DAG 47: Donderdag 14 juni 2018.
Onder mijn voeten: Laval-De-Cère – Saucats - Hostens
Reünie met Onze oude getrouwe Sonja Hiesentriet!
De aftocht vanuit Laval was niet bepaald vlot te noemen. Alvast de start niet. Wanneer je bij Chris en Jacques de achtertuin op de berg verlaat moet je een helling oprijden van rond de 20%. Mijn Lamborgini Mobilhome is geen snelle, is geen sterke maar wel een oude taaie. Hij kon de helling net niet op, omdat hij op de laatste meters bovenaan steeds de grint lospeuterde. Zo had hij te weinig grip en geraakte hij het topje niet over. Chris rijdt met een Range Rover. Dit was het moment om de ware toedracht en kracht van deze bolide eens te testen. De Range werd voor de motorhome geplaatst en getrokken door al die paardjes onder de Rover-motorkap lukte het mijn aftands monstertje wel om boven te geraken. Zonder probleem zelfs. Als die Range de keuze had, hij zou mij tot in Bordeaux gesleurd hebben. Eénmaal we vertrokken waren was er weer geen houden meer aan. We reden onze 270 kilometer naar Saucats in één tijd. Volgens Jacques zijn verhaal zijn de bossen en de vlaktes van varens een gevolg van Napoléon zijn initiatief om hier die naaldbomen aan te planten. De regio heeft werkelijk iets speciaals te bieden. Het zou een cocktail kunnen zijn van een venengebied met naaldbomen, ook open vlakten waar varens en allerlei heidegras de natuur siert. Je rijdt over lange eindeloze wegen die als lange koorden het bosgebied doorklieven. Een ander en totaal verschillend landschap dan wat we tot nog toe mochten observeren.
Deze morgen heeft Chris nog gauw mijn rugzak hersteld. De elastische borstband die beide schouderlussen bij elkaar moet houden was uitgerafeld door steeds de tamelijk zware GPS er aan te hangen. Meteen was er ook een probleem met de beide schouderlussen die naar beneden over mijn bovenarmen zakten. Met een simpele zwarte rekker en een degelijke naaimachine werd de zaak opgelost. De rugzak is opnieuw operationeel te noemen.
Walter heb ik deze morgen nog eens hartelijk bedankt voor zijn bewezen diensten de voorbije zes weken, en er zit een ideetje in mijn hoofd waarmee ik hem bij mijn thuiskomst een plezier kan doen als gebaar van dank om zijn bezorgdheid, inzet en gepresteerde arbeid. Al zijn we niet meer samen in beeld Walter, we vergeten deze gedeelde tijd niet en hoe plezant en hoe moeilijk sommige situaties ook wel waren en ons overvielen, alleszins ik kom sterker uit dit verhaal naar buiten. Voor jou kan ik niet spreken. Ik hoop (en al is dit een kathedraal hoog cliché) uit de grond van mijn hart dat de blijheid, het gelukzalig gevoel, de eenvoud en de ongelooflijke kracht der relativering die mij te beurt viel tijdens dit eerste deel van de tocht, u ook moge overkomen zijn. Je koken, je rijden, je navigeren, je anticiperen op helaas moeilijkere momenten (moeras), je boodschappen doen, je bekommernis om de rugzakattributen bij het vertrek en je hapjes en improvisaties bij de apéritieven zijn echt wel heel gewaardeerd geweest. Te weinig heb ik wellicht merci in het Frans gezegd, maar ik doe het dan nu maar eens “en plein public”: Waltèr, vous êtes un ami pour ma vie et merci pour tous vos performances!
Wanneer Marie Rose en ik Hostens bereiken, merken we meteen een sfeer van vakantie, strand, watersport en georganiseerde toeristische opvang. We staan aan “Lac de Bourg” en dit venenmeer kan je vergelijken met de plas van Hombeek langs de autostrade van Brussel naar Antwerpen. Alleen, de Fransen zijn niet goed in merchandising. Er is een kajak verhuur hutje, er is mogelijkheid tot surfen en zwemmen, maar hoe goed ook bedoeld, er is geen enthousiasme rond deze initiatieven. De gebouwen staan er slecht onderhouden bij, er is geen mogelijkheid om deftig op een proper terrasje iets te drinken, de toiletten zijn vuil en echt niet hygiënisch, na het zwemmen kan je je niet omkleden noch douchen in een daarvoor voorziene ruimte. Bovendien is de omgeving zo mooi (denk aan het Rijksdomein van Hofstade), zijn er wandelmogelijkheden zonder einde, is het aanbod om er een eetgelegenheid te voorzien zo vanzelfsprekend, maar niets van dat alles wordt benut. In België zouden hier vijf crème karren staan die elkaar dood beconcurreerden, net als de frietkramen en de bistro’s. Geen plaatsje was onbenut om er een horeca zaak neer te planten en er via concessies geld van te maken. Hier niet. Wat er wel is, vuile toiletten, parking voor de motorhome, strand met wit zand, en een schamele kiosk die wat frisdrank en een belegd broodje verkoopt. Spijtig.
We treffen er Sonja, onze oude getrouwe vriendin. Lezers van de vorige blog in 2015 zullen haar nog herinneren als de spring in ’t veld en de dame die door haar stoel zakte en haast in haar broek plaste van innerlijk heimelijke pret. Daar zijn foto’s van gemaakt. En ja,… bij het weerzien werd er innig geknuffeld, en dat mocht. Wat zijn we blij dat Marie Rose aan haar zij een andere ram heeft die haar het leven heel wat lichter, minder stresserend en zeker aangenamer zal maken. Welkom aan de tweede Hiesentriet, en zo zijn we weer vertrokken. Vanavond eten we opgelegde pruimpjes met stoofvlees en een lekker pain de Campagne, met een scheutje bier…We hadden ons vanuit België goed voorzien. Tweeënzeventig flesjes bier zitten hier verzonken in de kelder van de motorhome. Ik denk dat we daarom de berg niet op geraakten deze morgen. Morgen lopen we terug onze dertig kilometer en daarom dat ik er de rem wat op hou, want dat innig weerzien heeft ook weer zijn gevolgen en oorzaken…. Tot morgen.
Achter mijn handen
RESPECT VOOR…DE MAN ACHTER DE VUILNISKAR
Hugo is een gemeentearbeider, die huisvuil ophaalde in de tijd dat deze taak nog tot de gemeentelijke verantwoordelijkheid behoorde. Een job van acht uren intensief lopen, heffen, smijten en springen, trainde zijn lichaam vooral op kracht en spiervolume. De morfologie van zijn musculair systeem was te vergelijken met dat van een competitieve body-builder. Uiteraard vergde zijn job als huisvuilophaler een optimale conditie. Hij vertelde me dat zijn dagelijkse loopafstand achter de vuilniswagen varieerde tussen twaalf en achttien kilometer. Er ging gemiddeld per dag twee- tot drieduizend kilo huisvuil onder de biceps en meestal waren er twee tot drie verkeersproblemen per dag omdat weggebruikers deze mensen hun job negeerden. Zijn gevoel bij deze arbeid: passionele inzet want Hugo kon geen ander werk bedenken dat hem zoveel satisfactie zou kunnen bezorgen. Hij was een vriendelijke werknemer, omdat hij voor anderen ook regelmatig in de bres sprong.
Op een zekere dag sloeg het noodlot toe.
Tijdens een achteruitrij-maneuver had de vrachtwagenbestuurder Hugo niet zien staan naast het achterste rechterwiel. Door een afleiding op datzelfde ogenblik, - er stonden namelijk enkele huisvuilzakken wat verderop-, merkt Hugo de korte draaicirkel van de huisvuilwagen niet op en wordt door de vrachtwagen omver geduwd. Zijn rechterbeen belandt onder het wiel en wordt door de huisvuilwagen overreden.
De collega die het allemaal van nabij ziet gebeuren roept en tiert naar de bestuurder die het ook onmiddellijk in zijn spiegel overschouwt. De man in de bestuurderscabine is zo verbouwereerd en geraakt in shock. In plaats van zijn wagen ter plaatse te parkeren, zet hij zijn versnelling van achteruit naar eerste vooruit en rijdt, wellicht gedreven door paniek, een tweede keer over deze verbrijzelde knie. Hugo schreeuwt het uit van de pijn. De ziekenwagen is snel ter plaatse en via pijnstillers wordt de toestand gestabiliseerd. De eerste zorgen worden toegediend en daarna wordt het slachtoffer naar het universitair ziekenhuis Gasthuisberg getransporteerd. Daar wordt gevreesd voor een mogelijke amputatie van zijn rechter onderbeen.
In het Gasthuisberg ziekenhuis loopt een orthopedisch traumatoloog rond die mondiaal gerenommeerd is in het heelkundig herstel van ongeziene fracturen. Dat was het grote geluk van Hugo. De ingreep heeft lange uren geduurd, maar het been kon worden gered en de knie zoveel als mogelijk gerestaureerd. Het was dagenlang een ongelijke strijd van David tegen een onvoorstelbare pijn, twijfel en onmacht.
Hij heeft acht maanden indrukwekkend gerevalideerd. Hugo heeft nachten niet geslapen, hij heeft moed geput uit een hele diepe krater. Maar vooral, heeft hij mij er toe aangezet nooit op te geven om te trachten zijn mobiliteitsgrens van buiging en strekking in zijn rechter knie te helpen verleggen. Ik zag nooit één traan over zijn wang rollen maar weet deksels goed dat hij wellicht achteraf bij de tandarts kosten zal gehad hebben. Op zijn tanden bijten kon hij wel.
Ook ons als therapeut overkomt het me regelmatig dat ik overmand geraak door de observatie van zoveel inspanning en moed. Ondanks de pijnlijke maar zeer succesrijke revalidatie zijn Hugo en ikzelf sindsdien dikke maatjes geworden. Als we elkaar ontmoeten in het dorp is er een onzichtbare wederzijdse link van diep respect en waardering. Ik voor hem, hij voor mij.
Na een relatief snel herstel van zo’n pathologie werd Hugo door het gemeentebestuur opnieuw gerehabiliteerd en te werk gesteld als zaalwachter in een sporthal. Daar kweet hij zich zeer plichtsgetrouw van zijn taak. Betreffende de netheid, de orde, de discipline en het gebruikte materiaal zijn er onder Hugo’s bewind nooit klachten geweest.
Hugo wandelt nu nog dagelijks zijn drie vier kilometer samen met zijn kleine “pincher” die luistert naar de naam “Dobberman”. Ze passen heel goed bij elkaar….













|