Mijn aankomst in Egypte verliep niet zoals verwacht. Als
eerste had ik de oase veel kleiner ingeschat dan het in realiteit is. Ik was
dus heel erg onder de indruk. Bovendien mochten we door de stammenoorlog niet
de stad uitgaan. Ik zou hierdoor dus niet mijn schat kunnen vinden, die lag bij
de piramiden en niet in Al-Fayoum. Hoe dichter ik bij mijn schat kwam hoe
moeilijker het werd en ik begon hoop te verliezen. De Engelsman daarentegen,
kon zijn queeste wel volbrengen. De alchemist woonde namelijk in Al-Fayoum en
we besloten om hem op te zoeken. Eerst wouden we hem zelf zoeken. Maar al snel bleek
dat het niet zou lukken. Aangezien ik beter Arabisch kan praten moest ik het
gaan vragen aan voorbijgangers. Iedereen antwoordde dat ze niet wisten wie de alchemist
is, tot er een meisje opdaagde. Voor mij was het liefde op het eerste zicht.
Haar mooie zwarte ogen, haar glimlach en haar aarzelende lippen gaven me een
gevoel die ik nog nooit heb gehad. Het was alsof ik mijn schat had gevonden. Ik
stond voor de vrouw van mijn leven. Het meisje heette Fatima en zij wist wel waar
de alchemist woonde, ze wees met haar hand naar het zuiden. Daarna liep ze weg
en dat kon ik niet zomaar laten. Sinds die dag ging ik iedere dag bij de
waterput staan om op haar te wachten. Ik vertelde haar over mijn leven als
herder, over de koning en de kristalzaak. De dagen leken eindeloos wanneer ik
haar niet zag en daarom besloot ik haar te vragen of ze met mij wou trouwen.
Net als mij was ze ook erg verliefd en ze vertelde mij dat ze wou dat ik mijn
queeste volbracht, woestijnvrouwen konden namelijk wel op hun man wachten. Ik
dacht dat ik mijn schat al gevonden had maar Fatima had me overtuigd verder te
gaan zoeken. Ik heb misschien nog niet mijn schat en de alchemist gevonden maar
de liefde wel en voor mij is dat belangrijker dan alles.
|