In een heel klein kamertje Staat een mannetje met
een heel klein hamertje Hij heeft een rode puntmuts op Die
staat een beetje scheef op zijn kop Een witte krulbaard rond zijn
mond En een tuinbroek aan zijn kont Hij woont in een
paddenstoel in het bos Maar het dakje dat zit los Dus daarom
timmert hij het vast Want van die tocht daarvan heeft hij last En
als het regent dan wordt het nat En nat worden dat doet hij alleen
in bad In een prachtig witte aronskelk Gevuld met wat druppels
lammetjesmelk
|