurig kan uitvoeren. Bovendien wordt beoordeeld of paard en ruiter en netjes uitzien; hiervoor krijgt u onder de noemer 'verzorging' een aparte score. Het paard moet daarom keurig gepoetst zijn, de manen ingevlochten, en de ruiter moet de voorgeschreven kleding dragen. Vergeet ook het harnachement niet schoon te maken.
Klasse-indeling
Voor de dressuur geldt de klasse-indeling: B, L, M1, M2, Z1 en Z2. Een nieuwe combinatie (paard/ruiter) moet beginnen in de hoogste gemeenschappelijke klasse. De hoogste klasse van de ruiter is de hoogste klasse waarin door hem ooit een winstpunt is gehaald. De hoogste klasse van een paard is de hoogste klasse waarin in de voorgaande 12 maanden een winstpunt is gehaald. Door het behalen van winstpunten kan een combinatie overgaan naar een hogere klasse.
Dressuurring
Een dressuurring is 20 x 40 meter voor de klassen B, L, M1 en M2. Voor de klasse, Z1 en Z2 moet een ring de afmetingen 20 x 60 meter hebben. Als er bij indoorwedstrijden vanwege de betreffende accommodatie geen ring van 20 x 60 meter kan worden uitgezet, kunnen de proeven voor de Z1 en Z2 ook in een ring van 20 x 40 meter worden verreden. In dit geval moeten wel de speciaal voor dit doel ontworpen proeven worden gereden. In een dressuurring van 20 x 60 meter staan meer letters dan in een normale rijbaan. Aan de linkerkant staan de letters F, P, B, R en M en aan de rechterkant de letters K, V, E, S en H. Op de A-C-lijn bevinden zich de denkbeeldige letters D, L, X, I en G.
Dressuurproeven
Dressuurproeven zijn verdeeld in korte oefeningen, die elk een cijfer van 0 tot 10 krijgen: 10= uitmuntend, 9= zeer goed, 8= goed, 7= tamelijk goed, 6= bevredigend, 5= voldoende, 4= onvoldoende, 3= tamelijk slecht, 2= slecht, 1= zeer slecht, 0= niet uitgevoerd. Voor de beoordeling is de wijze van uitvoering het belangrijkste. De punten waarop gelet wordt, zijn: de impuls; het gereden zijn in het algemeen en de oplettendheid en het vertrouwen van het paard; de houding en de zit van de ruiter; het effect van de hulpen; de verzorging van het geheel. In de klassen B en L is het gebruik van sporen en een zweep toegestaan. In de klassen M en Z zijn sporen verplicht en is een zweep verboden.
Losrijterrein
Een vereniging moet voor deelnemers aan dressuurwedstrijden een losrijterrein beschikbaar stellen van ten minste 525 m² (bij voorkeur 35 meter lang en 15 meter breed). Het is heel belangrijk om het paard voor een wedstrijd goed los te rijden. Alleen een soepel en warmgelopen paard zal de oefeningen goed kunnen uitvoeren. Het is niet nodig om de hele proef alvast door te nemen of de punten waarmee het paard moeite heeft nog eens uitvoerig te oefenen. Het gaat erom door middel van draven, voltes en andere oefeningen de spieren van zijn rug en hals los te maken. Het heeft geen enkele zin om het dier al moe te maken voor de wedstrijd is begonnen.
Jury bij dressuurwedstrijden
Juryleden zijn officials die als zodanig erkend zijn en afhankelijk van hun bevoegdheden voorkomen op een officiële lijst voor de betreffende discipline. Bij dressuurwedstrijden worden de klasse Z1 en hoger door ten minste twee en ten hoogste drie juryleden beoordeeld. Bij internationale wedstrijden zijn er vijf juryleden, twee langs de lange zijde bij de B en de E en drie bij de C. Onder laatstgenoemd trio bevindt zich ook de voorzitter van de jury. Zo zijn er ten minste drie gezichtspunten om de uitvoering van de proef te kunnen beoordelen. Na de wedstrijd geeft de jury aan iedere deelnemer een juryrapport, waarin de verleende punten per onderdeel staan en de algemene indruk, die een combinatie heeft gemaakt.
Ringmeester
Een ringmeester is verantwoordelijk voor de gang van zaken in de ring. Tevens moet hij ervoor zorgen dat het tijdschema dat in het dagprogramma vermeld staat, wordt aangehouden. Voor de deelnemers is het tijdschema van belang, omdat zij zich ernaar kunnen richten en bijvoorbeeld niet te vroeg of te laat met het warmlopen beginnen.
Groeten bij dressuurwedstrijden
Bij het halthouden voor de jury neemt de deelnemer de teugels en eventueel zweep in de linkerhand. De rechterhand wordt naar beneden achter het dijbeen gebracht en de deelnemer neigt met het hoofd. Als er meerdere juryleden zijn, hoeft de ruiter alleen de voorzitter van de jury te begroeten.
Voorgeschreven kledij bij dressuurwedstrijden
Tenzij een verenigingstenue wordt gedragen, moeten amazones en ruiters in de dressuurring verschijnen in:
een zwart of donkerblauw rij-jasje of een rijrok
een witte, beige of gele rijbroek
een bijpassende witte of gele plastron of stropdas
een paar witte handschoenen een paar zwarte rijlaarzen
een cap, hoge hoed of bolhoed Militairen, marechaussees en politieambtenaren mogen een ruitertenue of uniform dragen.
Categorie
Pony's worden ingedeeld in een categorie, dit gaat naar de (schoft)hoogte van de pony, een (wedstrijd)pony moet t/m zijn 8ste jaar ieder jaar gemeten worden, nadien groeit de pony niet meer en is het meetbewijs definitief.
A/B pony - vanaf 0 cm tot 126 cm
C pony - vanaf 126 cm tot 137 cm
D pony - vanaf 137 cm tot 148 cm
E pony - vanaf 148 cm tot 157 cm (alleen in Nederland)
Paard - vanaf 157 cm
Klasse
Naast de indeling per cat. heb je ook een indeling in klasse, je begint in principe in de klasse B (je kunt van klasse veranderen door het halen van winstpunten). Winstpunten bij springen: 2 bij een foutloos parcours en 1 bij een parcours met 1 weigering of 1 balk (niet alle parcoursen tellen mee voor winstpunten, het 2e parcours bij indoor wedstrijden telt meestal niet mee). Winstpunten bij dressuur: 1 bij 156 punten en 2 bij 169 punten of meer (voor de Z1 en Z2 is er een andere telling). Naast winstpunten zijn er ook verliespunten, bijvoorbeeld als men uitgebeld wordt bij het springen (bij 3 weigeringen) krijgt de combinatie 2 verliespunten, deze verliespunten (10) kunnen leiden tot degradatie (bijvoorbeeld van Klasse M naar klasse L).
Zoals de klassieke of Engelse dressuur is afgeleid van de manoeuvres die de cavalerie in oorlogstijd moest uitvoeren, is de Western dressuur afgeleid van de manoeuvres die de cowboys tijdens hun werkzaamheden op en rond de ranches moeten uitvoeren.
De grote variëteit aan werkzaamheden vroeg om een veelzijdig paard. Enerzijds moest het dier een rustig karakter hebben zodat de ruiter z'n aandacht bij het werk kon houden, anderzijds moest het in staat zijn explosief te reageren wanneer bijv. een op hol geslagen kudde gekeerd moest worden.Gedurende tientallen jaren is speciaal op deze eigenschappen gefokt.
In hun vrije tijd hielden de cowboys wedstrijden. In eerste instantie waren dat de Rodeo's en races. De races werden voornamelijk gehouden in de dorpen en steden waarbij het parcours een rechte lijn was, meestal niet langer dan een kwart mijl.
De ranch-paarden bleken superieur te zijn in die races. Door hun explosieve kracht waren het ware sprinters. Deze paarden werden "Steeldusts", "Billys" en "quarter of a mile running horses" genoemd, dat al gauw verbasterde tot "Quarter Horses".
Het westernzadel
1 = fork
2 = tie-strap holder
3 = tie-strap
4 = fender
5 = stirrup leather
6 = stirrup
7 = stirrup-tread
8 = saddle strings
9 = skirt
10 = back jockey
11 = cantle
12 = seat
13 = seat jockey
14 = horn
Een westernzadel is speciaal gemaakt voor western rijden.Deze tak wordt steeds populairder.Het is een vorm van rijden waarbij veiligheid en comfort zeer belangrijk zijn, dus uitstekend geschikt voor recreatief rijden.Een westernzadel is een zwaar zadel. Opmerkelijk is de 'horn'. Dit is de zadelknop die op de 'fork' staat (voorkant van het zadel). De 'horn' is een hulpmiddel voor de ruiter. De ruiter kan deze vasthouden om zo niet van het zadel af te vallen bij het werken met bijvoorbeeld vee of waaraan het lasso, maar ook een tas vastgemaakt kan worden.
En het heeft grote stijgbeugelriemen (fenders) die het been van de ruiter tegen de warmte en het zweet van het paard beschermen..
Onderdelen van het westernhoofdstel
Western hoofdstel (headstall) In de western rijden we met een ander hoofdstel dan in de dressuur. Ten eerste is een opvallen kenmerk dat we in de western zonder neusriem rijden, ook gebruiken we geen kinriem, in dat geval gebruiken we kinkettinkjes, die ook wel eens in de dressuur gebruikt worden. Ten tweede zie je in de dressuur bijna alleen maar zwarte hoofdstellen terwijl de hoofdstellen in de western vaak zwart én bruin zijn.
De gangen in western termen
Walk : Ofwel de gewone stap.
Jog : Rustige draf.
Trot : Hogere tempo van de Jog
Lope : Rustige handgalop
Neckreining : Reageren van het paard op de teugel die op de hals gelegd word. Wilt u bijvoorbeeld naar rechts dan legt u de linker teugel tegen de hals van het paard. (Wijken voor de druk) En omgekeerd.
Rollback : Een stop vanuit de galop, gevolgd door een draai van 180° linksom en met de bedoeling meteen weer te galopperen.
Spin : Bij een spin draait het paard rond, waarbij het binnenachterbeen op de plaats blijft en het buitenachterbeen beweegt.
De rijbaan bestaat uit twee korte zijdes en twee lange zijdes. de afmetingen zijn 20x40 of 20x60. Aan de zijkant van de bak staan allerlei letters, die we gebruiken bij het rijden van de hoefslag figuren. De volgorde van de letters kunnen we gemakkelijk onthouden met het volgende ezelsbruggetje:
Alle Friese Boeren Met Centen Hebben Een Koe Door X Gemolken.
De letter X is het middelpunt van de rijbaan. De kant van het paard die naar het midden van de rijbaan is gericht, noemen we de binnenzijde. De andere kant is dan de buitenzijde. Zo heb je ook een binnenbeen, binnen teugel etc.
Wanneer de linker hand aan de binnenkant van de rijbaan is dan rijd je op de linker hand en omgekeerd. Wanneer je bijvoorbeeld op de linkerhand rijd en je wilt op de rechterhand gaan rijden dan kan je dit doen door bepaalde hoefslag figuren. Bijvoorbeeld de diagonaal (die verder nog uitgelegt worden). Dit noemt men van hand veranderen.
De hoefslag
De hoefslag is het pad langs de wanden van de rijbaan. Op ongeveer anderhalve meter van de wand ligt nog een tweede hoefslag. De zogenaamde binnenhoefslag.
De volte
De volte is een cirkel, met een doorsnede van zes meter. Als we een volte rijden moeten we goed op onze hulpen letten, om te zorgen dat het een mooie cirkel wordt. Na eenmaal een volte of een volte halve baan te hebben gereden, volgen we de hoefslag weer op het punt waar we de volte begonnen zijn.
Volte halve baan
De volte halve baan is een volte met middellijn van 10 meter. De cirkel raakt de hoefslag aan de lange zijde en de middellijn. De lijn A-C dus. De volte halve baan kan dus ook op de middellijn beginnen. Als de opdracht 'met enen volte' of 'met enen volte halve baan' wordt gegeven, rijdt iedere ruiter op hetzelfde moment een volte van de juiste grote: als het goed is gedaan komt iedere ruiter op hetzelfde moment weer terug op de hoefslag: netjes achter elkaar.
Grote volte
De grote volte is een cirkel met een middellijn van 20 meter. De cirkel raakt dus de hoefslag aan beide zijde van de manege. We kunnen de grote volte dus alleen maar rijden beginnende bij A of C of B of E.
Grote acht
We blijven normaal op de hoefslag tot we bij A of C komen. Daar beginnen we aan een grote volte. Als we de helft gereden hebben, we zijn dan op X aangekomen beginnen we aan een grote volte aan de andere zijde van X, die we helemaal doorrijden tot we weer in X zijn aangekomen. Bij X maken we de eerste volte af door de andere helft in te rijden. We zijn dan weer bij ons uitgangspunt terug en we volgen de hoefslag.
Gebroken lijn, eenmaal gebroken
Bij de door de instructeur of instructrice genoemde letter wenden we af in de richting van X. Net of we van hand gaan veranderen. Wanneer we echter bij X zijn aangekomen, rijden we weer terug naar de hoefslag waar we vandaan kwamen, zodat we voor de letter op het einde van die lange zijde weer op de hoefslag zijn aangekomen. Bij X kijken we dus altijd even naar de korte zijde waar de letter C of A staat.
Op de diagonaal van hand veranderen.
We rijden bijv. op de rechterhand. Om nu op de linkerhand te komen gaan we van hand veranderen. Eén meter voorbij de letter K gaan we van de hoefslag af en rijden in de richting X en we komen na X één meter voor de letter M weer op de hoefslag. Als we op de linkerhand van hand veranderen, doen we dat op dezelfde manier, maar dan van H naar F of van F naar H
Rechtsomkeer
Bij een rechtsomkeer beginnen we allemaal aan een volte (middellijn 6 meter). Als we die voor de helft hebben gereden, rijden we in een schuine lijn terug naar de hoefslag. We zijn dan op de andere hand gekomen.
Linksomkeer
Bij een linkssomkeer beginnen we allemaal aan een volte (middellijn 6 meter). Maar dit keer starten we op de rechter hand. Als we die voor de helft hebben gereden, rijden we, net zoals bij de rechtsomkeer in een schuine lijn terug naar de hoefslag. Op deze manier komen we op de linkerhand terecht.
Door een S van hand veranderen.
Bij B beginnen we aan een volte halve baan. Als we die voor de helft hebben gereden zijn we aangekomen bij X. Daar beginnen we opnieuw aan een volte halve baan, maar dan rijden we naar links in plaats van naar rechts. We rijden ook die maar half. We komen nu uit bij E. We rijden dan op de linkerhand, terwijl we op de rechterhand zijn begonnen.
Van hand veranderen op de grote volte.
We kunnen ook op de grote volte van hand veranderen. Dit gebeurt op dezelfde manier als we net geleerd hebben bij het door een S veranderen. Als we op de grote volte rijden en we krijgen de opdracht om van hand te veranderen, dan blijven we op de volte rijden tot we op een raakpunt van de volte met de hoefslag komen, of op het raakpunt met de lijn B-E. Dan rijden we eerst een volte halve baan voor de helft en we rijden dan een volte halve baan voor de helft de andere kant op. We rijden dus een S binnen de volte. Als we deze S hebben gereden, komen we weer op de volte terug en blijven op de volte tot we andere opdrachten krijgen.
Het zadelmak maken van een paard is een nogal breed begrip. Naast het feit dat je het paard wilt laten wennen aan het zadel en het hoofdstel, verstaan we onder zadelmak maken ook nog eens dat je er normaal op kunt zitten. Wat het paard dan verder nog moet leren zit bij de training van het paard inbegrepen en valt dus niet onder zadelmak maken.
Zadelmak maken is over het algemeen niet erg makkelijk. Het ene paard is er wat makkelijker in dan het andere. Om te beginnen moeten we starten met het longeren van het paard. Daarna gaan we verder kijken.
Longeren
Wanneer het paard een jaar of 2 is kunt u al gaan beginnen met longeren. Dit is nog zonder zadel. U kunt hier al vroeg mee beginnen omdat het paard nog geen gewicht hoeft te dragen. Daarnaast kunt u door middel van longeren de conditie van het paard alvast op een goed niveau brengen. Tevens kan het bij paarden een goede bijdrage zijn aan het ontwikkelen van de spieren. Hoe gespierder het paard, hoe beter. Met longeren kunt u gewoon beginnen met een halstertouwtje en een halstertje. Het paard zal de eerste keer niet begrijpen wat de bedoeling is en gewoon naast u blijven staan. Oefen dat het paard op een bepaalde plek blijft staan terwijl u er een stuk vanaf loopt. Om gelijk te beginnen met een zweep is misschien niet zo verstandig. Wanneer u dat een aantal keer hebt gedaan en er wat verbetering in zit, kunt u misschien met een zweepje beginnen, dit kan ook gewoon een klein zweepje zijn (dus geen longeerzweep). Het paard is er waarschijnlijk toch ietwat bangig voor en blijft er liever bij uit de buurt.
Op die manier kunt u het paard op een redelijke afstand houden, en gaan beginnen met stappen door iets naar hem toe te lopen en met het zweepje achter het paard te wijzen. Wanneer hij eenmaal loopt, hou het zweepje dan bij het paard vandaan. Het paard moet hierbij wel doorlopen. Wanneer het stopt herhaalt udit weer door met het zweepje achter het paard te wijzen (naar de achterhand dus). Indien het paard daar op een gegeven moment niet meer op reageert kunt u een zwaaiende beweging met het zweepje maken richting het hoofd (op afstand natuurlijk). Op die manier zal het paard weer gaan lopen. Draven gaat in principe op dezelfde manier, u hebt kans dat de paarden bij de oefening die ik hiervoor heb uitgelegd meteen gaan draven of zelfs gaan galopperen. Indien dit gebeurt, moet u het wat zachter aanpakken. Zorg er trouwens voor dat u het paard NOOIT met het zweepje slaat, op die manier wordt het paard bang van u, en dat is al helemaal niet de bedoeling. Wanneer u het paard vanuit stap in draf wilt krijgen of vanuit draf in galop, kun je naast de handeling die ik eerder heb uitgelegd geluidjes maken indien het paard later voor western zal worden getraind. Deze oefeningen herhaalt u net zo lang tot u wilt gaan beginnen met het zadel zelf. Of u herhaalt ze net zo lang tot het naar u zin is.
Wanneer begin ik met het zadel?
De reden van het longeren komt omdat u hierbij ook moet gaan beginnen met longeren. En aangezien het zadel zelf al nieuw genoeg is voor het paard, is het onhandig als u tegelijkertijd met het longeren begint. De meningen over wanneer u het zadel er eenmaal op gaat leggen verschillen zeer sterk. Vaak is dit het beste per paard te bepalen en in de mate waarin hij/zij al gegroeid is. Is een paard nog redelijk klein en moet het nog een flink stuk groeien, dan kunt u er beter nog even mee wachten, omdat het gewicht van het zadel en eventueel een persoon de rug kan beïnvloeden op een negatieve wijze. Velen beginnen er mee wanneer ze een jaar of 2½ zijn.
Anderen willen dat het paard eerst volledig uitgegroeid is en beginnen er daarom dan mee als het paard een jaar of 4 is. Hier speelt natuurlijk ook u persoonlijke voorkeur een grote rol. Indien u zich afvraagt of uw paard al klaar is om te beginnen met het zadel, kunt u deskundige hulp inschakelen. Die kunnen aan de hand van de bouw van het paard bekijken of het paard er al sterk of groot (uitgegroeid) genoeg voor is.
Daadwerkelijk beginnen met het zadel
Wanneer het paard er eenmaal klaar voor is, neemt u het paard mee naar de bak. Het is het makkelijkst als u met zijn tweeën bent. Aangezien u niet weet hoe het paard op het zadel reageert is een wat ruimere ruimte wat handiger dan de box (stal) indien het paard in paniek raakt. De een houdt het paard aan het halster vast terwijl de ander het hoofdstel indoet. Het makkelijkst is, als u een wat ruimer hoofdstel hebt zodat u het halster nog even kan laten zitten, zodat u nog controle hebt over het paard wanneer u het hoofdstel in gaat doen. Het paard heeft waarschijnlijk hier het meeste moeite mee, namelijk het bit. u moet niets gaan forceren, het paard went er vanzelf wel aan. Indien het paard wat moeilijk doet over het hoofdstel, met name het bit, kunt u nog even wachten met het zadel, en het paard met alleen het hoofdstel gaan longeren (haal de teugels er even af, om eventuele ongelukken (als ze op de grond terecht komen o.i.d) te voorkomen).
Zodra dit eenmaal goed gaat en het paard het bit enigszins heeft geaccepteerd kunt u gaan beginnen met het zadel. Het zadel legt u er zoals bij ieder paard normaal op, singel het niet te strak aan. Het paard zal in eerste instantie nog even gaan bokken, hierbij trekt u hem aan het longeertouw direct naar beneden, want dat mag dus niet! Indien u niet gelijk ingrijpt hebt u kans dat het paard dit nog vaker gaat doen. Dit herhaalt u gewoon op beide richtingen tot het paard er normaal mee omgaat. u blijft hem net zo lang longeren tot het goed gaat.
Erop gaan rijden!
Hier komt waarschijnlijk het moeilijkste deel aan bod. Het rijden op het paard. Hier hebt u iemand bij nodig die niet bang is om eraf te vallen, niet te zwaar is voor het paard (aangezien het de eerste keer is voor het paard), en genoeg rijervaring heeft. Het liefst ook nog met jonge paarden. Omdat het paard het nogal eng zal vinden om een persoon op zijn rug te hebben hebt u kans dat het paard u eraf probeert te gooien door te gaan bokken en te steigeren. Om te beginnen gaan we er gewoon op zitten, en blijven we een poosje staan. Net zo lang tot het paard rustig blijft staan. Daarna kunnen we het paard gaan longeren, met een persoon erop natuurlijk. Zodra het paard ook maar enigszins vervelend gaat doen door te bokken of te steigeren is het de bedoeling dat degene die in het midden staat en dus longeert, het paard naar beneden trekt (niet tot op de grond natuurlijk, maar houd het hoofd laag tot het paard ermee ophoudt) en eventueel (indien het paard erg vervelend is) een ruk aan het halstertouw geven om het paard te laten weten dat hij/zij fout bezig is.
Natuurlijk moet u NIET net zolang doorgaan tot het paard helemaal op is, maar tijdig stoppen. Niet teveel in een keer. De tweede keer kunt u eerst weer beginnen met de longe, en later eventueel gaan stappen met het paard, zonder longeertouw. Laat het draven nog even achterwege. U herhaalt deze stappen net zolang tot u een veilig gevoel krijgt op u paard en u het idee hebt dat hij/zij u er niet af wil gooien. Zodra u met het paard aan de gang gaat zonder het longeertouw en het paard begint vervelend te doen, moet je hem/haar gelijk weer aan het longeertouw gooien. Wanneer u dan eenmaal rustig kan stappen en kunt gaan draven en galopperen met het paard, kunt uw paard zadelmak noemen.
P.S.: Probeer dit proces niet te gehaast te doen, het is allemaal nieuw en eng voor het paard om zadelmak gemaakt te worden. Overhaast niets, blijf niet te lang hangen op een onderdeel en zorg ervoor dat je paard niet verveeld raakt.
Neen, uw blog moet niet dagelijks worden bijgewerkt. Het is gewoon zoals je het zélf wenst. Indien je geen tijd hebt om dit dagelijks te doen, maar bvb. enkele keren per week, is dit ook goed. Het is op jouw eigen tempo, met andere woorden: vele keren per dag mag dus ook zeker en vast, 1 keer per week ook.
Er hangt geen echte verplichting aan de regelmaat. Enkel is het zo hoe regelmatiger je het blog bijwerkt, hoe meer je bezoekers zullen terugkomen en hoe meer bezoekers je krijgt uiteraard.
Het maken van een blog en het onderhouden is eenvoudig. Hier wordt uitgelegd hoe u dit dient te doen.
Als eerste dient u een blog aan te maken- dit kan sinds 2023 niet meer.
Op die pagina dient u enkele gegevens in te geven. Dit duurt nog geen minuut om dit in te geven. Druk vervolgens op "Volgende pagina".
Nu is uw blog bijna aangemaakt. Ga nu naar uw e-mail en wacht totdat u van Bloggen.be een e-mailtje heeft ontvangen. In dat e-mailtje dient u op het unieke internetadres te klikken.