Het waait De hoge bomen in het bos zwiepen heen en weer Het klinkt als een prachtig volledig orkest Volledige ontspanning is wat mij dan rest Eén met de natuur Ja, dan voel ik me op mijn best
Zoals
het pluisje van een paardenbloem, klamp ik me vast aan mijn wankel
leven, in vrees voor wat de wind met me kan doen als mijn
weerstand eens komt te begeven.
En
als ik dan, blind voor wat zal komen, stuurloos drijvend op de
noordenwind, ga zweven over huizen en bomen, niet weet waar ik
me ergens bevind,
dan
troost ik me met de gedachte dat de reis zo veel te bieden
heeft. En, al is die niet wat ik verwachtte, toch weet ik al
dat ik heb geleefd.
De mens zijn natuur is soms erg grillig gewetenloos en onverschillig Hoge pieken diepe dalen Gedachten kolken en blijven malen, Onmacht soms ook woede wees voor deze stormen op je hoede Wil je er niet in verdrinken laat het dan bezinken
Als
je mooi valt, word je gefotografeerd. Als je eindelijk
valt, dankt de boer de Heer. Als je toch valt, dan ben je
een kwelling. Als je te veel valt, ben je een ramp.
In
mijn glas ben je een welkome gast, in mijn bad mag je me
omhelzen. In mijn keuken mag je je met alles moeien. In mijn
tuin mag je leven brengen.
Als je stolt, ben je mijn
incognito vriend: dan koel je het drankje op de tafel. Dan
toon je de piste waarop ik glijd, dan stuur je
zelf
alles wat rijden kan.
Als men je mist, ben je een
redder. Als men je vreest, ben je een vijand. Als men je
heeft, ben je de helper. Als men je roept, roept men om
water.