onvermijdelijk... als vanzelfsprekend... we zaten op de voorstelling naast elkaar. En automatisch is er een moment dan onze handen elkaar vinden, tussen de stoelen. Onzichtbaar voor iedereen raak je mijn vinger aan. Onmerkbaar voor de anderen glijdt mijn hand in de jouwe.
Ik haalde je thuis op... kans om even samen in de auto te zitten. Kans om even te praten. Maar in tegenstelling tot andere keren, begin ik er zelf niet over. Nog een ruzie kan ik niet aan, en ik wil rustig naar dat optreden toe gaan. Als is het dan een optreden van Haar, ik heb beloofd dat ik kom, en dus wil ik er zijn.
Jij praat. Over hoe kwetsend je het vindt dat ik je een leugenaar noem. Ik corrigeer je, ik noemde je geen leugenaar (of toch niet meer sinds half augustus). Eén voor één haal je aan waar ik mis was: de informatie die ik oa van Haar krijg, klopt volgens jou niet. Wie moet ik geloven? Waar ligt de waarheid? Ik weet het niet... en ik wil het niet beginnen checken. Dus ik kapituleer "sorry, ik kan niet weten wie gelijk heeft. Maar ik mag er niet van uitgaan dat de ander het juiste zegt".
Moe geruzied. Ik haal al je eigen incoherenties, je eigen tegenstrijdige uitspraken, zelfs niet meer aan. Ik wil geen ruzie meer.
Het enige dat ik mezelf nog toesta is te vragen waarom ik al die onderhuidse opmerkingen moet aanhoren. Staan we in een winkel voor het ondergoed, en wijs ik een leuke boxershort aan, dan krijg ik te horen "die hoef ik niet te kopen, want jij wil er me toch niet meer in zien". Verschillende keren heb ik recht op dit soort zijdelingse opmerkingen. Waarom? Wat hoop je daarmee te bereiken? Dat ik aan je voeten val, huilend van spijt over mijn woorden van enkele dagen geleden, toen ik zei "het is over"? Geloof me, dàt is niet de manier om me terug te winnen.
In al onze ruzies, in ons gesprek 3 dagen geleden... overal reageer je met allusies op het feit dat ik niet meer met je naar bed wil. Wat ben je daar fout in. Ik WIL nog wel met je naar bed. Natuurlijk wil ik jou. Ik wil jou nog steeds, op alle mogelijke manieren. Als vriend maar ook als minnaar. Nog steeds als mijn man.
Maar voorlopig ga ik niet met je naar bed. Niet op deze manier. Een leven vol ruzie, en af en toe een vrijpartij?
Ik zie in: ik kan van je houden zonder met je te vrijen.
|