Ik ben uitgeput, mijn hoofd is duf van de slaap. Als ik drink slaap ik bijna niet. Ik zit weer op de trein van 8.04 uur richting Londen. Er zit maar een handjevol mensen in mijn coupé. Ik val in slaap tegen het raam en iets later word ik weer wakker door het gepiep van de remmen. We staan bij het sein. Ik kijk naar de huizen langs het spoor en zie Jess in haar tuin. Achter haar staat een man die net het huis uitkwam. Hij draagt iets, een beker koffie misschien, en als ik naar hem kijk, besef ik dat het Jason niet is. Hij zet zijn beker neer. Jess loopt naar hem toe, legt haar handen rond zijn middel en zoent hem lang en vol gevoel. De trein trekt weer op.
Ik kan het niet geloven. Waarom doet ze dat? Jason houdt van haar, dat kon ik zien, ze zijn gelukkig. Ik begrijp niet waarom ze hem zoiets aandoet, dit verdient hij niet. Ik voel me teleurgesteld.
'S avonds op trein terug richting Ashbury moet ik denken aan de tijd toen ik nog samen was met Tom. Ik mis hem. Telkens wanneer ik te veel gedronken heb bel ik hem op of stuur ik hem mailtjes. Dit tegen de zin in van Anna. Ik herinner het me vaak niet meer dat ik het gedaan heb. En Tom zegt me altijd opnieuw dat ik er mee moet stoppen, dat het gedaan is tussen ons. Dat Anna het niet leuk vindt en dat hij haar telkens weer moet overtuigen om de politie niet te bellen.
Maar ik mis Tom, ik denk bijna constant aan hem en haat het dat hij nu met Anna in ons huis woont. Ik kom toe in Ashbury en op baan naar Cathy ga ik nog vlug langs de nachtwinkel en koop twee flessen wijn.
|