Inhoud blog
  • de zon schijnt selectief
  • WAAROM ZE ZWEEG
  • RANDGEDICHTEN
  • DE VISSERSVROUW
  • enkele gedichtjes
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Vraagt U zich dat ook af?

    satirische stukjes over belangrijke en vooral onbelangrijke zaken
    08-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de zon schijnt selectief
    Voor haar ogen slikte hij de doos pillen in één keer in, samen met een pint bier.  Hij strompelde naar boven, naar zijn bed, en liet er zich plompverloren op vallen.  Binnen enkele minuten was hij in een diepe slaap gdompeld.
    Ze kwam boven en keek met ontzetting naar hem.  Wat had ze haar zoon misdaan, dat hij zo uit het leven wilde stappen?  Wat hij wel, maar zij niet wist,  was dat de cocktail  zeker niet dodelijk was, en dat hij na een lange roes wel weer zou wakker worden.
    Ze ging naar beneden en zette zich aan de keukentafel en begon te huilen.  Waarom was het leven zo wreed voor haar ?   Ze had het weinige dat ze had, toch altijd aan haar kinderen gegeven?   Had ze niet altijd gedacht dat ze zich schikten in hun lot.  Waarom die drank, en dan die agressie?  Het woord 'agressie' kende ze niet, maar laten we in het verhaal een ganse uitzichtloze reeks verbaal en vooral fysiek geweld onder één noemer samenvatten.
    Hoe had ik haar willen troosten. Maar wat wegen woorden tegen eenzaam verdriet?   Ze stond er altijd  alleen voor.  Ze begreep de wereld niet.  Alles was zo ingewikkeld geworden in vergelijking met haar jeugd.  En geld.  Alles kostte altijd maar meer geld.  En als ze dan eens geluk had , hoe klein het ook was , dan werd ze nog weggepest.  (Wie zich blootgeeft als schaap trekt de wolven aan).   Het was alsof ze het bestaan op Aarde niet gegund was.  Door een stom toeval was ze na haar geboorte in leven gebleven.  Was het niet beter geweest dat ze toen, in alle onschuld gestorven was.   Zoals ze dacht , dat haar zoon nu lag te sterven.  Ze beet op haar tanden, stommelde naar boven.  Ze hoorde hem nog ademhalen.  Zou ze de dokter laten komen?  Altijd hetzelfde probleem: nooit iemand om raad aan te vragen!

    In 1989 in het huis van mijn moeder, toen ze een weekend vrij had.

    Om te moeien zijn ze daar allemaal; om te helpen zie je niemand.

    Psychiaters zijn  alleen in geld geïnteresseerd.

    08-01-2011 om 15:25 geschreven door Nomen Nescio  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (1 Stemmen)
    05-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.WAAROM ZE ZWEEG

    Nooit sprak ze over haar jongst zoon, Stefaan.   Het was nu al meer dan een heel jaar dat ik haar om de twee of drie weken bezocht, voor een losse babbel bij de koffie,  waarbij ze wel over alles wou praten, maar niet over Stefaan.
    Ze woonde alleen in een appartement op de zevende verdieping, met een mooi uitzicht op het stadscentrum.  Telkens als ik toekwam, zat ze in de zetel aan het raam, van waaruit ze Gent zowel onder  de regen  als onder de zon kon zien.  Ze kon nog zelf de deur openmaken, maar ik wist dat van die zetel,  omdat ze me van daaruit kon zien aankomen.  Haar ogen waren nog goed, beweerde ze, alhoewel ze zowel een leesbril als een bril om ver te kijken nodig had.
    Buiten mij liet ze niemand binnen, tenzij de dokter, de verpleegster en de poetsvrouw.   Ze kende niemand anders meer.   "Ze zijn allemaal al dood, meneer".   Ze sprak me altijd met meneer aan, alhoewel ik haar met de voornaam aansprak, en ze telkens vroeg me me ook met voornaam aan te spreken. 
    Haar dunnen haren waren grijs zoals past voor iemand van tachtig jaar.  Diepe voren doorploegden gans haar gezicht, maar ze kon nog goed lachen.  Haar tanden was ze allemaal kwijt, een kunstgebit had ze niet, en ze had er ook geen behoefte aan.  "Te duur, meneer, wij oude mensen moeten op onze centen letten ".
    Toch was er bij de koffie steevast gebak en voor mij een glaasje Gognac.  Zelf dronk ze niet.  Geen alcohol, had de dokter gezegd.
    Haar kleren waren grijs en donkerblauw, wat ze ook droeg.  Altijd wist ze een goede combinatie uit haar kleerkast te toveren, alhoewel die allesbehalve propvol was.   Koken deed ze zelf niet meer.  Men bracht warme maaltijden aan huis.  Maar de bloemen, die ik telkens meebracht, schikte ze zelf in de vaas.   Ze luisterde nog aandachtig naar de radio, en was op de hoogt van alle nieuws.  Niet dat ze van gans  dat politie gedoe veel begreep, maar als er een overval of een geweldpleging was gebeurd, kon ze alles navertellen.
    Ze hasd drie kinderen gehad.  De oudste twee waren overleden.  Haar schoondochters konden haar niet bezoeken,  maar soms kwamen de kleinkinderen samen met de achterkleinkinderen.
    Maar over haar jongste zoon, Stefaan, die nu 52 jaar was, sprak ze nooit.  Niet dat ze ruzie hadden, voor zover ik wist.  HIj woonde ook niet ver, in één van de randgemeenten.  En hij was nog goed te been, en had zeker de tijd om haar samen met zijn dochter te bezoeken; als hij gewild zou hebben.
    Meer wist ik niet van Stefaan, en dat kleine beetje informatie had ik dan nog uit derde hand.  Zo gaat dat in het leven: je brengt je kinderen groot, en als ze op eigen benen kunnen staan, zijn ze weg.   Ik durfde het onderwerp Stefaan niet aan te roeren . I sprak gewoon over de kleinkinderen in het algemeen.
    Vanddag was het anders.  Ik zag duidelijk, dat ze gehuild had.  De koffie was klaar maar er was geen gebak; en ook de bloemenvaas stond niet op tafel. Ik vroeg bezorgd Is alles goed, Maria?'.   Ze zweeg en perste de flarden van lippen op elkaar.  Toen gaf ze me een rouwbrief.  Daarin las ik dat Stefaan X plotseling overleden was   Hij was vermeld als de zoon van haar overleden man en zijzelf.  Geen vermelding van echtgenote of vriendin.  En als enige op de lijst zijn dochter.
    Ik keek vragend en hulpeloos naar haar.   Er blonk een zilveren traan in haar linkeroog.  "Kun je me niet wat meer vertellen?" vrieg ik. Ze antwoordde niet.  Stilzwijgend dronken we koffie.  Tot ze zich plotseling niet meer kon houden; en dan kwam alles eruit.  Hoe Stefaan, toen hij ongeveer veertig jaar was, betrokken was in een zwaar ongeval, en meer dan een jaar in coma had gelegen.   Men had toen reeds alle hoop opgegeven, maar toch was hij er doorgeraakt.   Maar hij leed aan een ernstig geheugenverlies.   Hij herkende zelfs haar, zij moeder, niet meer.  Zijn vrouw was wegens de ganse situatie van hem gescheiden.   Zijn dochter was aan lagerwal geraakt.  Het leven kan wreed zijn.  Ik probeerde haar te troosten, maar vond de woorden niet.
    Toen ik wegging vroeg ze zachtjes: "Wanneer kom je terug?"  Ik beloofde haar volgende week terug te komen.
    Toen ik die week kwam, stond ik voor een gesloten deur.  Ik belde aan bij  de buren.  Ja, ze wisten waar ze was.  In het UZ.  Ze had een overdosis slaappillen genomen, maar de dokter, ongerust omdat hij niet binnen kon, had de slotenmaker laten komen.  Ja, haar toestand was nog steeds zorgwekkend.  Ze lag op intensive care.

    Ik bracht bloemen mee, toen ik naar het UZ ging.  Ze knipperde even met de ogen, toen ik mijn naamnoemde, ter teken van herkenning.
    Ik zou haar niet meer levend  terugzien.

    Gerry Verhulst, Gent, 2006

    05-09-2010 om 14:22 geschreven door Nomen Nescio  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.RANDGEDICHTEN
             M

    T      O      N       I      E

             N

             O

    Vandaag is, wat gisteren was
    En morgen zijn zal
    De Leie sleept zich voort
    Zichzelf gulzig omarmend
    Vandaag, zoals gisteren, zoals morgen.


    De mensen staan vroeg op
    en werken zich het zweet uit het lijf
    Ze zijn hard; de vlasstiel is hard
    Het brood komt niet zomaar op tafel
    Bittere strijd, dag in, dag uit.

    Zijn ze gelukkig, die mensen?
    Ze sluiten zichzelf op, pijnlijk
    Hun ogen draaien als de wind
    Gevallen vlas is dood, honger
    De rijke vlaschaard de feesttafel.

    Ze ploegen, zaaien en maaien
    Geen tijd om hun kind te aaien
    De levensstrijd begint vroeg hier
    Aan de oevers van de Leie
    De rijken zullen er niet om schreien.


    DRUILOOR VAN EEN PASTOOR

    Wie ben je, druiloor
    Van een pastoor
    Je blik naar de sterren
    Waarachter je God
    Waarin je zelf niet meer gelooft

    Heilig Jozef, heilige Maria,
    De weg is lang, steil
    En vol bochten
    Tochten, bochten, tochten, bochten.

    Ach, bid toch je brevier
    Want de duivel is hier
    Je bonnet zal je niet beschermen
    Als je gedachten zich verstrooien
    Heilige Jozef, Heilige Maria.

    Bid de paternoster
    De hemelpoorten zullen opengaan
    Als je in je koude graf schuift
    Je hersenen verwateren
    Je beenderen zijn zelfs niet eeuwig




    DE KETSERS

    Ze zwoegen en beulen
    Trekken en sleuren
    De boot moét vooruit
    Door 't gareel op je rug.

    De Leie kronkelt zich
    Zoals alleen de Leie kan kronkelen
    Nu eens links, dan weer rechts
    Het water stinkt er naar vlas.

    De ketsers hebben geen thuis
    Vandaag de boot,morgen verder
    De ketsers hebben geen thuis
    Hun leven zelf is een kruis

    05-09-2010 om 13:42 geschreven door Nomen Nescio  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE VISSERSVROUW

    Ieder jaar op dezelfde dag, de 14de november, ontstak ze drie kaarsen bij het beeld van Onz-Lieve-Vrouw op de beukenhouten kast in het salon.  14 november 1967 was de dag van de storm, die het schip waarop haar man en haar twee zoons waren, deed kapseizen.
    Ze had haar beste jurk aan, en las uit de Bijbel, hopend  op wat troost uit de hemel.  Want ze was er rotsvast van overtuigd dat Frans, Jef en Luk in de hemel waren.  Zo had meneer pastoor het gezegd, en wie zal nu meneer pastoor tegenspreken?
    Nadat ze een uur gelezen had, deed ze haar zwarte wintermantel aan, zetten een zelfgebreide muts op, en omsjorde haar hals met een sjaal in geel en groen (de kleuren van de voetbalploeg van Jef) en begaf zich naar zee.   Vandaag was de zee relatief kalm.  Ze kocht in de winkel drie boeketten anjers, in drie verschillende kleuren en ging traag naar de waterlijn in de verte.  Aangekomen aan de grens tussen aarde en water gooide ze één na één de boeketten anjers in het water, telkens een Onze Vader biddend.  Zo was dit nu al het veertiende jaar.  In al die tijd had ze niemand in haar huis ontvangen, tenzij de buurvrouw Agnes, die ook  vissers-weduwe was.
    Meestal zegden ze weinig.  Ze spraken over de zee, de vooruitgang van de veiligheid op de schepen, over de dwaze toeristen, en soms over de restaurant-gangers, die nu vis zaten te eten.
    Zelf at ze ook gaarne vis.  En alhoewel het vleesverbod op vrijdag opgeheven was, aten beide buurvrouwen toch vis op vrijdag.  Dan kookten ze om beurt voor twee.  Zo'n maaltijd was deugddoend.  Ze gaf haar het besef dat ze niet alleen was.
    Gisteren is Agnes begraven.  Veel volk was er niet in de kerk, en aan het graf nog minder.  De weduwe wierp stilletjes een bos anjers op de kist, en liep dan van het kerkhof weg, de ogen vol tranen.
    Ze begaf zich naar het zeetje, en staarde in de verte.  Een bende meeuwen maakte een hels kabaal.  Ze bad tot Maria, die ook een zoon had verloren, en vroeg Haar om nu naast Frans, Jef en Luk,  ook goed voor Agnes te zorgen.
    14 dagen later kwam de brief.  Hij bleek van de zoon van Agnes te zijn.  Hij bedankte de buurvrouw van zijn moeder en beloofde haar, dat hij haar spoedig eens zou opzoeken, om meer te weten over de laatste jaren van zijn moeder.  De brief was verzonden vanuit Reykjavik.

    Gerry Verhulst, Gent 2008

    05-09-2010 om 13:22 geschreven door Nomen Nescio  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    31-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.enkele gedichtjes
    MIST
    De mist slokt de schepen op
    Af en toe een scheepshoorn
    Onmenselijk geluid waarschuwt mensen
    De nacht is fris
    Mijn jaskraag omhoog wandel ik langs de kade
    Links het dok, rechts de stapelplaats
    Waarom, vraag ik
    Waarom bevind ik me op dit uur hier


    ONTBIJT

    Zou ik geen dichter zijn
    Als ik 't ontbijt niet bezong
    Voor de ene een snelle hap
    Voor de andere het begin van de dag

    Bekijk toch de mand van de Natuur
    Vers brood, kaas en confituur
    Koffie geur dringt al je poriën binnen
    Geen mooier ham om de dag te beginnen

    Haast je niet, er is nog tijd zat
    Spreek even met je disgenoten
    en laat dat ochtendblad
    De tafel zelf moet je bekoren.


    DE ONEINDIGE ZEE

    De zee , o scarabee
    Prikkelt immer mijn verbeelding
    Dat woelige gedoe daarginds
    Waar mijn oog geen toegang heeft

    Waar het leven  zelf ontstond
    Waarover de mens zich nu god waant
    Ach, je ritme van golven altijd
    De slinger slaat het perpetuum mobile

    Laat me na mijn dood in je schoot rusten
    Verstrengeld eeuwigheid en nietigheid
    De vissen zullen er zich niet om kommeren
    De familie zal hypocriet rouwen



    GEDACHTEN

    Gedachten hebben iets als vogels
    Een dof geluid, ze schrikken weg
    Kinderen denken niet, ze spreken
    Morgen pas worden ze volwassen

    Vragen hebben iets als kraaien
    Een onverwacht woord, ze schrikken weg
    Kinderen spreken recht voor de raap, zonder nadenken
    Morgen zijn ze al volwassen



    LUPINEN

    Zover mijn geheugen reikt
    Stonden ze daar, zoals toen in elke tuin
    De lupinen

    Weer of geen weer, ieder jaar bloeiden ze
    een zomer lang, in blauwe, rode
    Of witte kleuren (tiens, de Frans vlag)
    Een groen blad belandde uiteraard
    ergens in het herbarium voor de school

    Ik nam een tuil mee naar Le Chesnay
    Een stukje levend België in het dorre Parijs

    Nu zijn ze dood, die lupinen
    Andere heren, andere wetten
    Ach, breng me nog een tuil ervan
    Hun geur zal je ten hemel voeren


    AULA
    Aan de zuilen hangensneden ham
    De Aula omgetoverd tot marmer
    Maar de arme, die gaat bedelen
    Vervloekt deze waanzin van de stad

    Grenzen verleggen, noemt men dat
    Onderwijl herhaalt men op de radio
    Iedre drie seconden sterft een kind van honger
    Gelukkig is Eritrea toch zo ver

    31-03-2010 om 00:00 geschreven door Nomen Nescio  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    07-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HET LIJK IN DE SACRISTIE
    Deze tekst is een voorontwerp van een definitieve tekst.  Uw raadgevingen zijn welkom.


    HET LIJK IN DE SACRISTIE

    Het was ongeveer kwart over zeven toen pastoor De Craene de sleutel stak in het slot van de branddeur van de pastoorssacristie.  Het mechanisme klikte niet, maar de deur ging door het duwen met de sleutel zachtjes op een kier.
    "Ingebroken", dacht de pastoor.  Hij duwde woest de deur volledig open om het rampzalige te aanschouwen. Hij had zich aan een rommelboel verwacht, maar niets daarvan.  Alles lag blijkbaar nog in de kasten, die duidelijk niet geopend geweeest waren.  Maar op de vloer lag een plas bloed .  En achter de kazuifelkast zag de pastoor een paar benen , bedekt door een bruine broek, uitsteken.
    IJlings snelde de pastoor de gewonde man ter hulp.  Doch hij merkte onmiddellijk de dode ogen, die koud de oneindigheid inkeken.  De pastoor voelde de pols.  Geen reactie.  "Dood", dacht  pastoor De Craene.  "Dit is een kwestie voor de dokter en de politie.   De mis van vandaag gaat niet door". De pastoor keek nog even naar het lichaam.  Het was een man van ongeveer veertig jaar, kalend, met grijs haar aan de slapen.  De man had een groen hemd aan, en daarboven een blauwe blazer.  Een eigenaardige kleurencombinatie voor iemand van die leeftijd.
    De pastoor haalde zijn GSM boven en belde de noodnummers 100 en 101.  In afwachting zette hij zich op de zetel in het koor, om de schaarse misgangers straks te kunnnen zeggen dat wegens onvoorzien omstandigheden de kerk vandaag dicht zou zijn, en dat ze liefst zo spoedig mogelijk het gebouw zouden verlaten, aangezien de politie een onderzoek zou instellen  naar een diefstal van zilveren en gouden misattributen.  Geen woord over het lijk.  Morgen zouden ze wel alles lezen in de krant, maar nu wilde hij geen pottenkijkers in de kerk, terwijl de politie en de dokter in de sacristie zouden zijn, en de politie daarna wellicht de kerk van boven tot onder zou onderzoeken naar sporen van inbraak of geweld.
    Maar dat was niet nodig. Vijf minuten na de oproep was de politie ter plaatse.  De pastoor loodste hen naar de sacristie.   Na een vluchtige blik op het lijk beval inspectuer Van Marcke onmiddellijk allle toegangen tot het kerkgebouw af te sluiten en te laten bewaken door een agent.  De wetsdokter, di intussen ook al aangekomen was, had vastgesteld dat de persoon tussen 2 uur en 4 uur 's nachts moest overleden zijn, tengevolge van een slag met een scherp voorwerp op het achterhoofd.  Maar het wapen van de misdaad was in de sacristie nergens te bespeuren.   Het kon natuurlijk weggeborgen zijn in een zijkapel of onder een reeks stoelen, of wie weet waar, in zo'n groot gebouw als een kerk, met al zijn donkere hoekjes en kanten.  Opvallend was wel dat er buiten de sacristie geen bloedsporen te ontdekken waren.   St.-Martinus hield vanop zijn paard alle gedoe in de kerk in de gaten, onbewogen, maar zijn gelaatsuitdrukking had iets over zich, dat de pastoor vroeger nooit had opgemerkt.  Precies alsof Martinus alles wist, maar moest zwijgen .   De pastoor zuchtte:  "Ik laat me nu al beïnvloeden door een schilderij".
    In de sacristie waren geen sporen van een gevecht gevonden.  Bovendien kon de wetsdokter niet bevestigen, dat de persoon in de sacristie vermoord was.  In tegendeel, het leek hem waarschijnlijker dat de moord elders gebeurd was, waarschijnlijk wel in de kerk, maar dat het lijk naar de sacristie gevoerd was.  De pastoor fronste zijn wenkbrauwen.  Daar bleef immers nog altijd de vraag hoe men de kluisdeur van de sacristie had kunnen openen, zonder het slot te beschadigen.  En iedereen vroeg zich af waarom wel in de sacristie, maar nergens elders bloedsporen waren.
    Enfin, na een half uur zoeken was nog nergens.   Men rekende op het forensisch team om via vingerafdrukken en ander indicaties, zoals sporen van vreemde kledij of vreemd DNA, meer informatie te kunnen bekomen.  Ondertussen was de politie ook al tot de voorlopige conclusie gekomen, dat het lijk geen enkel document of andere indicatie bij zich had, waaruit de identiteit van de vermoorde kon afgeleid worden.   Kortom, men stond voor een raadsel: een totaal onbekend lijk, op een plaats waar men nooit een lijk zou verwachten.  Wie verbergt nu in hemelsnaam een lijk in een sacristie, waar men eerst alle moeite moest doen om de kluisdeur onbeschadigd te openen. 
    Maar ook de agenten die de ingangen van de kerk onderzocht hadden, vonden nergens inbraaksporen.  Ja, als men een sacristiedeur kon openen, kon men ook wel zonder sporen na te laten een kerkdeur openen.  De toegangen tot de kerk werden verzegeld.  Het forensisch team deed zijn werk.  De pastoor ging terug naar de pastorie, en schreef een e-mail naar de bisschop om hem op de hoogte te brengen, zodat monseigneur het bericht niet via de radio of de krant zou vernemen.
    Al snel werd er in het dorp gefluisterd.  In het kleine dorp gebeurde nooit iets, en nu stond de kerk in de schijnwerpers van de aandacht, door al dat gedoe van de politie.   De dorpelingen troepten in groepjes samen.  Bij de bakker en de slager werd alles intens besproken , en aangezien niemand de toedracht van de feiten kende (de politie en de pastoor zwegen in alle talen) deed de volkverbeelding de rest.
    Spoedig werd er al geopperd dat er waarschijnlijk een mirakel zou gebeurd zijn.  Maar in het tijdperk van Google waren het alleen nog de oude kwezels die deze optie handhaafden.  De dorpsjongeren daarentegen zaten allang aan hun computer gekluisterd en probeerden met alle geweld langs alle mogelijke manieren de naam van hun  dorp op het scherm te krijgen.  Tevergeefs.  Alleen wat toeristische informatie. Ondertussen stroomden de journalisten toe; want er was altijd wel iemand die journalist X van krant Y kende.
    Dan werd het lijk, met een wit laken overdekt, naar een ambulance gebracht.   De goegemeent wist dus al van iets: er was iemand gestorven in de kerk.  Maar het zou wel niet door een hartaanval zijn, anders was de politie niet zo massaal ter plaatse.  Omstreeks tien uur verliet Martha, de meid van de pastoor, de pastorie op weg naar de slager.  Onmiddellijk troepte het volk rond haar samen.  Maar Martha genoot van het genoegen dat ze "in het belang van het gerechtelijk onderzoek" niets mocht zeggen.  In feite had de pastoor, de vrouwelijke loslippigheid kennende, niets aan haar verteld.
    Doch de meute volgde haar op haar stappen.  Als iemand het moest weten, dan was het toch wel Martha.  En de slagersvrouw: "Martha, moet je geen kop koffie hebben?  Dat zal deugd doen na alles wat er deze morgen gebeurd is!"  Maar Matha zei dat ze gehaast was, want de kans was groot dat er vandaag nog een vertegenwoordiger van het bisdom zou komen.
    Tegen elf uur verscheen het parket.  Procureur Tichelmans was in hoogst eigen persoon erbij.   Onder zijn leiding ondervroeg men grondig de pastoor.  Niet dat men geloofde dat hij ergens schuldig aan was, Maar de zaak was wel bevreemdend genoeg om geen enkel mogelijk detail te vergeten.  Dan gingen allen naar de kerk, aangestaard uit de verte door de dorpelingen.
    Het dorp gonsde van de bedrijvigheid.  Het werk werd neergelegd, en een aantal huizen werden omgetoverd tot vergaderplaats, waar men wanhopig luisterde naar de radio, of op de computer de naam van de gemeente bleef intikken.  Maar zowel de radio als de computer gaven geen kik over het dorp.  Iemand keek toevallig door het raam aan de straatkant; waarempel daar kwam een zendwagen van de VRT aangereden.  En nog geen tien minuten later landde een helikopter  van VTM op de weide van boer Koninckx  Ja, nu wist het dorp het wel.  Als de VRT en VTM er bij kwamen, zou het wel iets heel ernstig moeten zijn.  Die komen niet kijken naar wat gestold bloed in een relikwie, dat plots vloeibaar was geworden.
    De schooljeugd kreeg 's middags vrijaf.  Geval van overmacht.  Want er was nog nooit zo gespijbeld als die dag.  Eén van de onderwijzers, op van de zenuwen, kocht inderhaast een pakje Bastos, en stak met trillende vingers een sigaret op.  Het schoolhoofd reageerde niet.  Hij eiste anders nochtans dat zijn onderwijzers nooit rookten in het zicht van de leerlingen.
    Uit de buurgemeenten kwam ondertussen ook volk opdagen.  Want roddels verspreiden zich in ijltempo.
    En dan eindelijk het radio-nieuws van 2 uur.  "In de kerk van L. werd deze morgen door de plaatselijke pastoor in de pastoorssacristie een lijk ontdekt.  De man ongeveer 35 jaar oud, was met een scherp voorwerp zo hard de schedel ingeslagen, dat deze bijn verbrijzeld was.  De identiteit  van het slachtoffer was niet bekend, en van het moordwapen was geen spoor.   Voorlopig tastte het parket in het duister over dader of daders en over het motief.  Men wachtte de autopsie van het lijk af."
    Zo, het dorp was al heel wat gerustgesteld.  En ook een beetje fier dat ze nu overal in het TV-nieuws zouden komen, vooral dan met zo'n bizarre moord.
    Uit de autopsie bleek echter dat de man niet met een voorwerp was neergeslagen, maar dat het verbrijzelde achterhoofd ontstaan was door de val van een hard voorwerp, waarschijnlijk een stuk arduin, dat het hoofd van de man met een ribbe geraakt had .  En inderdaad, de politie, die nog altijd ter plaatse was, merkte op dat een arduinen drempel in een nis, aan de buitenzijde van de kerk, waar al jarenlang geen heiligenbeeld meer stond , ontbrak.  Maar waar waren de brokstukken, indien het de drempel was, die loszittend, door toeval naar beneden gevallen was?
    Het raadsel was vlug opgelost.  De man die normaal de kerk reinigde, had de avond hiervoor zijn broer gezonden, omdat hijzelf door een zware griep geveld was.  De broer, die het werk niet gewoon was, had er niet opgelet dat er bloed zat op de de brokken arduin, en gewoon alles in de uithoek van het kerkhof gekieperd, tussen de brokstukken van vervallen grafstenen.
    De vreemdeling moet waarschijnlijk juist onder de nis gestaan hebben, om enigszins te schuilen voor de zware hagelbui van de vorige avond.Hij was waarschijnlijk na de slag no bij bewustzijn geweest toen de drempel zijn hoofd raakte, en dan hevig bloeden de kerk, die nog onder het waswater stond, zijn binnengestrompeld.En inderdaad, in de hoek van de doopkapel vond men nog sporen geronnen bloed.  Niemand had de doopkapel ingekeken, omdat de pastoor gezegd had, dat die altijd op slot was, nadat een gek een tiental jaren geleden geprobeerd had zijn frustraties op de doopvont te ontladen met een hamer.  De vreemdeling moet waarschijnlijk heel rap het bewustzijn verloren hebben.
    De broer van de kuiser had de doopkapel wel geopend, maar vergeten af te sluiten, net als de branddeur van de sacristie.  Bleef echter de vraag: hoe was de man erin geslaagd, zo hevig gewond, van de doopkapel achteraan de kerk, naar de sacristie te kruipen zonder bloedsporen na te laten?  Deze vraag bedekte het verhaal met een zekere graad van onwaarschijnlijkheid.
    Of wilde de duivel nog een laatste maal zijn macht tonen, voordat het kerkgebouw ontwijd en gesloten werd?  In ieder geval werd de identiteit van de onbekend nooit achterhaald.

    de



    Vind je deze tekst goed?    Laat hier uw commentaar achter

    07-02-2010 om 00:00 geschreven door Nomen Nescio  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (7 Stemmen)


    Archief per week
  • 03/01-09/01 2011
  • 30/08-05/09 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 01/02-07/02 2010

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs