
Ik wil u aan mijn voeten leggen.
knielende kameel
met zachte mond uw droefenis
besnuffelend
kom berg u in mijn zand.
Des werelds wildernis wil ik
verzoenen, lippen denkende
kameel vol bulten zijn,
wonden en builden dragend
van de reis door brem en kuilen.
Reikt het tot zwerk, dit zacht oog
dat sap weent van dorst?
Rijst er een horizon als ik u
mijzelf reik, versmachtend?
Fata morgana, dorst naar ons.
Liefs Myriam
|