carex, caresse-
grassen die strelen en
snijden, muren en daken
van een in licht verzopen,
wachten abdij.
misschien dat minnaars
daar een onderkomen zoeken,
eeuwenlang slapen,
met een bros geslacht.
en op de grachten,
dichtgevroren, gist
koud speeksel, spinsel van
stofmijt en atomen,
zuigende namen
in de porien van
lipbloemigen gestold.
Liefs Myriam 
|