Ik merkte dat ik onbewust weer uitkwam bij bedenken wat er was gebeurd voor ik wakker werd. Ik pijnigde mijn hersenen, maar het enige dat ik me herinnerde was een duizelig gevoel. Alsof... alsof...ik viel. Toen het gevoel zich plots begon te herhalen, maar dan nu, ging ik vlug zitten en probeerde om me heen te kijken. Tot mijn grote verbazing zat er een dier voor me, dat ik nog nooit had gezien. Ik keek naar de lange oren en de schattige zwarte oogjes die me nieuwsgierig opnamen. Een haas, besefte ik. Onbewust haalde ik die ene les voor de geest over wat we over hun hadden geleerd.
...De haas is een schuw en uiterst snel dier dat men pas ziet als men heel stil en langzaam nadert.Deze dieren houden van een koeler klimaat en daarom vind je ze alleen in Het Zuiden van het rijk...
...en daarom vind je ze alleen in Het Zuiden van het rijk... alleen in Het Zuiden..
Het besef raakte me als een mokerslag. Ergens had ik het geweten, maar toch hoopte ik dat het niet waar was ookal zat het levende bewijs me nog altijd aan te staren. Plotseling sprak het dier tegen me in de taal die de dieren spraken als het tegen een ander ras hadden: Bent u echt koningin Laïn?
Ja, en wie ben jij? antwoordde ik verbaasd omdat ik niet wist dat de dieren van Het Zuiden dezelfde taal spraken als die van Het Noorden. Het dier kwam dichter zitten en zei: Ze noemen me Hèson, maar waarom bent u nog verder naar het zuiden lopen? Gaat u niet terug naar Het Noorden?
Dat zou ik graag doen maar ik ben mijn oriëntatiegevoel kwijt geraakt. En... waarom zei je dat laatste alsof ik heel dringend terug moet? Wat is er misschien gebeurd?
De ogen van Hèson verwijdden zich en hij zei toen met een grote zucht terwijl hij op vier poten ging staan: Volgt u mij maar naar Génior. Hij is de wijze van dit woud. Hiij weet wat u mag worden verteld en wat niet.
Wat bedoel je? Is er iets ergs gebeurd?
Hèson wenkte haar met zijn kop en Laïn stond op terwijl ze probeerde iets uit hem los te krijgen, maar de haas zweeg als het graf. Toen gooide ze het over een andere boeg: Welke richting lopen we nu eigenlijk uit?
We gaan naar het oosten. Vandaar kunt u naar de kust gaan en de zee volgen. Volgens de verhalen ligt daar achter een verlaten...
De oostelijke steppe. Laïn knikte Die is niet verlaten: de dieren laten zich daar gewoon niet graag zien. Trouwens, als je ze wel ziet, mag je je uit de voeten maken, want ze houden niet van vreemdelingen.
De haas keek even naar haar op en keek toen weer strak voor zich.
Ik besefte plots dat ik het koud had. Maar ja... mijn kleren waren dan ook niet gemaakt op koudere klimaten. Ik droeg een zwarte nauwsluitende broek, in plaats van een stuk of drie rokken (dat zou ik eigenlijk moeten dragen, maar ik haatte die dingen echt!) en een simpele donkerbruine tuniek met een witleren riem waaraan mijn dolk en fles met drakenbloed hing. Nu ik daaraan dacht kreeg ik plots dorst en ik verbaasde me erover dat ik niet eens had gemerkt dat ik me zwak voelde. Ik tastte naar de kristaalen fles, maar ik voelde niets. In paniek keek ik naar beneden en zag dat ik mijn dolk en bloed niet bij had.
Nee! Ik stootte het uit mijn keel luider dan ik had bedoeld. Hèson schrok zo van mijn uitroep dat hij struikelde en overkop ging. Vlug liep ik naar hem toe en hielp hem weer overeind terwijl ik mijn excuses maakte.
Het is niet erg uwe majesteit, maar we moeten hier wel voorzichtig zijn. Dus wilt u dat alstublieft niet meer doen? Wat is er eigenlijk, als ik vragen mag?
Opgelucht dat hij niets had, zei ik het hem. Hij zag meteen de ernst ervan in: zonder bloed zou ik alleen maar zwakker worden, niet sterven, maar heel moe zijn en bijna niet kunnen bewegen. Voor een mens is dat ook erg, maar voor een Machényane is dat verschrikkelijk. Wij zijn uiteindelijk een volk dat gespecialiseerd is in vechten. Nu ik mijn dolk niet bij me heb en ik waarschijnlijk te zwak ben om mijn krachten te gebruiken, kon ik mezelf niet goed verdedigen en er waren genoeg wezens die me graag dood wilden zien. Nu ik erover nadacht, had ik er eigenlijk al niet meer op gelet sinds ik wakker was geworden tussen de bomen. Ik kon mezelf wel voor het hoofd slaan. Waarom had ik daar niet eerder op gelet en vooral: niet beter? Toen dacht ik plots aan wat Hèson eerst had gezegd na mijn kreet.
Waarom moeten we zo voorzichtig zijn?
Hij keek me eerst verbaasd aan en begreep toen blijkbaar iets: Er zijn mensen in dit woud.Ze zijn extra waakzaam geworden de laatste tijd. Ze bekijken iedereen achterdochtig en één misstap zou tot uw dood kunnen leiden. Dat mag niet gebeuren!
Het duizelde me, maar waarschijnlijk had mijn dorst daar ook iets mee te maken: Echte mensen? Ik vrees niet voor mijn eigen leven: ik vrees voor het hunne. Nu ik zoveel dorst heb kan ik, me misschien niet inhouden! Was mensenbloed niet het krachtigste bloed van heel Gény?
U zou wel moeten vrezen voor uw leven! Mensen zijn ook geduchte jagers. Hun zwaarden zijn scherp en lang en hun bogen zijn van betere kwaliteit. U zou waarschijnlijk wel snel leren, maar u bent hun kracht niet gewend en hun ogen zijn scherper dan de verhalen vertellen. Riskeer het alstublieft niet!
Ik zweeg maar. Deze kant van de aarde was te anders om zomaar in één keer te begrijpen.
09-05-2011, 17:13 geschreven door Laïn 
|