Het is niet altijd koek en ei, we lachen al zijn
wij niet blij. Niet alles is zo zoet als honing, in het land
der blinden is eenoog koning.
Het is niet altijd rozengeur, staan allen soms
voor een gesloten deur. Men moet niet in een doofpot wroeten, wat
men dronken doet, moet men nuchter boeten.
Alles is niet altijd, in kannen en kruiken, er
loert altijd wel iemand vanachter de struiken. Die de koe wel bij
zijn horens wil pakken, maar in het laatste hemd zitten geen
zakken.
|