DAG 64: Zondag 1 juli 2018
Onder mijn voeten: Castro-Urdiales Loredo 31,4 kilometer.
Waar de koeien en de paarden tussen de pelgrims lopen.
Op het logboek stond dat de afstand een 30 kilometer zou zijn, maar in werkelijkheid waren het er 31,4. Ook vergat ik in het begin mijn GPS-registratie in te schakelen waardoor ik steeds anderhalve kilometer meer moest rekenen. Dat was een beetje ingewikkeld. Maar het parcours, ik blijf erbij, was weer zo uitzonderlijk mooi. Het eerste en het laatste kwartier werd de kustlijn gevolgd, alles er tussen in werd gevuld met bossen en weiden. Ik zie in de verte een bootje met een kleine kapitein die op een zondagmorgen aan het vissen is. De Cantabrische kust op een zondag morgen. Kan het nog idyllischer worden? De ondergrond zou vandaag het verschil maken. Er werd gewandeld over plaveien, puntige rotsblokjes, zandgrond, aardewegen, asfalt en zelfs modder van leem. Ook de bouwtrend die ik hier vandaag een paar keer opmerk heeft veel weg van de gekende Oostenrijkse Tiroler chalet. Regelmatig zie ik zulke chalets langs de kant staan. De mensen zijn hier heel vriendelijk, althans tegen mij. Toen ik bleef staan bij een bejaarde man die rustig vanop zijn stoel met een elektrisch kliefhamertje boomstronken van de Steeneik aan het klieven was, zette hij prompt de machine stil en begon een heel verhaal tegen mij te vertellen over de soort van dit hout en de duurzaamheid en de gedraaide nerven die het klieven zo moeilijk maken. Het opbranden van hout is zeer verschillend. Deze steeneik is uitermate geschikt om je te verwarmen via een kachel. Het hout brandt zeer langzaam en de calorische waarde is zeer groot. Toch ongelooflijk dat ik die Spanjool verstond, want ze praten nog sneller als ik en hun spraak is gelijk aan het geluid van een ratelende mitraillette. Na een tijdje loopt het pad opwaarts naar het zuiden en dus landinwaarts. Ik moet een weidepoort zelf openen en ook zelf sluiten. Eerst dacht ik aan een oplossing om loslopend wild binnen die zone te houden. Echter na enige tijd beland ik midden tussen de grazende koeien en jonge stiertjes. Blijkbaar zijn die beesten hier meer gewoon want ze maken geen aanstalten om mij te bedreigen noch aan te vallen. Wanneer er een bruine koe met een nog bruiner gat midden op mijn gaanpad staat, zwaai ik een paar maal met mijn pet en dat is reeds voldoende om haar tussen de struiken te jagen. Zij en ik lopen verder elk in onze eigen richting, ik met de rugzak en zij met een buikzak onder haar corpus. Er wacht mij echter een minder aangename taak. Ik moet deze berg over. Via een aardenweg die pas aan diggelen is gereden door een landbouwvoertuig met rupsbanden, wordt dit strookje om op te wandelen echt wel acrobatenwerk. Gans de ondergrond van leem is open gereten en vormt door de felle regen van gisteren een haast ondoorwaadbare modderbrij. Bijkomend probleem is de inclinatie van de bodem die op sommige ogenblikken toch wel 15 % aanduidt. Dan kom je boven op de top en wegen je schoenen wel vier maal zo zwaar van al die gele leem die kleeft aan je schoenzolen zoals Zoetemelk destijds aan het wiel van Merckx. Geleidelijk aan, door het wandelen tussen gras en onkruid kan je je van dat smerig boeltje ontdoen, maar zelfs je kousen en kuiten blijven smerig en door het zweet vang je zelfs modder langs de binnenkant in je wandelsokken. Ik loop langs de aardenweg naar het dal en kom op een betonwegeltje een eerste huis tegen. Er stond daar plots een paard in de gang. Het grazende dier was zich van geen kwaad bewust. Wel moest het zich even verplaatsen om mij een veilige doorgang te bieden. Het internationale kchchchc heeft ook hier geholpen. Het beestje zette zich wat schuin en heeft mij geen poot in de weg gezet.
Wanneer ik in de stad Laredo aankom is dit inderdaad een stad waar naast de naam ook in het centrum muziek in zit. Er is straatanimatie met allerlei artiesten en bij ééntje ervan kan ik het niet nalaten een cent te werpen in het mandje. Ze hadden via nylon draadjes een viertal poppen aan elkaar vastgemaakt op zulk een ludieke en zeer creatieve wijze, dat wanneer de eerste touwenpop bewoog al de anderen op het ritme van de muziek mee dansten. Heel ingenieus. Vanavond eten we pasta met kaassaus en prei met daarbij gemarineerde kippenfilet.
Morgen vertrek ik in Laredo en wandel tot in Guenes over 28 kilometer of ietsje meer? Mag ik Guido verwittigen dat hij zijn pen al maar klaar legt want zowel zijn eerste pentekening als de tweede worden voorzien om in de boek gepubliceerd te worden. Je beste handje klaar zetten he Guy. Guy is een patiënt die heel veel van zijn frustraties en emoties uit zijn lijf jaagt via klaarheldere en subtiel mooie pentekeningen. Het feit dat hij mijn verhalen condenseert tot één tekening maakt zijn werk alleen al uniek. Aan de andere Guy van Sacacorchos zeg ik dank want de Spanjekenner heeft me weeral een goede voorzet gegeven over de wijnkeuze in deze streek. Ik weet u nu al te zeggen Guy, dat die Rioja wijn die je aanhaalt inderdaad heel lekker is. Eergisteren nog geproefd in het restaurant van de pelgrimsmenu. Ik schrijf nu op het bestelpapiertje de Godella wijn en verwittig de senioritas dat ze enkel mogen proeven bij thuiskomst en onder bescherming en begeleiding van mijn aanwezigheid. Tot de volgende vertelsels.
Achter mijn handen
EEN GEVANGENISBEZOEK
Bij een huisbezoek loop je de kans dat je pad gekruist wordt door de dienst verpleging omdat meestal de bezoeken aan huis plegen uitgevoerd te worden omdat de patiënt zich niet kan verplaatsen. Dikwijls zijn daar mensen bij die thuis ook moeten verpleegd worden omwille van hun wonde(n) of ziekte. Zo ontstaat er al gauw een kring van kennissen bij de verpleegsters en verplegers die je opbouwt en waarmee je puur professioneel goede banden onderhoudt, al was het maar om praktische afspraken wat te vereenvoudigen. Er zijn op die manier binnen de verpleegwereld van zelfstandigen en Witgele kruis een groot aantal collegas die we bij voornaam aanspreken en die we binnen ons en hun vakgebied regelmatig interpelleren om een probleem bij eender welke patiënt te helpen oplossen. Hier en daar werd er zelfs afgesproken om samen met de verpleging een patiënt te helpen draaien in bed, te helpen bij de transfer van de zetel naar het bed en eventueel een dringende medicatie tijdens onze behandeling te helpen aanreiken. Het was zeer eenvoudig en aangenaam als je elkaar voor zon dingen aanspreekbaar kon maken, en zo lang ik werkte had ik met alle ziekenverplegers een zeer goede relatie. Natuurlijk waren er individuen waar de relatie iets verder reikte dan gewoon een babbeltje of een vraag. Ook waren er verzorgers waar het contact niet zo intens verliep.
Jean-Philip was zo een verpleegkundige waar het mee klikte. In een bepaalde periode liepen we allebei op een zekere locatie elkaar dagelijks tegen het lijf omwille van een omslachtige behandeling bij een mevrouw met verscheidene breuken en erg gecompliceerde wonden. Zijn behandeling liep al snel uit tot drie kwartier en soms nog langer. Toen ik dan aankwam in het huis maakte ik tijdens de verzorging door de verpleger een rustige babbel over koetjes en kalfjes, over het gezin, over het beroep, over vervelend doktersgedrag, over de onderverloning of over zijn paarden. We hadden wel altijd een onderwerp en we vonden elkaar in onze filosofische gesprekken vrij eenvoudig terug op dezelfde golflengte. Heel de duurtijd van mijn praktijk is Jean-Philip me regelmatig tegengekomen en ik hem. En even regelmatig hadden we telefonisch contact over patiënten en startende behandelingen. Hij was ook de verpleger die iets naast zijn taak durfde uit te voeren voor zijn zieken. Zo ging de goedhartige verpleger regelmatig medicatie ophalen in de apotheek, bracht hij al eens een brood mee voor de patiënt en deelde hij gekregen groenten van de boer uit tijdens zijn huisbezoeken. Wanneer de patiënt een kinesitherapeut nodig had prees hij mij loyaal aan en omgekeerd bij een vraag naar een verpleging prees ik hem aan bij mijn patiënt, al was hij meestal wel de eerste die bij de zieke thuis op bezoek kwam. We vormden haast een therapeutische tandem.
Er is in het leven van Jean-Philip iets fout gelopen. Er werd hem een delict ten laste gelegd waar ik over schuld of onschuld niet durf te oordelen. Ik hoef dat gelukkig ook niet te doen. Hij werd aangehouden en zat enige tijd in voorarrest in de hulpgevangenis van Leuven.
Toen kwam er een brief van hem op mijn thuisadres. Zijn vraag of ik eens wou langskomen, kwam niet echt onverwacht. Innerlijk had ik deze persoonlijke To Do altijd naar de rechter kolom verschoven. Ik geraakte er voor mezelf niet helemaal uit omdat ik Jean-Philip in de cel niet kon kaderen in mijn vriendschap van weleer. Eigenaardig vind ik dat nog steeds.
Je kan er enkel bezoek afleggen op verzoek van de gedetineerde zelf en daaromtrent zijn er bepaalde procedures voorgeschreven. Je komt niet zomaar binnen in de bajes en je bent er niet altijd even welkom. Ik ging in op het verzoek en sprak een bepaalde dag en uur af zodat de cipiers konden verwittigd worden van mijn visite.
Mijn vriend daar te zien in die omstandigheid heeft op mij een diepe indruk gemaakt. Ik ben daar dagen mee bezig geweest. Je verwacht die persoon niet in zon situatie. Constant ben je tussen de twee oren aan het corrigeren, ben je wat je ziet en wat je voelt, wist en denkt aan het plaatsen in de context waar het hoort. Maar met deze context kan je je niet verzoenen want zo ken je de Jean-Philip niet. Hij hoort daar precies niet thuis.
Ook de behandeling van je eigen persoon: je komt binnen en moet onmiddellijk al je spullen zoals autosleutels, smartphone, portefeuille, juwelen en dergelijke afgeven. Dan moet je je vingerafdruk maken en wordt er nog een foto van je gemaakt. In indianenpas (alle bezoekers achter elkaar op één rij) mag je dan tussen twee cipiers (ééntje vooraan en ééntje achteraan) naar een grotere ruimte waar tafeltjes en stoelen staan. Eén cipier blijft aan de ingangsdeur staan om al wat er wordt gezegd te registreren. Privacy zero! De andere cipier staat aan de deur waarlangs de gevangenen binnengeleid worden. Ook achter elkaar in een grijs plunje. De eerste beelden van mijn vriend waren abominabel. Hij was erg vermagerd en zijn aangezicht was plots 10 tot 15 jaar ouder. Hij was nerveus en stamelde een paar eerste woorden. Ik weet ze niet juist meer te herhalen, maar het kwam erop neer dat wie zou gedacht hebben om elkaar hier ooit nog eens te moeten ontmoeten.
Vrij snel liep het gesprek vlotter en verhaalde hij me zijn dagen in jail en kwamen er vragen over onze gemeenschappelijke patiënten. Over wat de vooruitzichten waren en wat er allemaal komt kijken bij een gevangenisverblijf. De verkoop van de wagen en de woonst, de betaling van de advocaat en de sociale gevolgen in verband met zijn werk en burgerrechten. Hij had heel veel zorgen die niet onmiddellijk konden worden opgelost. En ik maakte regelmatig tijdens dat gesprek de bedenking dat een mens mag misdaan hebben wat maar kan, maar dat deze situatie mentaal overleven echt geen eenvoudige opdracht kan zijn. Er kwamen traantjes aan te pas en ik achtte mij gelukkig dat ik na enige tijd dit bezoek-oord weer kon verlaten. Ik had met Jean-Philip nooit één probleem gehad. En wie zonder zonden is mag gerust de eerste steen werpen. Hier en nu in deze situatie zijn er geen winnaars. Wanneer je in een penitentiehuis terechtkomt is er boete en is er treurigheid. Dit verdriet heeft echter niets om handen met het verdriet dat we dagelijks in ons beroep tegenkomen. Ik moest mezelf dwingen deze droefheid zijn specifieke plaats te geven en dat heeft wel enkele dagen geduurd.
Bij het buitengaan was ik zo verbouwereerd dat ik enkele van mijn persoonlijke spullen vergat mee te nemen. Zo stond ik aan de wagen zonder mijn vergeten sleutels en kon ik voor een tweede keer die dag aanbellen aan de hulpgevangenis. En ik die mezelf zonet gezworen had er alles aan te doen om hier nooit meer te moeten binnenkomen. Ik zie Jean-Philip nog enkele keren en weet mij verlicht in mijn wrang gevoel omdat dit schouderklopje haast zoveel waard is dan een reanimatie bij een hartfalen. Moed Jean-Philip, er komen zeker betere tijden. Jean-Philip moet nog twee jaar overleven en komt dan waarschijnlijk vervroegd vrij. Zijn straf is dan een geheelde wonde waarvan het litteken één grote streep van wild vlees zal nalaten. Wellicht zal zijn maatschappelijke straf nooit eindigen!
Er was nog zoveel goeds te doen in onze stiel Jean-Philip!

















|