Het was eind februari 1998 en ik had er net mn eerste cyclocrosswinter
bij de masters opzitten (toen nog cyclosportieven genoemd). Koersen was voor
mij een late roeping, ik was denk ik 20 toen ik mn eerste WAOD-wedstrijd reed in
den duik, zonder dat moeder en vader het wisten. Al vlug had ik mn hart verloren
aan het cyclocrossen, het draaien en keren
en ploeteren de modder was véééél leuker dan het koersen rond de
kerktoren. Dat crossen viel mee, goed
genoeg om per 1 januari 1998 de stap te zetten van de cyclosportieven naar de
elite zonder contract vond ik. Mn eerste cross bij de grote jongens was Ruddervoorde,
toen nog georganiseerd in januari, geen deel uitmakend van een
regelmatigheidscriterium en op een niet-gedraineerde weide. Het
wedstrijdverslag was wat mij betrof kort: Danny De Bie won de wedstrijd, ik vulde
de hoop.
De motivatie als kersvers elite-zonder-contract renner was
groot. Als een Mathieu Van der Poel en Wout van Aert avant la lettre was ik van
plan om na het veldritseizoen nog even door te gaan op de weg. Mn eerste wegwedstrijd
zou Gent-Staden worden, de openingsklassieker in lijn voor elites zonder
contract, toen nog een individuele wedstrijd en dus perfect voor mij (dacht
ik). In aanloop naar de wedstrijd zagen de weersvoorspellingen er niet al te
best uit, regen en wind zouden het weekend gaan overheersen.
Op de dag van de wedstrijd was het 3 graden, en joeg een
felle westenwind de donkere wolken aan hoog tempo over Vlaanderen. Regen was
voorspeld voor later op de dag. Toen ik mn rolluik smorgens optrok sloeg de
vertwijfeling toe. Zou ik? Zou ik niet?
Uiteindelijk haalde de goesting het van de rede en trokken we naar Gent.
Mn broer speelde chauffeur en als een echte werd ik naar de Blaarmeersen
gevoerd, daar aangekomen vielen de eerste druppels reeds uit de lucht.
Tegen de tijd dat de wedstrijd werd op gang geschoten was
het al volop aan het regenen. Die regen, gecombineerd met de felle wind en de
lage temperatuur zorgde ervoor dat het op de brede wegen richting Deinze en
Tielt onmiddellijk koers was en de deur achteraan wijd open stond.
Aan wat ben ik begonnen! spookte het door mn hoofd. Met de
weinige ervaring die ik had, had ik me véél te licht gekleed. Wist ik veel dat
je voor een wegwedstrijd in februari best iets meer kledij aandeed dan voor een
uurtje superintensieve cross. Mn crosspak met lange mouwen, gecombineerd met
een ondershirt en (gelukkig maar) een petje onder de helm waren duidelijk niet
genoeg om de elementen te weerstaan. Ik voelde de kou mn lijf binnendringen: tenen
werden ijsklompen, vingers gevoelloos en het glazuur spatte bij wijze van
spreken van mn tanden van het klapperen. Bovendien waren mn stuurmanskunsten van
die aard dat ik me aan de buitenzijde van het peloton véél veiliger voelde dan
middenin het pak, wat een goede prestatie ook al niet ten goede komt. Kortom : een
hel!
Net voor Tielt was het zover
door de vele wind viel het
peloton in waaiers uiteen en ik, ik zat meteen op mn plaats, in de laatste
waaier. Het tempo in ons groepje zakte recht evenredig met mn lichaamstemperatuur.
Tijdens een zeldzaam helder moment dacht ik er toch aan om nog wat te drinken,
maar dat er tussen denken en doen soms een hemelsbreed verschil is werd meteen
duidelijk toen mn bidon zomaar uit mn verkleumde handen gleed
.dan maar
zonder drinken verder.
Even verder, richting Roeselare, kwam de wind recht op de
kop te staan en ging de snelheid verder naar beneden. Kleiner schakelen,
omwentelingen maken schoot het door mn hoofd, maar net zoals bij het drinken
had ik ook nu geen kracht genoeg om die typische Campagnoloklik uit mn
Ergopowershifter te laten weerklinken. Dan maar op 53 x 15 verder naar Staden,
singlespeed als het ware, met grauw gezicht van het opspattende ijskoude water
en nagenoeg bevroren ledematen. Eénmaal in Staden werd ons groepje uit de wedstrijd
gehaald en hoefden we de plaatselijke ronden niet meer te rijden en daar was ik
geen minuut rouwig om. In de kleedkamer probeerde ik, na eerst enkele minuten
wezenloos staren, de rits van mn crosspak vast te pakken, maar de fijne
motoriek was ver te zoeken
het lukte niet. Uiteindelijk heeft een goede
kameraad moeten helpen op mn rits open te doen, ik ben Kurt er nog altijd
dankbaar voor, ware het niet van hem ik zat waarschijnlijk nog steeds in dat
magazijn. We zijn toen samen naar huis gereden, mn broer en ik. In stilte, de
verwarming volle bak, hij in t-shirt, ik met alle kleren aan die ik had kunnen
bemachtigen. Het bleef dat voorjaar bij die ene wegwedstrijd. De volgende
wedstrijd volgde pas eind mei, bij 25 graden ongeveer (al weet ik dat niet meer
zo goed).
Nu na al die jaren is die wedstrijd van toen nog altijd één
van mn sterkste en strafste herinneringen uit die tijd. De extreme
weersomstandigheden gecombineerd met de goesting van een jong veulen hebben
een blijvende indruk nagelaten.
Hoe extremer de omstandigheden, hoe mooier en sterker de herinneringen.
Sportieve groeten,
K.
|