een pseudo-wetenschappelijke verhandeling over het Bergelldal en de Bondascavallei (Zwitserland)
04-11-2007
XV. Op zoek naar Voyll (1883)
Ik bleef drie dagen bij Defos, Loersch en dobbelaar en leerde hun gebruiken kennen. Ik zag soms Mürgana in de diepte, maar durfde geen praatje met haar te maken. Het klein dobbelaartje zei dat ik dat beter ook niet zou doen. Ik vroeg veel aan beide zusters waar voyll, mijn vriend, nu zou zijn. Ze antwoordden daar niet op, ze waren ergens bang voor, dacht ik.
Het antwoord kwam wel één van de volgende dagen van dobbelaar. We waren aan het wandelen toen we voorbij een beeld kwamen: een stenen beer met slagtanden en armen tot aan de grond.
-hier begint het gebied van de baelers, dat zijn de grijze beren met slagtanden, zei dobbelaar
-ik denk dat uw vriend in hun handen is. Ze zijn wel vriendelijk voor mensenwezens, maar als ze weten dat zijn vriend jij- bij ons is ze zijn namelijk geen goeie vriendjes van mijn zussen. Ze, dat zijn de baelers, zoals dat beeld, en hun vader. Ze noemen hem de keizer. Een geweldig grote dinosaurus met massas hoorns, tanden en stekels. Hij is niet zo groot als mama, maar toch nog heel groot.
Dobbelaar overdreef niet. Toen we dobbelaar en ik- voyll zijn gaan bevrijden, kwamen we de keizer tegen.
Nu vertelt Whappi zijn reis van Lera naar de top van de Sciora. Daar komt hij naast De Keizer ook de Védévés en de Védébés tegen. Als we de reis zelf hier letterlijk zouden overnemen, zou dit deze verhandeling te lijvig maken. Wel wil ik de twee beschrijvingen van de overgebleven Leranen hierin zetten.
Het eerste wat ik dacht toen ik hem zag was een robot, toen een marsmannetje, maar eigenlij was het gewoon védébé. Een blauw beestje, zeventig centimeter hoog, met een helm waaruit een rare tong (slurf?) stak, een soort rugzak met kraantjes en leidingen naar die helm. Zijn armen en benen waren ijzeren buisjes en toch was alles aan hem natuurlijk. Die helm was zijn hoofd, die rugzak zijn rug zelf. Heel vriendelijk is hij en altijd rare geluiden aan het produceren.
Een bolletje van dertig centimeter groot. En ineens een wezentje van tachtig centimeter. Dat is een védévétje. Als hij tachtig centimeter is, komt uit dat harig bolletje een lange nek met een neusje en een mond en op de plaats van zijn ogen weer twee lange stelen waarop de ogen mooie- zitten. Hetzelfde voor de oren.
Lera de plaats waar Whappi wakker kwam- is nu een lieflijk dorpje bestaande uit acht huisjes in een weide omringd met woeste rotsen. De gletsjerwezens zijn er niet meer. Ze zijn volgens Voyll- tijdens de eerste wereldoorlog in de gletsjer gevlucht en er niet meer uitgekomen. Bestaan ze nog? Een eeuwig raadsel?
In Lera logeer ik in een mooie, kleine chalet. De volgende dag doe ik de Sciora in de brandende hitte. Dan neem ik de kortste weg naar Maloja terug. Ik heb de reis van Whappi, doss en voyll gevolgd. Mijn eerste Zwitserse reis, maar zeker niet mijn laatste.
In opdracht van Graaf C.F. de Renesse: een kuuroord in het Bergelldal
A.L.Whappi
1894
p.11,27,35,59,97,98,145,149
Meubelkunst in de Engadin
Doss en Lloyd
1880
p.7 (gedicht)
La Poste en Suisse
Arthur wyss
1987
p.232 (de enige foto waar Whappi en voyll te samen op staan. De foto dateert van 21 juli 1901. Whappi is inspecteur van de posterijen van Zwitserland geworden en Voyll werkt mee, als ingenieur, aan de bouw van de spoorweg)
Dit verhaal bestaat uit verschillende kleine hoofdstukjes. Die verschijnen vrij vlug na elkaar (als dat lukt) zodat jullie vlug het hele (spannende) verhaal te lezen krijgen. De hoofdstukjes zijn mooi ONDER elkaar gezet om het verhaal in de juiste volgorde te kunnen lezen. Veel plezier!
Gastenboek
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek