Cathy wil dat ik het appartement verlaat. Ik krijg 4 weken, daarna moet ik weg. Ik was weer eens te dronken.
Twee dagen geleden was ik vertokken naar Euston. Ik wou Jason zien. Nu ja, ik wou hem niet zien, ik ging gewoon met de trein tot in Euston gaan en toen zou ik terugkeren naar Ashbury. Ik wou gewoon langs het huis komen, in de trein erlangs rijden. Maar toen de trein stopte in Witney, mijn oude woonplaats, stapte ik uit. Ik wist dat het geen goed idee was, maar ik had al een paar gin-tonics op dus het kon me niet veel meer schelen.
De volgende ochtend werd ik wakker met de ergste kater die ik in tijden had gehad. Ik herinner me niets meer van wat er die avond gebeurd is. Maar ik weet dat er iets gebeurd is, iets ergs. Er was ruzie. Stemverheffing. Ik ben naar de straat geweest waar Jason woont, en dus ook waar Tom woont. Er zit een pijnlijke gevoelige bult aan de rechterkant van mijn hoofd en een snee in mijn lip. Ik voel me beschaamd en gefrustreerd, ik krijg de herinneringen maar niet terug.
Ik moest nogal een boeltje gemaakt hebben toen ik, op de een of andere manier, thuiskwam. Want na een paar uur weer in slaap gevallen te zijn werd ik wakker door geschreeuw. Het was Cathy. Ik had overgegeven op de trap en geplast op de grond in de badkamer. Daar is die schaamte weer.
Nu ben ik in de bibliotheek. Ik heb mijn moeder een mailtje gestuurd via mijn Yahoo-account. Op de website van Yahoo staat allemaal nieuws, dat is toegesneden aan jouw postcode. Ik scrolde wat en daar stond ze plots. Jess, mijn Jess, de volmaakte blondine, naast een kop die luidde: Zorgen om vermiste vrouw uit Witney. Eerst twijfelde ik of het zij wel was, maar toen las ik de naam van de straat en wist ik het zeker. Ze wordt vermist.
|