welk is je favoriete dicipline in de paardensport?
Nagoya's Arabians
Dressuur en Fokkery Gepassioneerd door Arabische Paarden...
27-09-2005
Het Arabische Paard
Het maken van een blog en het onderhouden is eenvoudig. Hier wordt uitgelegd hoe u dit dient te doen.
Als eerste dient u een blog aan te maken- dit kan sinds 2023 niet meer.
Op die pagina dient u enkele gegevens in te geven. Dit duurt nog geen minuut om dit in te geven. Druk vervolgens op "Volgende pagina".
Nu is uw blog bijna aangemaakt. Ga nu naar uw e-mail en wacht totdat u van Bloggen.be een e-mailtje heeft ontvangen. In dat e-mailtje dient u op het unieke internetadres te klikken.
Neen, uw blog moet niet dagelijks worden bijgewerkt. Het is gewoon zoals je het zélf wenst. Indien je geen tijd hebt om dit dagelijks te doen, maar bvb. enkele keren per week, is dit ook goed. Het is op jouw eigen tempo, met andere woorden: vele keren per dag mag dus ook zeker en vast, 1 keer per week ook.
Er hangt geen echte verplichting aan de regelmaat. Enkel is het zo hoe regelmatiger je het blog bijwerkt, hoe meer je bezoekers zullen terugkomen en hoe meer bezoekers je krijgt uiteraard.
Dressuur heeft als doel een paard te leren zich zo goed mogelijk te bewegen. Een goed dressuurpaard loopt goed in balans en ontspannen. Ook lijkt het alsof het paard alles uit zichzelf doet, wat natuurlijk niet zo is. Om dit te bereiken moet het paard direct gehoorzamen aan de hulpen die de ruiter geeft.
Bij moeilijkere dressuuroefeningen is het belangrijk dat het paard zowel lichamelijk als mentaal ertoe instaat is om deze uit te voeren. Als het paard het wel begrijpt, maar niet uit kan oefenen door bijvoorbeeld te weinig spierkracht, kan hij overspannen raken. Ook moet de ruiter een onafhankelijk zit hebben. Als de ruiter niet precies genoeg kan zijn in de hulpen, zal het paard het niet begrijpen. De oefening zal dan dus niet uitgevoerd kunnen worden.
De stap is een 4-tempogang waarbij het paard steeds drie hoeven op de grond heeft. Het paard zet de benen in de volgende volgorde neer : linksachter, linksvoor, rechtsachter, rechtsvoor. Om te laten zien dat je paard ontspannen en soepel is, moet de staart zacht zwaaien. De hulpen voor de stap : Begeleidt het paard met zit, kuiten en teugels in het correcte ritme van de beweging. U kunt de stap ruimer maken door op het moment waarop een achterbeen van het paard naar voren gaat, met uw been achter de singel in te werken. De draf is een 2-tempogang. Het paard moet licht van het ene diagonale paar benen op het andere springen en daartussen is er een moment dat alle benen in de lucht zijn. De volgorde is : linksachter gelijktijdig met rechtsvoor; zweefmoment; rechtsachter gelijktijdig met linksvoor.
De hulpen voor de draf : Sluit beide kuiten aan het paard en volg met uw lichaam de bewegingen. Beheers de voorwaartse impuls met lichte spanning in de teugels. Met het kruis, de benen en de teugels geeft de ruiter het tempo aan. De ruiter kan doorzitten of lichtrijden. Doorzitten : Bij het doorzitten in de draf blijft de ruiter in het zadel zitten. Zit recht in het zadel en denk aan uw houding. Dit vergemakkelijkt het doorzitten. Bij het doorzitten geven vooral de heupen van de ruiter het tempo aan. Lichtrijden : Bij het lichtrijden komt de ruiter uit het zadel en gaat hij zitten op het ritme van de drafpassen . Wanneer in een rijbaan lichtgereden wordt, moet de ruiter uit het zadel komen op het ogenblik dat het binnenvoorbeen van het paard naar achteren gaat. Of alsnog het buitenvoorbeen van het paard naar voren gaat. Dit noemen we lichtrijden op het goede been. (Tijdens een wandeling weet je niet op welk been je moet rijden dus verander dan ongeveer om de 3 min. van been.) Bij het lichtrijden geeft de ruiter het tempo aan telkens hij uit het zadel komt.
De galop is een 3-tempogang waarbij het paard zijn hoofd en nek ritmisch met de gang mee beweegt. Eén van de achterbenen gaat omhoog, gevolgd door het andere achterbeen met het diagonale voorbeen en tenslotte het andere voorbeen. In de rechtergalop is de beenzetting als volgt : linksachter, rechtsachter en linksvoor gelijktijdig, rechtsvoor, zweefmoment. In de linkergalop is dit precies andersom. Het beste is het in een hoek aan te galopperen, omdat dan het paard vrijwel niet in de verkeerde galop kan aanspringen. De hulpen voor de galop : Geef een halve ophouding aan, houd binnenbeen op de singel en buitenbeen iets achter de singel, de binnenteugel vraagt een lichte stelling. De buitenteugel begrenst de inwerking van de binnenteugel en onderhoudt de balans. Tijdens een buitenrit kan je je paard in z'n lievelingsgalop laten gaan. Meestal is dit de linkergalop. Tenzij er tijdens het galopperen enkele bochten aankomen dan vraag je de galop in de richting van de bochten. Ga niet in contra-galop af op de bochten, ook al kan uw paard dit heel goed. Het is en blijft een wandeling.
Variaties van gangen. - arbeidspassen : Dit zijn in het algemeen de natuurlijke passen van het paard voordat hij training heeft gehad. Hij moet gehoorzaam, ontspannen en in balans zijn en met energie bewegen. - verzamelde passen : De 3 grote gewrichten in de achterhand, heup, kniegewricht en spronggewricht, zijn meer gebogen en de benen zijn bij elke pas onder het lichaam. Het paard beweegt korter en ronder dan in de arbeidsgang. - middenpassen : Het paard neemt langere stappen dan bij de arbeidsgang, maar nog niet zo lang als hij kan. Hij moet met veel energie bewegen zodat hij langere stappen kan nemen. - gestrekte passen : Het paard loopt met maximale energie en met de grootst mogelijke passen. (zie foto's onder)
De halve ophouding. Bij het dressuurrijden wordt met de term 'halve ophouding' een verzamelende inwerking bedoeld, zijnde een inwerking die tot resultaat moet hebben dat de achterbenen van het paard meer gewicht gaan dragen waardoor de voorbenen ontlast worden en het paard de voorhand kan oprichten. Het doel (van de halve ophouding) is de aandacht en het evenwicht van het paard te bevorderen voordat men hem vraagt bepaalde bewegingen of overgangen naar langzamere of snellere gangen te maken. Deze wordt vaak verwart met de "hele ophouding" (*). De hulpen voor de halve ophouding : Zit diep en recht in het zadel, druk de kuiten aan en drijf tegen een vriendelijke hand. Trek het kruis aan en ontspan de handen wanneer het paard gehoorzaam is. U kunt nu de hulpen geven voor de volgende beweging of het tempo bewaren. (*) = de "hele ophouding" betekent dat het paard tot stilstaan, danwel halthouden, wordt gebracht.
De eenvoudige galopwisseling.
Bij deze beweging begint u, bv., in galop links, maak de overgang naar stap, en na twee of drie passen in stap springt u aan in galop rechts. De hulpen voor de eenvoudige galopwisseling links-rechts : Zit rechtop in het zadel en maak een halve ophouding tot stap. Laat twee passen in stap toe. Pas de hulpen voor de galop links toe : linkerkuit op de singel; rechterkuit iets achter de singel; een lichte stelling links; rechterteugel onderhoudt de balans. Houd voorwaartse galop aan op dit been.
De contra-galop.
De contra-galop is een galop rond de rijbaan of op de volte, waarbij het buitenvoorbeen voorgrijpt
Het verzamelen en uitstrekken : In verzameling wordt verwacht van het paard dat het zich uiterst licht en levendig, gehoorzaam en kalm in volmaakte harmonie met zijn ruiter beweegt. Zijn achterbenen onderhouden steeds voldoende drang naar voren. Tijdens het uitstrekken verlengt het paard zijn passen tot het uiterste. Hij moet daarbij kalm blijven en licht in de hand. Hoofd en hals moeten daarbij iets dalen en langer worden, zodat zijn passen langer worden en de achtervoeten in stap en draf duidelijk overtreden. De voorhand moet licht blijven en de bewegingen niet overhaast.
Het halthouden : Bij een correcte hele ophouding staat het paard vierkant stil, het gewicht op alle vier benen en kauwt zachtjes op het bit, bereid onmiddelijk voorwaarts en achterwaarts te gaan.
Het achterwaarts gaan : Bij het achterwaarts gaan brengt het paard de benen diagonaalsgewijs achteruit. Daarbij moet hij de voeten optillen. Hij mag niet tegen de hand ingaan en moet recht achteruit treden.Vraag de eerste paar keren niet meer dan 1 of 2 passen achterwaarts. Vraag het achterwaarts treden niet te vaak of te lang achtereen; het is een voor het paard tegennatuurlijke beweging - enkele passen in iedere les is voldoende. Na deze oefening rijdt u voorwaarts in stap aan lichte teugel. Het paard moet steeds aan het bit blijven. De hulpen voor het achterwaarts gaan : U drukt met beide kuiten het paard tegen een licht weerstandbiedende hand aan. Terwijl het paard achterwaarts gaan, geven de handen een lichte aanhouding. Na enkele passen vraagt u het halthouden en na enkele seconden gaat u voorwaarts treden. De schakel : Wanneer de africhting van het paard meer gevorderd is kan het aansluitend achterwaarts, voorwaarts en weer achterwaarts gaan beoefend worden. De benen moeten diagonaalsgewijs achterwaarts treden en mogen nimmer intussen vierkant worden neergezet.
Begin van de arbeid op twee hoefslagen. De keertwending om de voorhand : Bij een keertwending om de voorhand beweegt het paard vanuit halthouden een halve cirkel naar links of naar rechts om de voorhand, waarbij het binnenvoorbeen als spil dient en derhalve zo veel mogelijk op de plaats blijft. De hulpen voor de keertwending om de voorhand op de rechterhand :Maak een halve ophouding en druk de linkerkuit achter de singel. Leg de rechterkuit op de singel om de drang naar voren te onderhouden. Zodra het paard zijwaarts gaat voor de linkerkuit controleer met de teugels, maar laat de beweging door. Het paard wordt gebogen in de richting waarheen het hoofd beweegt.
De keertwending om de achterhand : Bij een keertwending om de achterhand beweegt het paard vanuit halthouden een halve cirkel naar links of naar rechts om de achterhand, waarbij het binnenachterbeen als spil dient en derhalve zo veel mogelijk op de plaats blijft. De keertwending om de achterhand is het begin van de leerfase voor de pirouette.
Schouder-voor : De schouder-voor is een van de eerste zijgangen die geleerd worden. Hierbij wordt de voorhand licht naar binnen gebracht, zodat het binnenachterbeen en het buitenvoorbeen op één lijn zijn. Deze oefening vraagt minder buiging en verzameling dan de schouderbinnenwaarts.
Wijken voor de kuit : Dit is een oefening waarbij het paard zich voorwaarts-zijwaarts beweegt. Het paard wijkt zijwaarts voor de druk van het been en kijkt hierbij iets tegengesteld aan de richting waarheen het gaat. Daarbij mag de hals niet te veel gebogen zijn, het hoofd niet kantelen en dient het paard regelmatig te gaan. Het paard dient zo veel mogelijk parallel aan de zijden van de rijbaan te blijven. De benen kruisen voorlangs en zijwaarts. De hulpen voor het wijken voor de linkerkuit : Vanuit stap of draf maakt u een halve ophouding en u drijft het paard voorwaarts met de zit. Druk de linkerkuit achter de singel en leg de rechterkuit op de singel om te voorkomen dat het paard opzij valt. Gebruik de rechterteugel om het paard op beide schouders te houden en geef een lichte buiging links aan.
Wijken voor de kuit op 2 verschillende manieren : 1. Wijken van de muur of wijken naar de muur. 2. Wijken met hoofd naar de muur gericht.
1.2.
Verdere arbeid op twee hoefslagen : Schouderbinnenwaarts : Bij de schouderbinnenwaarts beweegt het paard zich op twee hoefslagen met drie sporen en een stelling die tegengesteld is aan de bewegingsrichting. De achterhand blijft op de hoefslag en de voorhand wordt licht naar binnen gebracht, waardoor het paard licht gebogen is om het binnenbeen van de ruiter. Het buitenvoorbeen en het binnenachterbeen zijn hierbij op één lijn. Het voorbeen aan de binnenzijde van het paard kruist dat aan de buitenzijde. De hulpen voor de schouderbinnenwaarts : Maak een halve ophouding en breng de voorhand van het paard iets naar binnen van de hoefslag met binnenkuit en binnenteugel, ondersteund met de buitenteugel. Drijf voorwaarts met de zit en leg de buitenkuit iets achter de singel om het uitzwaaien van de achterhand te beletten. Zit stil tijdens deze beweging.
De hoefslag is het baantje langs de binnenkant, tegen de zijkant van de piste. De hoefslagfiguren zijn figuren die vertrekken vanuit de hoefslag. Een normale piste heeft een lengte van 40 meter en een breedte van 20 meter. Een olympische piste is 60 meter lang en wordt aangewend voor proeven vanaf het niveau 4 (M5/M9).
De piste ziet er als volgt uit:
De zwarte letters op de figuur zijn de basisletters. De rode worden er eventueel aan toegevoegd. De afstand tussen de muur en de eerste letter in de lengterichting bedraagt 6 meter, tussen die letter en de volgende zwarte letter is de afstand 14 meter. Tussen een zwarte en een rode letter op dezelfde lijn is 7 meter. De letters in de breedterichting liggen op 10 meter van de kant. Er bestaat een zinnetje om de letters in de juiste volgorde te onthouden. Indien het enkel de blauwe letters betreft: Alle Franse Boeren Met Centen Hebben Een Koe Door XGemolken. Indien je alle letters nodig hebt: Alle Franse PolderBoeren Rammelend Met Centen Hebben Soms Een Vette Koe Door Leerling XImmer Gemolken.
Het Arabisch volbloedpaard is, zoals de naam laat vermoeden, afkomstig van het Arabisch schiereiland en is het oudste raszuiver gefokt paard ter wereld.
Een Arabisch volbloedpaard is een paardenras uit onvermengde, zuivere bloedlijnen die alle hun oorsprong vinden bij de bedoeïenen in de woestijn op het Arabisch schiereiland.
Er is geen enkel ander paardenras dat zo internationaal gefokt wordt als het Arabisch volbloedpaard. Reeds lang zijn er meer Arabische paarden buiten dan binnen het oorspronkelijk Arabisch gebied.
Om voor alle landen dezelfde registratiecriteria voor het Arabisch volbloedpaard te hanteren werd een wereldorganisatie opgericht: World Arabian Horse Organization (WAHO). Momenteel zijn er wereldwijd 58 stamboekorganisaties bij deze vereniging aangesloten die de internationale regels van WAHO accepteren.
Karaktereigenschappen van het Arabisch volbloedpaard
Karaktereigenschappen van het Arabisch volbloedpaard
Algemeen bekend en veelvuldig beschreven zijn het goedaardige temperament en het beminnelijk en zachtmoedig karakter van het Arabisch volbloedpaard. Dit komt tot uiting in zijn genegenheid voor de mens, gepaard gaande met een bijzonder goed leervermogen en hoge prestatiebereidheid.
Andere positieve eigenschappen als verdraagzaamheid, gehoorzaamheid tegenover bekenden, onverschrokkenheid, moed en reactiesnelheid worden ten zeerste gewaardeerd.
De uitzonderlijke karakterstructuur van het Arabisch volbloedpaard, die duidelijk reeds tot uiting kwam in de woestijn, maken van dit paard HET VEELZIJDIG FAMILIEPAARD BIJ UITSTEK.
Invloed van het Arabisch volbloedpaard op andere rassen
Invloed van het Arabisch volbloedpaard op andere rassen
Het Arabisch volbloedpaard is het oudste raszuiver gefokt paard ter wereld.
Van alle rassen heeft het Arabisch volbloedpaard de meeste invloed gehad (en nog steeds) op de fokkerij van paarden over de hele wereld. Niet alleen van de Engelse volbloed waren de stamvaders Arabische volbloedhengsten uit het Oosten maar bijna elk paardenras of -type, van Brabants Trekpaard tot Shetlandpony, heeft voorouders die Arabisch bloed voeren.
Nu nog steeds is het Arabisch volbloedpaard de rasverbeteraar bij uitstek. De kwaliteiten van het Arabisch volbloedpaard ter verbetering van een ras, zijn onbetwist.
Alle door de Arabische volbloed beïnvloede paardenrassen hebben diens kenmerken en eigenschappen in meerdere of mindere mate overgenomen. Het Arabisch volbloedpaard is niet weg te denken uit de geschiedenis van de paardenfokkerij.
Ondanks verschillende types, fokrichtingen wordt er algemeen aangenomen dat er een "standaardtype" (=ideaalbeeld) bestaat dat een identiteit geeft aan het ras. I ndien een paard sterk voldoet aan de kenmerken die in de standaard staan beschreven dan wordt gesproken van een paard "met veel type". De meest opvallende karakteristieken van het Arabisch volbloedpaard zijn:
Hoofd: het hoofd van het Arabisch volbloedpaard vertoont de meest karakteristieke raskenmerken. Het hoofd is kort en wigvormig. Het voorhoofd moet enigszins bol zijn tussen de ogen; dit wordt duidelijk wanneer men het paard in profiel bekijkt: men ziet het voorhoofd in een bolle, gebogen lijn lopen tot op één derde van het neusbeen en doorlopen in een holle lijn. De onderkaakbeenderen zijn opvallend groot en rond. De neusgaten liggen iets hoger; de neusvleugels eindigen niet naast maar op de rug van de neus. In actie of bij opwinding staan de neusgaten wijd open en krijgt het hoofd, ook door de grote ogen, een bijzonder fraaie expressie.
De oren staan dicht bij elkaar, zijn fijn gesneden en vaak is de spits naar binnen gekruld.
De ogen zijn groot en vol uitdrukking; ze bevinden zich eerder laag in het hoofd en staan ver uit elkaar (breed voorhoofd).
Hals - schouder: de overgang van de hals naar het hoofd dienst via een sierlijk gebogen bovenstuk van de nek, gevolgd door een klein recht stukje, plaats te vinden. De hals ontspringt boven uit de borst en wordt bij opwinding zeer hoog gedragen. De schouder is lang en dient schuin naar achter gelegen te zijn.
Romp: De rug is kort en sterk; de lendenen zijn kort en breed. Rug en lendenen moeten goed gespierd zijn. In plaats van de bij andere rassen gebruikelijke 8 tot 10 ribbenparen heeft het Arabisch volbloedpaard er slechts 7. In plaats van 6 lendenwervels zijn er meestal maar 5 aanwezig en in regel slechts 16 in plaats van 18 staartwervels. De schoft is goed ontwikkeld en heeft voldoende lengte. Het kruis is lang. De bovenlijn van het kruis (het heiligbeen) loopt bijna horizontaal zodat de staart hoog aangezet is en in het verlengde van de rug ligt. Zeer karakteristiek is de staartdracht van de Arabische volbloed bij opwinding: de staart wordt dan recht omhoog gestoken of zelfs geheel over het kruis gedrapeerd.
Benen: De benen zijn bij het Arabisch volbloedpaard een sterk punt; dit komt het best tot uiting in uithoudingsproeven. De benen zijn rank. De hoeven zijn hard en rond.
Huid en haar: Het Arabisch volbloedpaard heeft een zeer dunne huid met een bijzonder fijne, zijdezachte beharing.
Kleur: De kleuren zijn vos, bruin en zwart. Zwart is echter zeer zeldzaam. Nog niet vernoemd zijn de schimmels: schimmels (grijs) is in feite geen kleur maar een wijzigingsfactor en is een vergrijzing van de basiskleur.
Schofthoogte: De gemiddelde schofthoogte is 1m50.
Aansluitend bij deze exterieurkenmerken dient er gesteld te worden dat het Arabisch volbloedpaard over enkele fysiologische bijzonderheden beschikt waarvoor dit paard nog meer waardering geniet:
een goede spijsvertering
soberheid bij het eten
een groot uithoudingsvermogen
een snel recuperatievermogen na grote inspanningen
een hoge vruchtbaarheidsgraad
een lange fok- en gebruiksduur
In vergelijking met andere paardenrassen is het Arabisch volbloedpaard op latere leeftijd volwassen, maar tegelijkertijd ligt de gemiddelde levensduur hoger.
Ik ben Ine Fleerackers
Ik ben een vrouw en woon in Turnhout (België) en mijn beroep is Proffesionele Paardenhouder en Ruiter .
Ik ben geboren op 14/12/1982 en ben nu dus 42 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Arabische Paarden....
Ben opgeleid voor proffesionele hippische vaardigheden,heb een opleiding paardenfokkery genoten en ben al meer dan 10 ja