Soms weet ik niet of jij mij bent, of ik jou ben
zo nauw verstrengeld is ons beider leven,
ik zie met jouw gezicht, ik fluister met jouw stem
en aan jouw hart voel ik mijn hartslag beven.
Er is een tijd van komen en er is geen gaan,
wij zijn tesaam voor alle eeuwigheden
van einde en oorsprong, bloeien en vergaan:
een leven, in gemeenzaamheid beleden.
Maar soms, ten bergtop onzer innigheid
op het schemermeer der zoetste tederheden
op hoge golven der onstuimigheid
sta ik opeens ten spiegel van mijzelf
alleen, in het donkerste der verlatenheden
vervreemd van jou, verstoten van mijzelf.
Liefs Myriam
|