Commissie Onderwijs do 3 december : Gon & ION: nog veel open vragen en noden : te weinig GON-ondersteuning, ondersteuning
op kindniveau of op leerkrachtniveau, planlast, enz., enz.
Vraag om uitleg over de hervorming van het geïntegreerd
onderwijs (gon) en van het inclusief onderwijs (ion)
1.Kathleen Helsen
(CD&V) Minister, deze vraag gaat
over een belangrijk thema dat we niet hebben opgenomen in het M-decreet, maar
waarvan we toch verwachten dat we in deze legislatuur een aantal stappen zullen
kunnen vooruitzetten: de hervorming van het geïntegreerd onderwijs (gon) en het
inclusief onderwijs (ion).Kinderen met een motorische, visuele en auditieve
beperking en kinderen met een autismespectrumstoornis hebben recht op
gon-begeleiding. Deze begeleiding bestaat uit twee uur ondersteuning voor twee
jaar per onderwijsniveau bij een matige handicap, en vier uur bij een ernstige
handicap. Op deze manier kunnen leerlingen met een handicap of met leer- en
opvoedingsmoeilijkheden les volgen in een gewone school.
Voor leerlingen met een matige of ernstige verstandelijke
beperking, bestaat er ion-begeleiding. De leerling moet dan beschikken over een
verslag voor het buitengewoon onderwijs, type 2. Deze begeleiding bestaat uit
5,5 lestijden ondersteuning per week. Op deze manier kunnen kinderen met een
beperking toch naar een school van hun keuze gaan.
Uit onderzoek bleek
dat er een sterke toename van het aantal leerlingen met gon-begeleiding is
geregistreerd de afgelopen jaren, zowel in het basis- als in het secundair
onderwijs. Het is dan ook verontrustend om te lezen dat van alle
gon-begeleiders 53,3 procent geen onderwijservaring heeft in het buitengewoon
onderwijs, 43,4 procent geen onderwijservaring heeft in het gewoon onderwijs en
30,6 procent zelfs helemaal geen onderwijservaring heeft.
Ik moet dan terugdenken aan uw woorden van daarnet dat
scholen voor het buitengewoon onderwijs expertisecentra moeten worden in de
toekomst. Dat betekent dat er voldoende expertise aanwezig moet zijn bij de
mensen die leerlingen in het gewoon onderwijs begeleiden.Ouders signaleerden me
dat de gon-begeleiding van twee uur per week voor twee jaar onvoldoende is. De
specifieke nood aan ondersteuning of de stoornis van het kind verdwijnen niet
na twee jaar. Ook volgens leerkrachten zijn de uren die de leerlingen uit de
klas worden genomen voor extra begeleiding, niet altijd toereikend. Een
suggestie die de leerkrachten gaven, was om de gonbegeleiding eerder in de vorm
van leerkrachtondersteuning te organiseren.
In september 2013 startte de Vlaamse overheid het overleg op
met de partners die betrokken waren bij de stuurgroep van het onderwijskundig
beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek (OBPWO) over de
resultaten van dat onderzoek. De bedoeling was om de gon- en ion-begeleiding te
hervormen. In het M-decreet zijn op dat vlak al enkele stappen gezet, maar het
is belangrijk om zo snel mogelijk duidelijkheid te creëren over de hervorming.Minister,
op welke manier zal de begeleiding die nu via gon en ion is uitgebouwd, worden
hervormd? Wat is de stand van zaken van het overleg met de partners? Binnen
welke termijn wilt u duidelijkheid brengen over gon en ion?
2. Minister Hilde
Crevits
Mevrouw Helsen, de vraag die u stelt, is bijzonder actueel
omdat het overleg volop bezig is. Bedoeling is om de maatregelen te hervormen.
We moeten evolueren naar een systeem waarbij de onderwijsbehoefte van het kind
veel meer centraal komt te staan. Ook lijkt het me aangewezen dat de
maatregelen soepeler kunnen worden ingezet. Ik kan momenteel niet veel meer
zeggen. De resultaten van het OBPWO worden in nauw overleg met de sociale
partners doorgesproken. Het is mijn bedoeling om maximaal tot een gedragen
voorstel te komen. Er zijn al heel wat bilaterale gesprekken gevoerd met de
sociale partners, en die lopen de volgende weken verder.
Het is de ambitie om tegen begin 2016 de contouren uit te
tekenen. Deze moeten dan nog in regelgeving worden omgezet, waardoor we ten
vroegste met de uitrol kunnen starten op 1 september 2016. Dat is een
realistische timing. Dan zijn we twee schooljaren na het M-decreet en weten we
al goed wat de effecten daarvan zijn. Alles hangt af van de dynamiek van de
komende dagen en weken. Ik hoop te komen tot een zuiver concept.
3.Kathleen Helsen (CD&V)
Het feit dat u zegt te willen vertrekken vanuit de
onderwijsbehoefte van kinderen, vind ik zeer belangrijk. Meer flexibiliteit aan
de dag leggen in de regelgeving, vind ik eveneens belangrijk. Met de nieuwe
regeling moeten we echt kijken naar de kinderen die in het gewoon onderwijs
zitten. Het kader is anders dan in het verleden. We willen meer inclusief werken, en dat betekent dat meer leerlingen in
het gewoon onderwijs blijven, maar dat kan alleen als we in voldoende
ondersteuning voorzien voor een aantal kinderen. Doen we dat niet, dan is
de overstap naar buitengewoon onderwijs waarschijnlijk wel nodig. In het
verleden was het zo dat eerst de stap werd gezet naar het buitengewoon
onderwijs en dan een terugkeer werd gemaakt met bijkomende ondersteuning. Nu
moeten we het omkeren.
Voor een aantal kinderen zijn er extras nodig die vandaag
niet mogelijk zijn binnen het gewoon onderwijs en waarbij de expertise van het
buitengewoon onderwijs wordt ingezet. Het is goed om na te gaan welke
voorwaarden er gesteld moeten worden om te kunnen spreken van expertise. Uit de
cijfers blijkt dat het zeer moeilijk is om expert te zijn in het gewoon
onderwijs als men geen ervaring in dat onderwijs heeft opgebouwd. Het gewoon
onderwijs moet echt kunnen rekenen op experten die ondersteuning bieden.
Er moet worden vertrokken van de onderwijsnoden en er moet
een gepast antwoord op maat van het kind worden geboden. We moeten niet
vertrekken vanuit een regel die moet worden toegepast. Het is erg belangrijk
dat dit gebeurt voor alle mogelijke problemen die zich stellen. Nu wordt dit
gekoppeld aan bepaalde typologieën en dit moet worden opengetrokken.
Ondersteuning moet ook voldoende lang kunnen worden ingezet. Als dit toch op
een bepaald moment onvoldoende blijkt, kan nog altijd het verslag worden
overwogen. Op die manier kunnen we een sterkere ondersteuning bieden aan het
gewoon onderwijs, wat ook de bedoeling was van het M-decreet. Ik hoop dat het
overleg met de partners in die richting kan evolueren.
4. Kathleen Krekels
(N-VA)
Mevrouw Helsen geeft aan dat het verontrustend is dat er bij
de gon-begeleiders geen onderwijservaring is. Ik wil dat relativeren.
Gon-begeleiders worden soms aangenomen vanuit een bepaalde expertise of een
vooropleiding, bijvoorbeeld logopedisten.Logopedisten hebben niet per se in het
onderwijs gestaan, maar ze hebben wel de nodige expertise, knowhow en
achtergrond vanuit de opleiding om kinderen met bijvoorbeeld dysfasie of
dyspraxie te ondersteunen. Ze hebben dan wel geen ervaring opgedaan in lesgeven
in het onderwijs, maar ze hebben wel deskundigheid om kinderen op een juiste
manier te helpen en om leerkrachten op een juiste manier te begeleiden. Dit is
een belangrijke nuance.
En dit brengt me bij het feit dat er niet echt een gelijk
statuut is voor gon-begeleiding. Misschien moeten we dit toch eens bekijken in
heel dit project, in het nieuwe decreet dat eventueel voor gon en ion wordt
opgesteld. We moeten bekijken in welke mate we kunnen komen tot een bepaald
statuut waaraan een gon-begeleider moet voldoen.
Er was ook de
suggestie van leerkrachten om de gon-begeleiding eerder in de vorm van
leerkrachtenondersteuning te organiseren. Die is er sowieso en is natuurlijk
heel belangrijk, maar het is net een van de sterktes van gon dat ook op
kindniveau gewerkt wordt. Ik wil onderstrepen dat mijn fractie erachter
staat dat die begeleiding gehandhaafd blijft.
Dit brengt me bij de prewaarborg. In het kader van de
beleidsnota hebben we er al over gesproken. Ik vraag me af in welke mate de
prewaarborg en de gon elkaar kunnen aanvullen. Nu is het zo dat als men voor
gon- of ion-begeleiding in aanmerking wil komen, er een verslag moet zijn, een
diagnose. Ik veronderstel dat dit in het licht van de prewaarborg en de
begeleiding die daaruit voortvloeit, momenteel niet nodig is. Dat is
belangrijk, we moeten het zeker zo houden. De begeleiding moet ook kindgericht
blijven.
Wat zal de correlatie
zijn in heel het gon- en ion-gegeven, met de leerlingenbegeleiding, met de
waarborgregeling en met de visie op zorg in het algemeen? Ik wil ook nog wijzen
op de nood aan planlastvermindering. Veel middelen voor gon en ion gaan een
beetje verloren aan administratie en coördinatie. Hoe zult u er in de toekomst
op toezien, minister, om de procedures van gon en ion te vereenvoudigen?
Er is ook de kwestie
van de versnippering van uren: de vele verplaatsingen kosten ook heel wat.
Ik hoop dat er in de toekomst voldoende flexibiliteit zal zijn in de
regelgeving en in de urenregeling van de gon-werking.
5. Jo De Ro (Open
Vld)
Mevrouw Krekels, wat u zegt, verbaast me. De prewaarborg is
zo uitgetekend dat de 180 mensen die erin staan, de ervaring inderdaad vanuit
het buitengewoon onderwijs naar het gewoon onderwijs moeten brengen, maar niet
op kindniveau. Het moet gebeuren op systeemniveau,
dus ten aanzien van de leerkrachten. We wilden dat maximaliseren.
Ik begrijp dat heel veel ouders die nu in het systeem zitten
van gon en ion, die uren te weinig vinden. Als ze allemaal per se naar het kind
moeten gaan, wat een begrijpelijke vraag is vanwege ouders van kinderen, dan is
twee of vier uur inderdaad te weinig, dat begrijpt iedereen. Ook daarover
hebben we in het verleden gezegd dat dit op het systeem moet inwerken. Als de
klasleerkracht niet voldoende ervaren is, de praktijk niet kent, er onvoldoende
mee kan omgaan, dan zouden we iemand fulltime naast het kind moeten zetten,
maar daar hebben we de middelen niet voor. Er moet dus aan het gewoon onderwijs
gewerkt worden. Prewaarborg moet heel duidelijk naar de leerkrachten gaan.
En dan verontrusten de cijfers van mevrouw Helsen me wel.
Uiteraard is iemand die logopedie of een andere paramedische scholing heeft
gevolgd, iemand die heel welkom is in het gewoon en het buitengewoon onderwijs.
Iets anders zult u me nooit horen verklaren. Maar als je wilt wegen, wilt
sturen en wilt begeleiden naar leerkrachten toe, dan is enige onderwijservaring
niet slecht.
Ik vrees een beetje dat wat we destijds bij het
onderwijsvoorrangsbeleid (ovb) en bij zorgverbreding (ZVB) zagen, ook het geval
zal zijn, namelijk dat het altijd heel jonge mensen zijn met een grote
motivatie. Dat heeft heel twee effecten. Ze hebben weinig of geen impact op
oudere collegas die klasleerkracht zijn en dus altijd met die kinderen werken,
en ze stromen vaak heel snel uit. Bij ovb en ZVB konden ze niet vastbenoemd
worden, het waren ook tijdelijke uren, enzovoort.
We moeten de
ervaring, zowel van buiten het onderwijs als van binnen het onderwijs,
gebruiken om het gewoon onderwijs te versterken. Maar zeker bij mensen die van
buiten het onderwijs instromen, is pedagogische begeleiding en nascholing nodig.
Ze moeten immers een zekere impact kunnen hebben in een klas. Als
buitenstaander zo maar impact hebben op een klasteam, op een lerarenteam is
niet eenvoudig. Het is iets anders als men zelf weet hoe het marcheert. En ik
heb hiermee absoluut niet gezegd dat mensen die kine of logopedie hebben
gedaan, dat niet kunnen. Integendeel, het is goed dat er ervaring uit andere
domeinen binnenkomt. Weten hoe een school werkt, hoe een klas werkt, is
belangrijk. Er enige affiniteit en ervaring mee hebben, helpt toch in heel dit
dossier, zowel voor de prewaarborg, voor gon als voor ion.
Minister, ik maak we wat zorgen over de cijfers die mevrouw
Helsen heeft geciteerd. Gon en ion zijn echt belangrijke uren, het maximale
moet eruit gehaald worden. Als 30 procent geen enkele onderwijservaring heeft,
vraag ik me af hoe die mensen worden opgevangen, begeleid en hoe ze impact
kunnen hebben.
6.Jos De Meyer (CD&V)
Minister, ik wil nog een aanvullend probleem signaleren,
rechtstreeks vanuit het onderwijsveld. Er werd al gewezen op het inzetten van
de juiste expertise. Een schoolbestuur dat bekommerd is om die juiste
expertise, trekt in het secundair onderwijs een orthopedagoog aan. Die orthopedagoog
heeft geen bekwaamheidsbewijs om les te geven, maar dat is ook zijn of haar
opdracht niet. De persoon is voor de helft aangesteld om leerlingen te
begeleiden en voor de andere helft om de leerkrachten te ondersteunen. De
betrokkene wordt echter aangesteld in uren leerkracht, want er zijn geen andere
uren vrij. De orthopedagoog met masterdiploma wordt op die manier minder
betaald dan iemand die een bacheloropleiding genoten heeft. Dit is uiteraard
niet motiverend voor dit personeelslid om de job volgend jaar verder uit te
oefenen.
Ik heb hier een schriftelijke vraag over gesteld, maar die
werd verwezen naar een of andere hervorming die er ooit wel komt. Ik pleit
ervoor, minister, om kleine problemen, die voor de personen in kwestie echter
grote zorgen zijn, die zich voordoen ten gevolge van het M-decreet dat de
leerlingenstromen doet veranderen, op korte termijn aan te pakken. Ik vraag u
om voor die problemen op korte termijn te zoeken naar een oplossing.
7.Minister Hilde
Crevits
Wat gon betreft, is het een bijzonder goede zaak geweest dat
we de gon-uren vorig jaar bevroren hebben. Stelt u zich voor dat we het niet
gedaan hadden, dat we de signalen die er kwamen vanuit het veld dat er minder
uren werden toegekend, hadden genegeerd, dan zouden we nu met een sterke
vermindering gezeten hebben. En dat zou haaks staan op al wat u net hebt
aangebracht, met name dat het logisch is dat kinderen die van het buitengewoon
naar het gewoon onderwijs komen, dat enkel kunnen mits er een goede en correcte
ondersteuning is.
Ik kan de cijfers die mevrouw Helsen heeft vermeld, niet
betwisten. Ik word geconfronteerd met een realiteit. Op dit ogenblik zitten we
met een sterk wijzigend landschap. Voor mij is het cruciaal, dat heb ik in het
eerste deel van mijn antwoord gezegd, dat gon een beetje minder
diagnoseafhankelijk wordt en zich meer ontwikkelt op maat van wat het kind
specifiek nodig heeft. Het voorbeeld is al vaak gegeven van het kindje met
autisme dat perfect kan functioneren in de klas. Het ene kind heeft niets
nodig, het andere kind heeft wel begeleiding nodig. Nu zijn we niet in staat om
op kindniveau te geven wat het kind nodig heeft.
Ik meen dat het mevrouw Krekels was die ernaar verwees dat
het medisch attest dat nodig is, voor sommige mensen een omvangrijke uitgave
is. Het heeft me verrast, ik wist eigenlijk niet hoeveel het kost. Ik vind ook
dat het niet kan dat dit wordt voorbehouden aan de mensen die het attest kunnen
betalen. Maar als we dit wijzigen, moeten we er natuurlijk voor blijven zorgen
dat objectief vastgesteld kan worden wat iemand nodig heeft. Wij staan voor
vrij omvangrijke hervormingen. Het is uiteraard belangrijk dat de juiste
expertise op de juiste plaats komt.
De heer De Ro is nu net eventjes naar buiten, maar het klonk
als muziek in mijn oren toen hij daarnet zei dat wie in een school terechtkomt,
toch ook wel wat affiniteit ontwikkelt met de klas of met de praktijk in de
school. Ik zal echter zeker niet ontkennen dat het binnenhalen van andere
expertise in een school, een heel verrijkende ervaring kan zijn. Ik neem alle
opmerkingen mee. We proberen zo snel mogelijk tot een statuut en tot een nieuwe
gon-regeling te komen. Het mag inderdaad niet nog drie jaar blijven zoals het
nu is. Ik mik echt op 1 september 2016, maar dat zal keuzes vergen van ons
allemaal.
Mijnheer De Meyer, op het terrein zijn er natuurlijk heel
veel situaties mogelijk. Ik heb de antwoorden op de schriftelijke vragen die
gesteld zijn, niet bij me. Het hangt er een beetje van af hoe die orthopedagoog
aangesteld wordt. Er zijn looncategorieën. Een orthopedagoog met een
lerarenopleiding verdient iets meer maar dat is niet veel meer hoor dan een
orthopedagoog zonder. Als hij of zij aangesteld wordt in uren van een
professionele bachelor, dan verdient hij ook weer minder. Op het terrein zijn
er heel veel situaties mogelijk. Ik kan me indenken dat dit weinig motiverend
is voor de persoon in kwestie. Of we dit ook allemaal hervormd krijgen, weet ik
niet, het is nog een punt en het mag zeker de hervorming van gon niet in de weg
staan. Ik heb geprobeerd om u nu al mee te geven wat ik weet over de betaling
van de orthopedagogen, blijkbaar hangt het vooral af van de uren waarin ze
effectief tewerkgesteld worden.
We hebben dus nog veel bezorgdheden. De meeste zijn we volop
aan het behandelen. Voor mij is vooral relevant dat het kind krijgt waar het
nood aan heeft. Ik hoor veel mensen vragen stellen over de 2 uur. Waarom moet
dat 2 uur zijn gedurende een bepaalde periode, om de week of om de twee weken?
Kan dat niet een beetje soepeler? Leg het maximumplafond vast, maar zorg ervoor
dat je voor de rest het kind kunt aanbieden wat het nodig heeft. Dat is de
uitdaging waar we samen voor staan.
|