Als we opstaan is het buiten net een aangedampte badkamer, alsof de hele bosbevolking tegelijk heeft gedoucht. Iedereen aarzelt om naar buiten te gaan. Het is gewoon niet uitnodigend. Op m`n zondags ga ik de deur uit. We hebben gisteren met een aantal vrouwen een wasmachine gedeeld. Eindelijk heb ik nog eens propere kleren. Ook al was ik elke dag, mijn handenwasjes kunnen niet tippen aan een machine. Ik loop tussen 2 muurtjes, opgetrokken uit grote grillige keien, die zo uit de steengroeve van Fred Flintstone kunnen komen. Een dekentje van mos houdt de stenen warm. Ik wil er mee onder kruipen. Het is koud en vochtig. Het belooft drukker te worden op de weg. Veel mensen starten vanaf het laatste 100km punt. Een kudde X-large eiken verwelkomt alvast de pelgrims met een maatje meer voor een plasje in hun schaduw. Mijn rugzak voel ik nog amper. Als ik terug moet komen als een dier na dit leven, kies ik misschien wel voor huisjesslak. Het is best wel handig je eigen handeltje altijd bij te hebben.
De beruchte 100km paal loop ik bijna voorbij. Hij is zo volgekrabbeld dat je amper de cijfers ziet. Wat verder staat een geïmproviseerde kapel. Een Mariahoofd hangt aan de muur in een soort vogelenkooi. Het altaar ligt vol met briefjes, geschenken, foto`s. Ook de muur hier is volgeschreven. Mensen zijn erger dan katten in het nalaten van hun sporen.
Het einde van mijn reis is nabij. Mijn potjes crème en kleren, blinken zich al op voor mijn thuiskomst. De meeste mensen vragen zich na een reis af wat ze eerst gaan eten als ze terug thuis komen. Ik fantaseer wat ik ga aandoen. Ik hoop dat ik nog iets heb in een maatje kleiner. Ik begin een beetje op een streep te lijken, hoe veel ik ook eet.
Vanuit een herberg klinkt esoterische muziek, Het past wel in deze omgeving. Steeds meer plekken worden aangepakt en gerenoveerd. In Portomarin wil ik de trap opklimmen naar de stad. Maar mijn rechterkant houdt het been stijf. Mijn beenspieren krijgen sterallures. Rechts wil niet meer klimmen en nog minder afdalen. Mijn rechterkant is altijd al zwakker geweest. Een achterstand van mijn geboorte, die niet in te halen is denk ik. Ik begin mijn geduld te verliezen, terwijl ik wel zie wat er gaande is. De Camino is bezig mijn ego op de knieën te dwingen. Voorlopig wil het nog niet plooien. Na de stad moet ik over een verjaarde verroeste ijzeren brug. De platen buigen onder mijn voeten. Indiana Jones toestanden zijn niet aan mij besteed. Daarna loop ik weer langs prachtige bossen met alle vormen van bomen. Sommige hebben zelfs een holle rug: hun buik buigt over het pad, terwijl hun kruin achterover leunt. Ik krijg er rugpijn van van ernaar te kijken. Er klinken protjes in de lucht. Iemand speelt met vuurwerk, of het bos heeft last van winderigheid van de vele pelgrims dat het moet verteren. Zouden er pelgrims verdwijnen? Naar het schijnt is er een misdaadroman verschenen over moorden op de camino. De omgeving inspireert inderdaad niet alleen tot sprookjes. De fameuze wilde honden waar ik over gelezen heb, zijn nergens meer te bespeuren. Ik heb al wel onappetijtelijke honden gezien die op wolven lijken. Maar het zijn poesies. Ze doen geen vlieg kwaad. Ik steek een paar Oosterse mensen voorbij en draai me 2 keer om. Het is alsof ik Michael Jackson zie in Chinese opa uitvoering. Misschien is hij meteen geïncarneerd in deze bejaarde versie om zo van een rustige oude dag te kunnen genieten? Het wordt tijd dat ik naar huis ga, want ik begin zo wacko als jacko zelf te klinken. Als de Camino symbolisch onze levensweg voorstelt, dan zit ik nu in de herfst, de oude dag. Wat zal er gebeuren als ik in Santiago aankom? egoloos naar huis, of kreupel? haha (mijn koppige geest heeft het vandaag gewonnen van mijn spieren) Binnen 3 dagen zal ik het weten. Ik stop in Ligonde, na 35 km.
Om mijn knie te sparen kies ik voor de alternatieve route langs de autoweg. Regelmatig zie ik andere pelgrims, als mollen, even bovenklauteren op het asfalt, om 100m verder weer af te dalen langs een zandweg. In Samos, naast het prachtige bendictijnenklooster, drink ik koffie met 2 Duitse jongeren. Hij is bakker en studeert nu iets socio-economisch op de univ. Op mijn vraag, en daarna?, antwoordt hij met een brede glimlach: terug bakker. Hij blinkt als hij praat. Het liefst bakt hij pretsels. Ik maak een bah-grimas bij de herinnering aan New York. Op elke hoek van de straat waren ze te koop, maar ik vond ze niet lekker. Maar de zijne zijn lekker wordt me gegarandeerd. Ik geloof hem graag. Zij is kapster, maar ze ziet eruit alsof ze nog niet het juiste kapsel heeft gevonden. Haar ogen staan even dof als haar gebleekte haren.
Na Samos loopt het pad een heel stuk naast het water. Deze keer stromen we in dezelfde richting en dat vind ik prettig. De hele weg naar Sarria laat ik me meevloeien met het water, de camino, mijn gedachten, mijn verhaal. Ik arriveer in de stad voor ik het weet. Ik vergeet zelfs mijn blessure. Wanneer ik aan de volgende klimetappe begin, word ik teruggefloten. 5 km verder, in Barbadelo, trekken mijn spieren aan de teugels. Het laatste 100km punt naar Santiago, lonkt op slechts 10 km. Maar er kan geen meter meer bij. Ik voel me met de haren binnengesleurd in een herberg waar ik niet wil zijn. Het lijkt een gehucht van niks. Maar humor loert om de hoek. De herberg huist in een schoolgebouw en ruikt fris. De kamer kijkt uit over de hele vallei. De Spaanse vrouw die gisteren mijn rugzak even droeg valt binnen met hetzelfde gezicht als ik. We zien elkaars spiegel en liggen in een deuk van het lachen om zoveel slachtoffer allure. Het weer sympatiseert met ons melodrama en petst druppels naar beneden. Mijn nieuw gekochte regencape springt bijna uit zichzelf uit haar hoes van blijdschap om eindelijk van nut te zijn. Het enige winkeltje in het dorp is een caravan op een wei. De man is om op te eten. Hij geeft 4 sterrenbediening met het weinige dat hij heeft. Krakend in mijn cape, nip ik aan hete koffie in een knalblauwe open tent naast de caravan en kijk tv. Surrealistisch. Al gauw stroomt de open living vol met schuilende mensen. Het is koud en het giet. Maar de sfeer is hartverwarmend, tropisch. (op mijn tenen na : ) mooinica
Ik wil vroeg vertrekken. Met mijn knie stap ik trager. Ik zit met de zalf van de Deen aan mijn been. Ik laat de tube achter bij de diva en muis ertussenuit. Het is nog 5 km klimmen en dan ben ik ervan af voor vandaag. Het gaat goed. De sterren staan zo dichtbij dat ik ze kan plukken als appels. Ik sta onder een den en kijk omhoog. Een snoer van licht omringt ons. Samen zijn we even kerstboom. Bij het opkomende licht lijk ik wel een wegwandelende maan. Mijn witte kleren geven licht af. Een mus trippelt naast me als een schoothondje. Het dorp dat volgt ruikt naar mest. Ik ben blij dat ik een etage lager heb geslapen.
In O Cebreiro neem ik ontbijt en vul ik mijn blog aan op internet. Een uur later stopt een bus met bejaarden. Ik spurt naar het toilet om de invasie voor te zijn. Het wordt mijn eerste en enige spurt van de dag. Als ik buiten kom is het dorp veranderd in een shoppingcenter. Amper 50 m verder kreunt mijn knie. Het is eigenlijk de spier boven mijn knie die pijn doet. Ik besef dat het niet beter zal worden. De natuur probeert me af te leiden met haar schoonheid. In de diepte hangt de dauw nog tussen de bergen. De heksen zijn daar aan het koken. Konden ze maar een brouwseltje maken voor mij. Aan de autoweg zie ik de Duitse deerne (met rugzak) liften. Ze heeft haar voet bezeerd. "Shall I carry your lugage this time?" vraag ik hinkelend als ene gehandicapte aan de andere. "You`re funny." lacht ze. De hele dag steken mensen me voorbij. Ik vind het vreselijk. Om het uur wrijf ik mijn knie in met tijgerbalsem maar het helpt niet. Ik besef wat ik aan mijn lichaam vraag en krijg diep respect voor wat het allemaal voor me doet. Ik vraag vergiffenis. Als bij wonder houdt de pijn ineens op. Voorbijgangers denken tranen te zien van de pijn maar het is uit dankbaarheid.
Een kwikke zestiger jogt me voorbij. Ik vergeet mijn dankbaarheid en ben stikjaloers. Ik word gestraft met weer een pijnscheut. Misschien ben ik toch niet helemaal tot inkeer gekomen en toch nog een beetje gehaast? Waarom wil ik superwoman zijn? Ik wil dat mijn boek juist gaat over die heerlijke imperfectie die ons zo grappig en mooi maakt. Eigenlijk ben ik stronteigenwijs. En daar mag ik letterlijk de hele dag tussen lopen. De dorpen die volgen worden steeds boerser. Overal ligt stront op de grond. Vroeger noemden freaken op school me kakmadame. Nu ik tussen de shit dab, zie ik de link niet. Of is dit misschien mijn grote bruine blinde velk haha? Mijn geduld raakt op en ik word boos. Ik wil perse in Triacastela overnachten en niet nog eens in een gehucht. Het laatste dorp voor mijn doel, draagt een vrouw weer even mijn bagage. Een andere vrouw vraagt of ze kan helpen. Redbull misschien voor vleugels? Een Finse vrouw tapet mijn been en geeft me een reiki behandeling. Het is de hele weg bergaf en het doet moordend pijn. Maar het is een tocht met een vieuw. Een prachtig panorama krijg ik cadeau. Tenslotte leidt een dreef met kastanjebomen me naar de stad. Die biedt zich aan als op een zilveren plateau. De reeds lang aangekomen pelgrims zien me aanstrompelen en applaudiseren. Ik loop door naar de laatste herberg voor rust en privacy. En daar ziten: de Deen en de diva. Ik weet niet wat morgen brengt. Ik heb in ieder geval tape en zalf gekocht zodat ik me kan oplappen indien nodig. Ik vond het een strontvervelende dag en ben blij dat hij over is.
De hele dag loopt de weg langs een rivier. Soms komt het pad samen met een autobaan, maar het water aan de linkerkant maakt het goed. Het voelt alsof ik 2 sporen volg. Mijn benen zwalmen stroomopwaarts. Mijn gedachten, gefocussed op mijn boek, kabbelen mee met de flow stroomafwaarts. Flarden verhaal botsen tegen een denkrots, spatten uiteen en voegen zich weer samen. Ik Geniet met een grote G. Dit is Winnie de Poeh terrein. Ik zie hem al spelen met zijn vrienden aan het water. De dorpjes die ik passeer zijn schilderijtjes en de fantasie in mijn hoofd past erin. Een rode draad wordt zichtbaar: ik maak voortdurend associaties met sprookjeselementen, een wereld waar ik altijd al makkelijk toegang tot had. Is dit de richtlijn waarop de Camino me wil wijzen voor mijn verhaal? Het wijkt af van mijn oorspronkelijk idee, maar het past wel bij mij. Sprookjes die ik vroeger schreef voor vrienden, met henzelf in de hoofdrol, duiken op. Allemaal stukjes camino. Ben ik aan een synthese toe?
Nu ik aan een gematigd tempo stap, kom ik geregeld dezelfde mensen tegen. Ik ben er nog niet uit of ik dit prettig vind. De meest opvallende figuren zijn een Australische ex-diva (ze is vroeger mooi geweest, maar een facelift verraadt dat ze moeite heeft om haar jeugdschoonheid los te laten) en een Deense man. Ze reizen samen. Ik verdenk haar ervan dat ze, net als Vittorio, haar jongere chapperone, ergens onderweg heeft gegijzeld voor gezelschap. Ik vraag me af of ze iets hebben. Gisteren deelden ze dezelfde kast. Telkens als onze paden kruisen, is zij aan het woord, Ik voel haar nieuwsgierigheid naar mij. Ze ziet me zitten. Hij ook. Pas nadat ik haar gegroet heb, volgt een compliment op mijn kleren. Hij zoekt constant banale excuses om me aan te spreken. Ik voel zijn blik priemen. Ik doe of ik het niet merk. Gisteren, gapend naar mij aan de overkant, liep hij tegen een paal. Daarna stuikelde hij, waarop zijn lichaam een circuskronkel maakte en hem redde van een tandencrash op een smeedijzeren balustrade. Ik heb hem gered van gezichtsverlies, door zogezegd nietsvermoedend verder te trippelen.
Ik kom langs prachtige gigantische kastanjebomen. Een eekhoorn nadert dapper tot aan mijn voeten. Net als deze kleine verzamelaar, spaar ik dingen op: voedsel voor de geest om straks iets mee te doen.
Op Ambasmestas word ik verliefd. De naam betekent: beide stromen. Op deze plek komen 2 rivieren samen: de Balboa ewn de Valcarce. Ik ben ontroerd door de synchronisiteit, net nu ik ook op 2 sporen loop en die probeer die door elkaar te laten vloeien. In het verlaten dorp staat een eenzaam kraampje. Een oude vrouw verkoopt er wandelstokken en pelgrimssouvernirs. Op dit moment heb ik gewacht om een kalebas te kopen. Van deze plek wil ik mijn geluksbrenger die een trigger wordt voor het samenkomen van mijn werkelijke tocht en de verhaallijn die ik volg. Ik aarzel om te blijven, maar het is nog te vroeg en ik wil weer als Heidi in de bergen slapen.
In hetvolgende dorp kom ik langs onverschillige koeien in een prachtige wei. Ze staan in een schilderij, maar ze zien er niet uit alsof ze het beseffen. Het geeft me een idee voor mijn verhaal. Zou ik hen de fair witness positie kunnen aanleren? Het rare koppel passeert weer. Ik duik letterlijk ineen, door een pijnscheut in mijn knie. Ik moet lachen om mijn lichaamstaal. Maar wat later vergaat me het lachen. De pijn wordt erger. Ik maak mijn passen steeds kleiner om te voorkomen dat ik door mijn knie ga. De weg kronkelt omhoog, mijn lichaam omlaag. Een forse Duitse deerne, wiens bagage met de bus reist, biedt aan van mijn rugzak tot boven te dragen waar een herberg wacht. Ze geeft me tranen in de ogen. De berggeit in mij kan niet uitpakken met haar kunstjes. Ik ben even een hulpeloze gebrekkig vrouwtje. Ik voel mee met alle oudjes wiens lichaam niet meer mee wil, maar wiens geest in brand staat. Boven, in het dorp La Faba, geeft de Duitse mijn rugzak door, als met een estafette aan....de Deense man.Camino nee! Mijn knie crasht bij deze onverwachte wending van het lot. Ik kan enkel machteloos toekijken. Als met een verjaardagscadeau wandelt hij, glunderend de herberg binnen. Ik krijg de laatste plek in de refugio, het bed boven de...diva! Wat is hier aan de hand? De Deen wordt verbannen naar een bijgebouw, zonder deuren, dat nog in verbouwing is. Ik wil mijn plek afstaan, zodat ik niet meer tussen hen in ben, en dat ze samen kunnen zijn. Maar de manager wil er niet van weten. "Es lo camino. Estan peregrino`s." Hij stelt me gerust met mijn knie en geeft me een beter bed, laag bij de grond, zodat ik niet meer moet klimmen. Terwijl de hele meute zijn eigen potje kookt in de keuken van de herberg, vlucht ik uiteten. Net wanneer ik in mijn handen wrijf omdat ik het restaurant voor mij alleen heb, stappen.....de diva en de deen binnen. "May we join you?" Ik kies voor de korte pijn, zet mijn beste glimlach op en onderga mijn lot. Het is uiteindelijk ´not so bad´. Na een hele avond geschiedenisles, weet ik nog niet wat de boodschap is van deze ontmoeting. De vrouw werkt als psychiater voor het gerecht. Ze luistert voor haar werk zoveel naar mensen, dat ze nu op de camino haar praatvaardigheid loslaat. Ze doet het met flair. Volgens mij heeft ze een fascinatie voor bloed. Misschien is dit haar rode draad?
Mijn dag begint met een spookhuistrip, die ik halverwege afbreek. De gele pijlen leiden naar een pad zwarter dan zwart. De weg kronkelt naar beneden tussen grillige bomen die me willen pakken. Mijn voeten worden in zompige grond opgezogen. Geen gegriezel op een nuchtere maag. Ik keer terug om op anderen te wachten. Verdwalen en sterven doe je beter in gezelschap.
Ik overleef het avontuur en vind in het volgende dorp internet. Terwijl ik helemaal opga in mijn blog valt de regen uit de hemel. Ik merk er niets van. Terug in de realiteit, zie ik regencapes paseren. De eigenaar ziet mijn vraagtekens. "You are a very lucky lady!" Met de slappe lach huppel ik onder een stralende zon naar Ponferrado. De stad verwelkomt me met een regenboog. Ik denk aan ieder die ik ken, en gooi al hun wensen, wat die ook zijn, in de kleurencirkel. Aan het kasteel van de kloosterridders ontdek ik een trendy koffie-chocoladehuis. Nippend van een taartje consulteren collega pelgrims hun gids. Ik lees de cosmopolitan. Ik moet geen schrik hebben dat de natuur me in een bosmens gaat veranderen. De stad zit in mijn bloed. Vandaag ga ik me verwennen. Ik stap een supermarkt binnen om lekkere voorraad op te slaan voor onderweg. De rekken komen op me af. Mijn rugzak wil terug maar buiten. Met een stuk kaas en een stuk zeep kom ik aan de kassa. Ik wil geen voorraad. Ik wil terug naar de primitieve bars waar ik moet eten wat de pot schaft. Ik wil pipi en popo in de bosjes en niet op een zwart lederen toilet met zilveren vergulde spiegel. O jee, is het erg dokter?
Als ik de stad uistap is mijn batterij plat. De streek is mooi. Ik loop langs Anton Pieck huisjes uit hout en leem gemaakt en langs wijngaarden. De druiven worden volop geplukt door kleurige arbeiders. Naast een oranje huis met roze pilaren liggen kolossen van pompoenen. Die kunnen zo in de sprookjeswereld aan de slag. Wat verder zie ik een vogelverschrikker. Ik denk aan the Wizard of Ozz. Mauro is geknipt voor de rol. Vottorio is de leeuw. Zou ik blikkenman nog tegen komen? Ik heb de Italianen gerust gesteld met een sms: I walk like a turtle, but write like a train.
Met de cosmo in te kijken is mijn romanpersonage verschenen. Sindsdan voel ik een aanwezigheid in mijn schrijversfantasie, die probeert recht te krabbelen als een pasgeboren veulen. Ik mag niet helpen. Niets forceren. Niets bedenken. Ik ben benieuwd welk verhaal wil geboren worden door mijn pen.
In Cacabelos slaap ik in een kleerkast. Rond de kerk is een gang met kleine 2 persoonskabines opgetrokken. Het belooft koud te worden. 28 km vandaag.
De dag begint onder geklaag van `les 5 etoiles français`. Sinds deze mensen in een 5 sterrenherberg hebben verbleven vinden ze niets meer goed. De douches zouden gescheiden moeten zijn, meer plaats naast de bedden, en langs de camino in Frankrijk staan veel meer kruisen dan in Spanje. Ze doen de weg naar Santiago in etappes, elk jaar een week. Wanneer ze met hun negativiteit een jong meisje angst aanjagen, onderbreek ik hen bruusk. Ik zeg dat het dak boven hun hoofd, wijzend op de hemel, veel meer dan 5 sterren heeft vandaag. Geen gehoor daarvoor. het is een prachtige heldere hemel. In de diepte zie ik Astorga fonkelen als het spiegelbeeld van het sterrenplafond. Mijn twijfel omtrent mijn verblijfplaats verdwijnt meteen. Was ik in de stad gebleven had ik dit gemist. Sommige dingen hebben afstand nodig om hun schoonheid te tonen. Ik klim omhoog in het gouden licht van de ochtendzon. Grassen worden struiken, struiken worden bomen. Een dennenbos volgt, daarna een eikenbos met een omheining vol met kruisen. ´Specialement pour les FranÇais´. Leunend tegen een 100 jarige pelgrimseik, noteer ik de eerste woorden van de dag. Ik klim hoger de berg op langs de bottanikenhof van de Camino. Varens en grassen hier in alle verschillende tinten groen. Halfweg de berg, verscholen onder een boom, hangt een vuurrode touter. Pure poëzie. Ik schommel en kijk over de hele vallei, alsof ik in de wolken hang. Ik voel me ongelooflijk gelukkig. Als kind wou ik in een sprookje leven. Dit is het, en het is echt. Mijn gevoelens zijn op de camino intens zonder dat er grootse dingen gebeuren. Een vriend vroeg naar `straffe verhalen`die ik al had meegemaakt. Ik kon niets opnoemen. Mijn film bestaat uit fellinibeelden met een Amelie Poulain gehalte. Zachte ontroering die dieper raakt dan de kracht van passie. Een Italiaans meisje maakt kirrende geluidjes wanneer ze me ontdekt op de schommel, en neemt foto`s. Ik laat het haar zelf voelen en stap op. Een km verder hoor ik haar nog lachen en blij zijn. Wat zouden we doen zonder onze voelsprieten. het zijn de toegangspoorten tot genieten. Ik denk aan de film ´City of Angels´waar Nicolas Cage zijn engelenstatus opgeeft om de liefde te kunnen proeven van Meg Ryan. Ook al kent hij dat geluk slechts kort, toch heeft hij achteraf, wanneeer hij pijn heeft, geen spijt. De pijn weegt niet op tegen het mooie dat hij nu kent. Hierop voortbordurend krijg ik een nieuwe kijk op het Christusverhaal en de rol van lijden daarin. Pijn hebben is voelen, wat denk ik een lagere frequentie is dan geluk. In die mate dat we erin slagen van pijn toe te laten vanuit dankbaarheid om het voelen, kunnen we stijgen naar hogere en subtielere niveaus van gelukzaligheid.
Net wanneer ik ben geklommen naar de spirituele top van de dag, val ik bij de geografische top, La cruz de Hierro, met een benji sprong naar beneden. Het kruis dat op 1500 m staat, het hoogste punt op de Camino, is een mesthoop. Vroeger legden mensen stenen onder het kruis, voor geluk. Nu laten pelgrims objecten achter. De interactie tussen de mens en de natuur kan poëtisch zijn, zoals de schommel, en soms is het ronduit beschamend. Hemel en hel zijn elkaars buren en staan in elkaars schaduw.
Een sms van een jarige vriendin komt binnen. Ik kom erdoor in feeststemming en krijg zin in taart. Het klinkt absurd in de omgeving waar ik ben. In hetvolgende dorp, waar 5 huizen staan, geen winkel en 1 bar, vind ik taart. En ze is nog lekker ook! Een andere vriendin durft de bergen in hun middagdutje te storen. Ik kraam uit dat ik heeelemaal alleen op de top van een berg sta. Wat verder zitten 2 figuren. Hm, niet helemaal.( maar dat ziet ze niet aan de telefoon). In de bar met de taart, kom ik het jonge paar tegen. " Heeelemaal alleen." herhalen ze grinnikend. Het blijken Belgen te zijn haha. Mijn kleine overdrijving wordt zonder pardon onderuit gehaald op de camino.
De tocht door de bergen werkt verkwikkend. Het doet me goed dat de berggeit in mij nog eens van stal kan. Ongeveer een kilometer voor het dorp waar ik ga logeren, stopt een bus en stoot een sliert licht bepakte wandelaars uit. Ik moet er het fijne van weten. Het blijkt een toeristenformule te zijn: de camino in 10 dagen, met gids erbij en logeren in hotels. Zelfs de camino gaat mee met de tijd.
In de bergen zie je dat de aarde vrouwelijk is: overal boobies en bevallige derrières Ik zak met mijn derrière in de herberg van Riego de Ambros, na 36 km. De plek lijkt wel een far west spookstadje. Ik spaar de grote stad, Ponferrado voor morgen. Ik moet nog papier kopen, want mijn schrift is vol. Blijkbaar schrijven er in de bergen niet veel mensen. (Tenzij ze nog uitkappen op steen).
Mijn voeten maakten zich gisteravond dik in het wel/niet alleen reizen gedoe. Ze zwollen zo fel op dat de Italo`s bij het zien van mijn nieuwe michelin look, me prompt naar het zieknhuis wilden sturen per taxi. Met klompen ijs, als compromis, mocht ik naar bed van opa controlica.
Deze ochtend zien de mannen met pijn in het hart in dat mijn olifantenpoten hen gaan ophouden. Time to say goodbye. Als ze weg zijn, ontzwellen mijn voeten tot de helft.: ) Ik geniet van een uitgebreid ontbijt. Er zweeft een Zweeds elfje rond in het huis. Ze is heel erg op zichzelf. Ze is ziek geweest en herstelt. Met een doktersbriefje mag je een extra nacht blijven in een herberg. Gisteravond heb ik haar als enige het schildersmateriaal zien gebruiken. Ze heeft een zelfportret geschetst, waarop haar ogen een beetje triest kijken. Ze is frele als porselein. Haar rugzak zit vol pakjes eten dat ik niet ken. Ik denk dat ze makrobiotisch eet. Ze lepelt voortdurend vreemde papjes op.
Het is heerlijk om me niet te haasten. Ik hou halt voor de zonsopgang. Compostela of terug naar huis trekt niet meer als doel. Mijn doel, schrijven, is bij mij in het nu. Het ligt in mijn intentie en materialiseert zich bij elke stap. Ekhart Tolle mag er nog 10 boeken over schrijven. We zullen blijven vergeten wat we weten om het weer terug te vinden. Ook hier op de Camino is er evenzeer als ergens anders, gejaagdheid en competitiedrang. Ook ik wou bewijzen dat ik snel kon stappen. Gisteren hoorde ik de Italianen tegen andere mannen zeggen dat ik niet bij te houden ben. Wat streelde dat mijn ego.
In een primitieve bar kom ik een bende vliegen tegen die blijkbaar iets hebben met oranje. Een pilaar, in het midden van de ruimte, zit bomvol. Misschien zijn het Nederlandse vliegen die komen overwinteren ; ) De uitbater neemt op zijn dooie gemak, een versleten vliegenmepper en slaat zijn pilaar schoon. De manier waarop hij het doet, vertelt me dat dit zijn dagelijkse (en zo te zien enige) schoonmaakklusje is. De grond onder de pilaar verandert in een kerkhof, maar dat stoort hem niet.
Op een akker, kom ik het elfje weer tegen. Ze zit er alleen als een bloem in het veld. Ik noem haar `fairy`. Ze heet Sora. Ze geeft me een compliment op mijn kleren. Mijn rugzak heeft al veel complimenten gehad. Vooral Amerikanen zijn hier genereus in. De manier waarop mensen hun rugzak dragen is een analyse waard. Sommigen zijn wandelende kleerkasten waar alles overhangt en uitpuilt. Anderen zijn de ordelijkheid zelve en lopen niet te koop met hun handel.
Halfweg de laatste meseta, staat een kraampje met fruitsap en zelfgebakken cake. De man vraagt geen geld. Er staat een pot voor een donatie. Hoe zou dit werken bij ons? Het systeem bevalt me van de mensen vrij te laten in wat ze willen schenken. Maar hoevelen zijn in staat daar eerlijk met zichzelf in te zijn? Een Poolse jongen begint een praatje met me. Ik voel dat hij iets wil. Hij vraagt me of ik een herberg weet die werkt met giften. Hij reist zonder geld. Voor hem betekent `donatio`gratis. In mijn gids vind ik een herberg die 20 km verderop ligt. Hij zucht want heeft er al 30 gedaan...zegt hij. Even overweeg ik of ik hem geld zou geven. Wat is nu 5 euro? Mijn intuitie zegt neen. Het is zijn camino. De bijpassende oorbel van de gouden ketting van gisteren passeert. De Beegees zijn daar. Bij elk monument poseren ze voor de foto. Buik ingetrokken, borst vooruit, biceps gespannen en haar nog altijd in de plooi. Fantastico!
Wanneer ik bijna in Astorga ben, ontdek ik dégonflée kanalen ; ) Een betonnen bewateringssysteem vervoert helder stromend water naar de akkers. Na 10 min. pootje baden, zijn mijn voeten als nieuw. Fris stap ik de stad in en botst opnieuw op Sora. Ze is breekbaar mooi. We wisselen wat uit. Ik vertel haar over mijn boekidee. De hoge hakken vindt ze geweldig. Ze blijkt net als ik een klerenfreak te zijn. "We have the same energy" zegt ze. Aan de herberg nemen we afscheid met een knuffel. Ze is 19 maar begrijpt beter dan de Italianen dat we onze eigen weg moeten gaan, hoe goed het ook klikt. Ze had op de camino een jongen ontmoet die haar heel erg aansprak. Toch zijn ze elk appart verder gegaan. Ik snap ineens de trieste ogen van haar zelfprotret. Maar nu blinkt ze. Alsof onze korte ontmoeting voor haar een bevestiging was dat ze het juiste heeft gedaan. Ik vind haar moedig.
Ik besluit nog wat te blijven hangen in de stad. Op een bank voor het palacio dat gaudi heeft gerenoveerd, word ik aangesproken door Spaanse meisjes. Ze hebben de camino al een keer gedaan, maar moesten toen opgeven omdat ze te zwaar gepakt waren. Zoals in een pictionary spel, beeldt het meisje uit dat ze olifantenbenen en voeten had. Ik spurt naar het postkantoor en stuur mijn kw, bikini, een tshirt en slaapkleding op naar het postkantoor in Santiago ( goedkoper dan naar huis). Het scheelt maar een kleine kilo, maar ik voel me pakken lichter. Ik zou nog kilometers verder kunnen stappen. Toch stop ik een prutsdorp verder in Murias de rechivaldo, na amper 21 km. Veel pelgrims starten gematigd en lopen naar het einde toe meer kilometers. Bij mij is het misschien averechts? Ik heb geen haast meer nu ik mijn doel op zak voel zitten.
Leon heeft ons met gele pijlen in zijn buik gelokt, maar laat ons in het duister om er weer uit komen. De zwerm pelgrims die de herberg verlaat is stuurloos. We zitten in de botsauto´s. Vittorio stapt ineens kordaat een richting uit. De bende verloren schaapjes aanziet hem meteen als de leider die `het`weet. Iedereen volgt. Ik bekijk het met verbijstering vanuit de verte. Ik vertrouw het niet en blijf waar ik ben. Wedden dat ze terug komen? Ik zie de sliert slalommen en terug op me af komen. Zo is het ook in het echte leven bedenk ik: We zijn verdwaald en we volgen anderen die ook verdwaald zijn. Mijn eigenwijsheid is dan toch voor iets goed: Ik kan niet blindelings iemand volgen als ik het zelf niet voel. Hoewel ik zelf ook toch weer in de valkuil ben getrapt. Met het gezelschap van de Italianen dacht ik de ´la dolce vita´ formule gekozen te hebben. Het smaakt eerder naar `la duro vita`. Vittorio is een voorhistorische hyperkineet, altijd gehaast. Hij kijkt voortdurend op zijn klok. Mauro, met zijn eeuwig aangedampte glazen is verzot op croissant. De arme stakker krijgt echter amper tijd voor zijn verslaving. `s Morgens moet hij rechtstaand aan een bar, de Franse delicatesse tussen zijn kiezen proppen, terwijl opa ongeduldig buiten wacht. Niks gezellig koffie samen. Ik bevind me in een cartoon die uitvergroot hoe ik zelf bezig ben. De spiegel werkt. Mijn systeem schakelt automatisch naar een lagere vitesse en ik val in een zondagsritme. Een sms van Mark drukt me met de neus terug op de kern: ik ben hier om te schrijven. Ik steek mijn notaboekje binnen handbereik zodat ik vanaf nu ingevingen al wandelend kan noteren. Ik vermoed dat opa ons energetisch kaapt voor gezelschap. Mauro is wakkerder dan zijn verdwaasde blik laat vermoeden. Hij weet dit wanneer ik hem erover aanspreek. En hij vindt het ok.
Uiteindelijk moet de walvis ons toch uitspuwen en zijn we vrij van de stad. Het laatste dat ik opmerk zijn een 7 tal kabouterhuisjes, met ronde daken waar grassen opgroeien. Een sprookje. Alles evolueert. De dwergen van Sneeuwwitje wonen nu alleen.
Mijn stok steekt zich tussen de wielen van opa`s plan en blijft koppig in een winkeltje achter. Op de terugweg zie ik het cadeau en glunder. Ik ben bevrijd. Natuurlijk komen we elkaar weer terug tegen. Maar ik vertrouw dat het in orde komt. Op de Camino is het net of alles waar je aan denkt, zicht bijna meteen manifesteert.
De weg slingert de hele dag naast de autobaan. De originele camino ligt begraven onder het asfalt. Soms ligt hij onder beplante akkers. Ik snap niet hoe men dit heeft kunnen laten gebeuren. Hoeveel percent van de weg die we stappen is nog echt?
Ik kruis verschillende keren een groep Duitsers. Ze zijn met 4, zoals de Beegees ( met gebrusht lang haar), een vijfde rijdt met de auto mee voor de bagage. Bij het oversteken van de Pyreneeën hebben ze storm en regen gehad. Wat verder zie ik hoe dit juist voor hen, een speciale uitdaging is geweest: de mannen zijn hier niet alleen om kilometers te kloppen, het zijn ook zonnekloppers. Elk terras dat ze tegenkomen, gooien ze zich met blote borst in de zon. Een van hen draagt een gigantische overdreven blinkende gouden ketting. Ik ben vooral gefascineerd door hun gebrushte haar. Het is me een mysterie. Anderzijds heb ik ze ook nog nooit in een refugio gezien.
Een hele tijd voor mij loopt een Koreaans Roodkapje. Ze zet haar voeten scheef naar binnen als ze stapt en haar rugzak wiebelt als een zware vlecht van links naar rechts. Toch gaat ze onvermoeid door. Vittorio wil goede raad opdringen, maar aan de lichaamstaal te zien, wordt die niet in dank aanvaard.
In het dorp waar we stoppen, na 32 km, Puenta y Hospital de Ortigo, zie ik weeral ooievaarsnesten op de kerktorens. Het is me eerder ook al opgevallen. Gisteren was een ooievaar zelfs thuis. Kleine beestjes verafschuwen we meestal. ( gisteren schrok ik me een ongeluk toen ik op een vrouw botste die vol rode vlekken stond over haar hele lichaam, tot in haar gezicht. Een insect had zijn eitjes in haar kleren gelegd.) Grote beesten daarentegen vinden we aandoenlijk. Moest ik me in een verhaal van Toon Telleghen bevinden, had ik even op de koffie kunnen gaan bij juffrouw ooievaar. Tut tututut.
De herberg waar mijn snaveltje dichtgaat is voor mij de mooiste tot hiertoe. Een prachtig gerenoveerde woning, opengetrokken, met een patio. Er speelt rustgevende muziek en overal hangen schilderijen, van ridders en pelgrims. Er staat zelfs een schildersezel voor wie zelf aan de slag wil. De matrassen hebben springveringen. In de slaapzalen zijn alle onderste bedden bezet. Maar wanneer ik met mijn pijnlijke voeten op mijn stapelbed kruip, merk ik een groot geruststellend Maria beeld boven mijn hoofd. My feet are killing me, maar ik ben tevreden.
De tocht begint met een streep van 13km. Het enige hoogteverschil in het landschap zijn de pelgrims en een eindeloze rij jonge platanen die ons als soldaten langs de weg saluteren. In de meseta liggen de dorpen verscholen in de grond. Als je stapt zie je niets dan weg, tot je ineens als in een put trapt, waar dan een huizen blijken te zijn. Ik stap vooraan en de Italo`s lopen in mijn pas. Er is vrij veel wind. Ik concentreer me op het ruisen van de bladeren. In de verte glijdt een trein voorbij als een glimworm. Vittorio neuriet oorlogsliederen. Hij loopt zo dicht dat hij precies in mijn nek zit. Het irriteert me. Gisteren heeft hij voor ons gekookt in de herberg. Ze voelen dat ik overweeg om terug alleen verder te reizen. Zij doen de camino om te bidden. Ik wil mediteren. Bidden is praten met God, mediteren is luisteren naar God probeer ik Mauro in zijn woordenschat uit te leggen. Ik zie vele pelgrims samenreizen met mensen die ze tegenkomen onderweg. Voor je het weet hang je aan koordjes en hou je teveel rekening met elkaar. Ik heb niet de intentie deze trip nog een keer te doen, dus moet ik er het beste uit halen. Maar wat is het beste voor mij? Kan ik in gezelschap ook tot echte stilte komen? Is het dan nog mijn camino, of wordt het dan een camino mixta? Moet ik alleen zijn, of moet ik juist gezelschap leren toelaten? Het beeld dat in me opkomt doet me lachen: "Both" klinkt het, terwijl de blonde diva uit de coca cola reclame verschijnt met chocolate sauce en whipped cream. Dat wil zeggen dat ik mijn grenzen goed moet aangeven en mijn focus behouden. Ik voeg meteen de daad bij de gedachte. Gendarmonica legt haar zingende compaan het zwijgen op met haar oorverdovende stilte. Zelfs de wind gaat liggen. Een paar km verder blijven de mannen achter en wordt de afstand tussen ons groter. Ze kunnen niet volgen.
Wanneer we aankomen in Leon, na bijna 38 km, krijg ik nog meer tijd voor mij cadeau. De herberg van de zusters waar we verblijven scheidt mannen van vrouwen. Vittorio en Mauro gaan bidden in de kerk. Ik wil mijn blog schrijven in de prachtige kathedraal, maar ik vlieg buiten. (enkel voor bidders). Terwijl ik mijn gedachten laat dwalen, snoep ik van de voorbij flanerende mensen. De pelgrims haal je er zo uit aan hun strompelpas, zelfs zonder rugzak. De voeten lijden enorm met zo`n tocht. Ik heb ondertussen ook een venijnige blaar op mijn kleine teen die maar niet wil helen. Elke ochtend is het een km de pijn verbijten. Eens ik marcheer voel ik niks meer. Maar zo gauw ik stop is het er terug en word ik een oudje. `Never say never again` kreeg James Bond te horen, maar ik zie me dit toch niet nog een keer doen hoor.
Met de hakken amper over de helft van het traject, krijgt dit varkentje een staartje. Misschien moet mijn petekindje thuis een stuk aan de kaart kleven. Volgens de oude tradities trekken veel pelgrims na Compostela door naar Finestere dat aan zee ligt. Men dacht vroeger dat hier de wereld stopte. Met een St Jakobsschelp van het strand, keerden de pelgrims daarna eindelijk naar huis. Naar het schijnt gooien ze daar iets van hun persoonlijk bezit in zee. Een mooi symbolisch gebaar, maar ik zie het niet echt: een kringloopwinkel in zee?
Vandaag ver van goddelijke gesprekken maar pipi en kakapraat. (hoewel dat goddelijk klinkt als je niet kan...: ) en het is van dattem. De Italianen stoken het op de bananen. Hoe leuk het ook is om reiscompanen te hebben, ik stuur ze wandelen in de namiddag. Ik moet mijn eigen ritme volgen anders kom ik in de knoop. Om hen gerust te stellen wisselen we telefoonnummers uit. Ik kom hulpelozer over wanneer ik in gezelschap ben dan wanneer ik alleen ben. Er krijg een beetje structuur in mijn dagplanning: -tussen 5 en 6h: opstaan. In sommige herbergen gaan de lichten automatisch aan om 6h. Indien dit niet het geval is, of je wil vroeger weg, dan is het inpakken en aankleden in het donker en op de tenen buten sluipen. -tussen 6h tot de middag: 20 km stappen. koffie en eventueel ontbijt in een van de volgende dorpen, of uit de hand. voor de 2e etappe van de dag, iets klein kopen voor onderweg ( een nectarine, nootjes, gedroogde vruchten, energybar..) eventueel terrasje. -namiddag: max weer 20 km stappen -tussen 1530 en 1730h: herberg vinden. en dan: bed opmaken, douchen, kleren uitwassen en ophangen, voeten insmeren en masseren, rekoefeningen, schrijven in boekje, internet zoeken en overtypen. -20h avondeten. (soms pelgrimsmenu in groep, soms uit winkeltje alleen) -tussen 21 en 22h. oordopjes in, oogmasker op en slapen. om 22h gaat het licht zowiezo uit. -tussen 22 en 5h: met geluk: doorslapen, met pech: 20 keer uit bed voor plassen, of 20 keer omdraaien door zenuwpijnen van stappen aan been.
moeilijkste moment van de dag: bergschoenen aandoen en de eerste stappen zetten. leukste moment van de dag: bottinen uit doen....maar ook: zonsopkomst, eerste koffie, stilte, voetmassage, onder zijden lakentje kruipen na een lange dag...
Gezien ik elke structuur snel beu word, vrees ik dat ik in Compostela verzadigd zal zijn. Ik overweeg wel van me misschien te tracteren op een dag bustrip naar Finestere. Que sera sera. de dag eindigt in El Burge Ranero, na 40 km.
Mijn dag begint met de slappe lach. Om 5h in de ochtend zie ik Mauro zich, als een ondeugende jongen, door het raam wringen. Ze willen vertrekken maar de deur is op slot en zijn broek hangt nog op de wasdraad in de tuin. Ik besluit om mee uit te breken. Hoe vroeger we de woestijn trotseren hoe beter. Mijn grootste angst voor de etappe van vandaag is: plassen. Gisteren was het dikste wat ik tegen kwam om achter te zitten, een zonnebloem. Ik leg in ieder geval mijn darmtransit al stil door een banaan te eten. Zo denk ik tenminste. Het omgekeerde gebeurt. Tien min. later loop ik zelf, krom als een banaan van de maagpijn. Het volgende dorp spurt ik naar het toilet. Bij het opkomen van de zon, zeggen Mauro en Vittorio hun ochtendgebed op. Ze lopen als 2 koorknapen voor me uit. Ik strompel erachter, zwaar leunend op mijn stok, als een oude paus. We lijken wel een processie. De klanken van hun woorden wiegen me in een soort trance. Ik prevel mijn eigen gebed: ook dit gaat voorbij, ook dit gaat voorbij....tot het voorbij gaat. Er volgt een pittig gesprek over religie. Geen religie hebben is voor hen als geen kleur kiezen. Worden in het hart dan niet alle religies verenigd, zoals wit een synthese is van alle kleuren? Boeiend zulke gesprekken. Het scherpste wat ik waag me te laten ontvallen is mijn angst voor de valkuil die ligt in 'denken dat je eigen overtuiging de enige juiste is.` Volgens mij ligt het zaadje van extremisme hierin verscholen. De grote stilte die volgt doet ieder nadenken over zijn standpunten. Een file traktors passeert onder speciale politiebegeleiding. De gekste vormen zie ik voorbij brommen. Ook zij gaan naar Compostela. Ocharme de auto's die hier achter hangen. Wel vrolijk om te zien.
Vittorio beweert dat ik boodschappen uitzend. Ze wisten dat ze me nog gingen terug zien. Hij hoorde mijn stem op de wind rijden en zeggen. 'ik kom eraan'. Shit ben ik dan toch een heks? Als dat zo is, wil ik er in ieder geval bewust van worden. Maar Vittorio kan niet uitleggen hoe hij weet dat ik degene ben die uitzend en hij ontvangt. Het kan net zo goed omgekeerd: dat hij de zender is en ik de ontvanger die erop reageert. Er is in ieder geval een connectie. In de volgende stilte probeer ik aan de meest absurde dingen te denken, voor in geval hij mijn gedachten kan lezen. Maar ik hoor hem niet lachen.
Wanneer het 17 km lange pad van boetedoening begint, zonder bescherming, begrijp ik waarom ze het zo noemen. De weg is bezaaid met keien, en heeft een effect zoals de slippers met binnenzolen van kralen, die ik kocht in New York. De pelgrim krijgt een voetreflexologie behandeling van een paar uur. Tot hiertoe sleepte ik me voort achter de 2 Italianen. Maar zogauw dit pad begint schiet ik vooruit als een Romeinse soldaat. Onderweg is er een geïmproviseerde minibar met muziek. Op de noten van Bruce Spring ik van steen naar steen. Ik stap zonder omkijken en zonder pauze tot Calzadilla de la Cueza. Weeral bijna 37 km gestapt. En hiermee heb ik de helft van mijn traject bereikt.
Wachtend op de 2e eetshift gisteren, botste ik, na 6 dagen, op los dos Italianos. Ze vroegen of ik de bus genomen heb. 'Questa es lei.' wezen ze en ik zag mensen herkennend knikken, alsof ze alles van mij wisten. Nu ben ik 'la loca' die 45 km heeft gelopen op de tot hiertoe heetste dag. (Mauro bekende me achteraf dat zij het vervelende industriële stuk voor Burgos met de bus hebben gedaan.) 'No es Camino' zegt de Italiaanse Bourgeoisie.
Het eerste dorp dat ik tegenkom (Castrojeriz) tijdens de ochtendwandeling spreekt me aan. Vooral het oude klooster van San Anton. Hier werden vroeger melaatsen verzorgd. Er blijkt nu een herberg te zijn die zo primitief is dat ze 's avonds met kaarsen verlichten. Echt een plek om in de riddersfeer te kruipen. Als ik door de grote gotische boog stap, komt de zon op achter mij. Mijn schaduw geeft me benen zo lang als de nacht. Zo zou ik snel in Compostela zijn.
Het landschap wordt kaler, vlakker, saaier...meer van niets. Het boek hierover zou wit en leeg zijn. De laatste 5 km stap ik met mijn tijdelijke familie, zo voelt het een beetje. Mauro en Vittorio zijn serieus katholiek. Mauro vraagt me voorzichtig hoe ik spiritueel kan zijn zonder religie. Ik leg het uit met handen en voeten en mijn verschillende geurstaaltjes. Als alle religies tesamen een bloemenveld zouden zijn, en de bloemen worden geperst tot parfum... ik zie hem lachen...'essence'.....Si, essence. En terwijl ik het herhaal, valt me de dubbele betekenis in het Engels nu pas op. De tocht eindigt in Fromista, na 35 km. De Italianen hielpen me eerst op tempo te komen en nu helpen ze me te slowdownen.
Om 3h hoor ik de deur dichtslaan. Help, laat me niet alleen. Om 530h stap ik SOS knipperend met mijn zaklamp naar de grote stad. De bomen zijn niet onder de indruk en sturen me zelfs verkeerd. Als ik om 8h Burgos binnenstap is het alsof 2 werelden, 2 verschillende dimensies elkaar kruisen. Ik ben zo blij van volk te zien dat ik alle mensen groet die naar hun werk gaan. Maar hun monden gaan in de verkeerde richting als ze mij zien. Zij vinden mij gek, ik vind hen gek. Pelgrim zijn is misschien niet meer van deze tijd. Toch wil ik voor geen geld ruilen met de muffe kantoren in deze stinkende buurt. Het enige spiegelbeeld dat ik heb van mezelf op de Camino, is mijn schaduw in de weg. Die vind ik wel cool. Misschien naai ik hem wel vast zoals Peter Pan. De verfrommelde hoed a la Graucho Marx, de opgerolde piratenbroek, de antieke sjaal en vooral de houten stok, doen me passen in een film over ontdekkingsreizigers. De hele dag vraag ik me af: waarom doe ik dit? waar ben ik mee bezig? wat drijft me? Aan de natuur heb ik niks, die zwijgt in alle talen. Mijn voeten kunnen niet stoppen met stappen, ook al heb ik geen rode schoentjes aan. Ik kom telkens in een andere ploegenshift terecht. Niemand bekend meer. De Camino spiegelt mijn leven. Het is zo herkenbaar. Nergens spreekt het me genoeg aan om te blijven. Mijn pauzes zijn maximum 10 minuten. In een bar krijg ik een gratis koffekoek. In een andere bar krijg ik koekjes en een Maria geluksbrengertje. Ik stap en stap. In de meseta wordt het meditatie. Het is zo heet dat ik mijn kanten sjaal over mijn hoed drapeer. Als Maria zelf schrijd ik de berg op. Ik kijk niet voor of achter. Pure concentratie en volhouden tot het volgende dorp. Ditzelfde scenario doe ik 3 maal. Het laatste stuk doet de zon een toegeving en gaat even koffie drinken achter de heuvel. In Hontanas vind ik een bed in een bijhuis van de herberg. Een zaal voor mij alleen. Ik voel een pruillip opkomen. Een seconde later gooit de hospita een hele wielrennersploeg binnen. Jonge frisse sportieve Italianen. Allemaal blije levendige gezichten. Ze rijden 80 km per dag. Morgen gaan ze 100 doen. Ik ben blij met het gezelschap en mijn 45 km. Mijn moeder vraagt een korte inhoud van mijn verslagen. Zelfs het gewoon al lezen blijkt een pelgrimstocht op zich te zijn. Zou de Camino mij dat ook geven?
De Camino dwingt me in feeststemming. Het hele dorp danst. Om 5h30 komt, na een lange nacht fuiven, vrolijk de fanfare nog een keer voorbij. Ik deel de kamer met een groep spanjaarden. Tot laat hebben de 60-jarige kleuters nog moppen zitten tappen in bed. Na het ontbijt bindt de entertainer van de groep een piepklein zakje op z'n rug. Hij doet of het loodzwaar is. Ik vind dat hij zich aanstelt. Maar madre mia, klopt dat oordeel me wat verder om de oren. De nar stapt niet naar Santiago, hij jogt. In de felle zon, heuvel op en af. Zijn kompaan draagt de rest van de bagage. Telkens wacht de jogger tot zijn vriend bij is en loopt dan verder. Ik kom ze de hele dag tegen. De joggende nar (hij mankeert een muts met belletjes) noemt me op den duur "la guapa". Hij kijkt waarschijnlijk met z'n hart en ik niet.
Ik kom voorbij een veld met uitgebloeide zonnebloemen. Net douchekoppen. Pelgrims hebben het hart getatooëerd door plukjes geel eruit te trekken. Het ziet er super uit. Lachende gezichtjes, hartjes, namen. Ik doe er ook één, met een knipoog. Mijn hand schiet uit bij de mond en het wordt een rotte tand lach.
Het is heerlijk klimmen langs naaldbomen. Ik kikker ervan op. En dan, als ik denk dat ik weer de oude ben , voel ik onweer aankomen in mijn buik. Ik blijk bourgeoisie diarree te hebben, want het is net aan een trendy taverne met jazz muziek. Toiletten zo groot als een dressing room. Op deze plek, Atapuerca, werd ontdekt dat er een miljoen jaar geleden al mensen waren in Europa. Het is er leuk. Natuurlijk blijf ik er niet. Ik kan mijn vieruurtje in de zon niet meer missen. Wanneer ik de heuvel opklim en ik ineens in the middle of nowhere ben krijg ik het benauwd. Het grote niets. Er staat een houten kruis. Wat verder liggen stenen in gigantische circkels op de grond. Er hangt een boehoe sfeer. De pelgrims gooiden hier vroeger met stenen om de boze geesten te verjagen. Net hier ben ik alleen. Niemand voor of achter mij. In een grote boog loop ik om de circkel. Geen haar dat erover denkt om erin te stappen. Bij de afdaling voel ik me ongemakkelijk. Volgens mijn plan is er nog een herberg in Cardezuela. Bij het binnenkomen van de bar voel ik kortsluiting met de uitbaatster. Ik ben haar enige klant. Ik aarzel; zij op haar tenen getrapt. Voor ik het weet stuurt ze me weg. Mijn vingers tellen de uren tot in Burgos. Nog negentien kilometer. Het is 16h30 en snikheet. En zo neem ik een kamer in een privé huis in Orbaneja. Er verblijven nog Fransen. In een splinternieuwe keuken met alles erop en eraan eet ik Schnabbels (er is geen winkel). De dame in de bar heeft me met tegenzin een homp brood verkocht, een handvol olijven en een tomaat. Boos omdat ik geen carne wou. Gelukkig heb ik zelf nog smeerkaas en zonnebloempitten. minpunten voor de housekeeping. De vuilbak in de badkamer is nog vol van de vorige gasten. Op de vloer ligt haar (nog een restje kritiek van mijn hotel avontuur). Vanacht heb ik mijn eigen badkamer en een dubbel bed. 38 kilometer. Dik verdiend!
Als ik opsta heb ik kikkerogen met dikke karresporen onder. Precies of ik heb een boksmatch gespeeld vannacht. Op de weg zie ik meer en meer gevallen voor de takelwagen. Vooral knieblessures. Een meisje uit Australië weent terwijl ze als een gehandicapte zich met 2 grote stokken voortduwt. Ze kronkelt heel haar lichaam in onmenselijke bochten om de blessure te ontlasten. Ze weet dat ze zo haar andere kant overbelast. Maar ze wil verder. Het is pijnlijk om aan te zien. Ik geef haar mijn zegen in stilte. Nog geen kwartier later ga ik zelf vooruit als een zondagsrijder. Het is feest in mijn darmen. Ik heb het koud zweet en geen energie. Wat ben ik de darmmicroben dankbaar dat ze hun vuurwerk afsteken, net wanneer ik een chique golfclub passeer. Wie wil er nu niet ziek zijn op een marmeren toilet. Gelukkig draag ik een hemd met een kraag, zodat mijn tenue niet helemaal uit de toon valt ; ) Ik spreek de eerst vogende pelgrim aan, want er staat een lange eenzame weg te wachten zonder bomen om achter te vluchten. Toevallig blijkt dat Florence Nightingale te zijn. De Franse verpleegster geeft me een halve strip motilium en een hele strip goede raad: vooral veel water drinken, geroosterd brood eten en bananen en vandaag rustig aan doen. In Santa Domingo de la Calzada ontbijt ik. Het kost me wel ruzie met de 80 jarige ober-uitbater om gewoon geroosterd brood te krijgen. Iedereen kijkt. Maar de darmparasieten krijgen nu voorrang. Het is pas 12h en er staat al een file voor de herberg. Het is inderdaad een mooie plek om de zondag te spenderen. Maar ik wil het ziek zijn uitzweten dus stap door. Er komt maar geen einde aan het eentonige landschap. Ik word het stikbeu. Ik wil snel naar Compostela en dan naar huis, zo voel ik me. Ik voel me ook alleen. In het begin word je uitgewuifd door je vrienden, en volgen ze je weg, maar de verslagen worden uiteindelijk even eentonig als het landschap...hoe mooi de woorden ook zijn. En zo twijfel en strompel ik verder. Eentonigheid test je geduld en brengt je bij essentie. Hoewel ik essentie zoek, heb ik het toch nodig van af en toe naar de toppen van de oppervlakkige verschillen te klimmen. Ik pas beter in de bergen...(en in de stad haha) Ik eindig in Belorado na 38 km. Tomorrow will be better he Marco ; )
Om 7.30h vertrek ik bij de broeders. Ik heb de tijd genomen om een soort enqueteformulier in te vullen. Feedback geven was het minst wat ik kan doen na het gastvrije onthaal. Er lagen slechts 2 ingevulde bladen in het mandje. Het heeft net geregend. De straten zijn nat, zoals mijn ogen en wangen. Waarom wenen we na een maxi portie goedheid? Ik denk aan een kinderverhaal over een nijlpaard in een ridderkostuum. Hij wordt verliefd. Maar met een harnas valt er niet veel te doen. Stukje bij beetje kleedt hij zich uit, om zo zijn prinses te kunnen zoenen en knuffelen. Wij mensen dragen ook een harnas. Sommigen zelfs meerdere over elkaar, zoals stappers 2 paar sokken over elkaar dragen. In de herberg werd geen geld gevraagd. Maar deze broeders stelen stiekem je harnas. Er kwam geen woord uit mijn mond aan tafel. Sprakeloos was ik van de onbaatzuchtigheid waarmee deze mensen de pelgrims opvangen. Iedereen kreeg een plek in hun huis en toen het vol was vulden ze de kerk met matrassen. Ook iedereen kreeg eten: salade, pasta en yoghurt. Tafels werden opgesteld in de gang. Nieuwe pelgrims bleven toestromen en het eten bleef ook maar komen. De wijn vloeide. In de hal stond enkel een (open) kistje waarin je vrijwillig een donatie kon doen. Na het avondeten was er een kort gebed. Ik ging mee omdat ik geïntrigeerd was door de geheime gang van hun huis naar de kerk. Net een Harry Potter decor. In het tovenaarshol van de priesters, mochten we plaatsnemen in rijkelijk gebeeldhouwde stoelen. Iedereen kreeg een blad met gebeden in zijn eigen taal. Een mini mis volgde van 10 minuten. Er werd een stukje voorgelezen in verschillende talen. Hoewel niemand mijn taal sprak, vroeg de man me toch om de lezing in het nederlands te doen. Daarna mochten we willekeurig een papier trekken uit een 'wensendoos' van anonieme mensen. De priester vroeg ons deze wens mee te dragen op onze weg en in Santiago af te geven. Hij had een streng opzicht, maar zijn opgestroopte mouwen en zachte ogen verraadden milde wijsheid. De andere broeder was de zorgsmurf. Hij was hartveroverend met zijn eeuwig lachend en blozend gezicht, in zijn short die de vinnige spillebenen nog beter deed uitkomen. Als een oma, bekommerd om haar kroost, maande hij voortdurend de slechte eters om bij te nemen.
Wanneer Logrono langzaam een herrinnering wordt, stap ik weer langs eindeloze velden met wijngaarden. Een stuk weg loopt langs de autostrade en langs de balustrade hangen honderden kruisen gemaakt van kleine takjes. Wat verder staan overal mini altaartjes, gemaakt van stenen. De mensen spelen graag met de blokken. Na 30 km kom ik aan in Nareja. Moest Mark bij me zijn, zou ik hier stoppen en overnachten. het is idylisch. Het dorp ligt ingebouwd tussen indianenrotsen. Een ondiepe kabbelende beek met veel groen in, borrelt erdoor. Maar ik kan niet stoppen. Ik drink thee en picknick in het gras en daarmee is de luxe op die ik mezelf gun. In de volle hitte om 15h stap ik dapper door naar het volgende dorp. Ik besef dat ik meer moet leren genieten. Morgen misschien. Even verdwaal ik. Ik zie een groepje piepjonge zwarte nonnetjes op me toehuppelen. Ik wil hen iets vragen maar ze zien en horen me niet. Ze hebben het veel te druk met poseren voor een fotograaf die erbij is. Het is een surrealistisch beeld. Wanneer ik 6 km verder, binnen het uur arriveer in Azafra, is het er feest. 'Je mag zo ver stappen als je wil, genieten zul je leren`, voel ik de Camino knipogen. De herberg is vol. Ik krijg een slaapplaats in een leegstaande school. Ik huiver wanneer ik het vanbuiten zie. Vanbinnen ziet het er even bouwvallig uit, maar het ruikt er naar ontsmettingsmiddel. In een klas op de eerste verdieping staan 10 bedden. Het is groezelig maar er hangt een goede energie (van kinderen). Op een blad aan de muur staat geschilderd 'alle mensen zijn gelijk'. Douchen moet in het andere gebouw. Voor de eerste keer kook ik mijn eigen potje in de keuken: kikkererwten met courgette en gekookte aardappelen. Buiten klinkt nu salsamuziek. Het beloofd een luide nacht te worden. Ik dans nu mijn bed in.
De weg loopt als een rollercoaster vandaag. Heuvel op, heuvel af. Het is eentonig mooi. Overal velden, akkers, wijngaarden zo ver je kan zien. Ik voel me duizelig, niet tiptop. Dat is van het eten van gisteren denk ik. Slapen ging ook niet vlot. Mijn Ierse buur rook naar een mengeling van zweet en alcohol en snurkte voor 10. Ik bleef geforceerd op mijn rechter zijde liggen om het te ontlopen. De geurstalen en oordoppen waren niet opgewassen tegen dit straffe spul. Ik was niet de enige die wakker lag. De vreemde vrouw (vampachtig op een new age manier) die ik na de zatte Polen alleen was tegengekomen in het bos, ergerde zich lawaaierig blauw. In het bos betrapte ik haar op een soort rituele dans, luid zingend. (ze was dronken) In bed deed ze iets soortgelijk maar dan in haar ondergoed en op haar knieën. Haar achterwerk stak bronstig omhoog zoals je bij de apen ziet. Zelfs in het donker viel op dat ze een zwarte string aanhad. Een man kreeg het op zijn zenuwen van haar geroezemoes en knipte zijn zaklamp aan. Met een flash waar hij bijna van achterover viel (maar dat kon niet want hij lag al neer), werd hij prompt getracteerd op een close up van haar zon. Hij blij, zij blij : ) Misschien had ze gehoopt de Polen terug tegen te komen in de herberg, maar ik denk dat die overnacht hebben bij het wijnfontein. De dame van de herberg stak toen een wierookstokje aan en toen was alles goed.
Na de middag ligt de zon nog in haar bed. Ik ben blij want met mijn vest aan, loop ik veel makkelijker en is mijn rugzak minder zwaar. Maar, zoals Johan Cruyf zou zeggen: 'Achter elk foordeel schuilt een nadeel´. Doordat ik niet zweet moet ik veel meer plassen. Ik ben geen held in wildplassen en mijn buik maakt geluidjes. Ik maak me zorgen. In het dorp dat volgt is alles nog dicht. Een vrouw in een witte schort stapt een deur uit waar een groen kruis boven hangt. Blijkbaar een apotheker. Ze ziet me en voelt intuitief dat ik haar nodig heb. Ze opent speciaal voor mij haar winkeltje waar ik multi vitamienen koop en goeie raad krijg over voeding. Zo word ik nog 2 keer gered vandaag. In Viana heb ik beslist van nog door te stappen naar de volgende stad: Logrono. Wanneer ik na 9 km de stad achter de heuvel zie liggen stokt mijn adem. Veel straten om in te verdwalen en slaapplek te vinden. Bekaf arriveer ik uiteindelijk bij een herberg maar die blijkt dicht te zijn. Een voorbijganger loodst me door straten tot we aankomen bij een groot huis naast een kerk. Al wat ze vragen is een vrijwillige donatie. Ik krijg een slaapmatje over een Japanse vrouw. Wanneer ze me mijn voeten ziet verzorgen vraagt ze: `Footmassage?´ Dat laat ik me geen 2 keer zeggen. Ik leg me klaar voor een verwenbeurt. Wat volgt is een folterbank, heerlijk maar op een pijnlijke manier. Sm voor de voeten. Als dank schrijf ik iets in haar agenda. En dan haast ik me naar een internet cafe voor mijn geliefkoosd moment: mijn blog. Ik schud de woorden van de dag, uit als een natte paraplu, en dan snoep ik van de berichtjes die ik vind. De Japanse vrouw is er ook. Haar naam is Ei. Ze heeft vorige week haar eigen massagesalon geopend en verzamelt nu op de camino referenties en een foto van de mensen die ze masseert. Hier gebeuren bijzondere dingen!
Om 4.30h word ik al geroepen door de sirenes van de Camino. Ik weet niet of ik moet gehoorzamen aan de lokroep van deze 'lei-lijn-nimfen'. In alle goeie dingen schuilt een drug. Om 6h ga ik op weg naar Estella. De sterren zijn er nog. Hun laatste speelkwartiertje gaat in voor bedtijd. De keien slorpen gulzig het gefonkel op en toveren het grind om tot een mysterieus verlicht pad. Net zoals in vroegere Holywoodmusicals waar sterren majestueuze trappen opdansen waarvan de treden oplichten onder hun voeten. Licht is iets ongrijpbaar en veranderlijk mooi.
Met mijn overnachting van afgelopen nacht heb ik het gevoel dat ik even van de weg ben afgestapt. Het was een particuliere herberg waar ook toeristen verblijven die even komen snoepen. Er hangt een andere sfeer. Minder sereen. Aan tafel zat ik gevangen tussen uitgelaten Fransen. Een echtpaar had vorig jaar de pelgrimstocht gelopen. Vol emotie werd ik overladen met tips, goede raad en straffe wonderverhalen. Hun waarschuwing voor het fonteinwater onderweg neem ik mee. De rest laat ik bij hen. Ze zijn hun avontuur nog aan het verwerken denk ik. Het is best moeilijk om grote emoties te plaatsen. Sereniteit komt pas achteraf. Af en toe kom ik zulke innerlijk glimmende mensen tegen. Zo mooi om te zien, en fijn om bij te zijn.
Ik loop langs Romeinse heirbanen. Onder een Middeleeuwse brug waag ik het van schoenen te veranderen. Ik heb een allergische reactie op mijn enkels van mijn sokken van gisteren en wil mijn voeten luchten. Maar ik aarzel wanneer ik mijn kousen wil uittrekken. Blote voeten is misschien om problemen vragen? Op dat moment stapt een paar zevenmijlssandalen voorbij. "Ha, Peruan girl." klinkt 2 meter boven mijn hoofd. Het is de Duitse reus. Gisteren vroeg hij me of ik uit Peru kwam omdat ik een jurk boven een broek draag. Zijn bergschoenen hangen aan zijn rugzak. Ik kijk naar zijn voeten. Ik begrijp de boodschap. Nee Camino, alles maar niet dat! Sokken in sandalen is tegen al mijn schoonheidsprincipes. Een kwartier later stap ik toch als een apostel verder. Hier op de camino doe ik alles averechts van thuis: ik sta voor de zon op, ik kijk amper in de spiegel, ik eet nootjes, ik strooi suiker op mijn cappucino, ik ben sociaal en praat en lach tegen iedereen, en ik draag zwarte sokken in witte sandalen onder een witte broek. slik.
Om 9h gromt mijn maag, maar ik ben te lui om de croissant uit mijn rugzak te nemen. 5 m verder wandel ik langs een ontbijtbuffet: sappige braambessen, smekend om geplukt te worden. Ik passeer ruiters te paard en denk aan de droge opmerking van opa Vittorio: "the horses do the Camino, not the men". Santa Claus passeert, glunderend, met een Italiaanse schone in zijn vaarwater. Hij ziet eruit alsof hij al zijn speelgoed aan haar wil geven.
Ik arriveer rond 13h in Estella. Ik heb er hetzelfde gevoel als in Pamplona: wegwezen, alsof ik al ben afgekickt van drukte en lawaai. In de steden is het altijd een beetje een 'waar-is-wally' zoektocht naar pijlen. Soms zijn ze geverfd op lantaarnpalen, soms op de grond, soms op gevels, op vuilbakken... Ik word er goed in (of ben ik al wat meer wakker en aanwezig?)
5 km buiten de stad word ik geroepen. 2 Polen roepen met rode ogen "Vino!" Ze hebben het enige wijnfontein van de Camino gevonden en zijn er duidelijk niet weg te slaan. "You are the writer." slist de ene dronken. (af en toe noteer ik onderweg iets in een notaboekje om mijn ingevingen te herrinneren.) Hij zit op een laag muurtje met zijn benen wagenwijd open. Zijn blote ballen bengelen schaamteloos uit zijn short. "Yes I'm writing a book," antwoord ik, "and your 'klokkenspel' will be in it." denk ik erbij. Ik haast me weg. Er wacht me een eenzame droge klim in een zengende hitte en deze stier wil ik niet meer tegenkomen.
Na 31 km land ik in Villa Mayor de Monjardin, in een super primitieve herberg. Op een verhoog liggen alle matrassen naast elkaar, met 5 cm tussen. Ik krijg een plek in het hoekje, naast een zwaarlijvige Ier. Hij is fotograaf en zeult zijn toestel van 3 kg mee. De andere Ieren zal ik niet meer zien denk ik. De oudste ervan is tegen de grond gegaan bij een afdaling. Zijn hele gezicht lag open, samen met zijn knieën en een dikke enkel. Ik kijk dankbaar naar mijn sandalen. Ze hebben het goed gedaan...en ik ook.
Ik eindig de dag aan een aposteltafel voor weer een pelgrimsmaaltijd. Een new age meisje vraagt 'no meat'. Wanneer de vrouw van de bar tot mijn verbazing knikt, voeg ik me bij. En zo word ik gered van een bord vol vlees, zwemmend in de saus. Het blijft me verbazen hoe alle dingen op de juiste moment tot mij komen. De Fransman zei gisteren dat dit de magie van de camino is.
Pamplona is best een mooie stad. Maar ik blijf niet hangen. Om aan de winkels te ontsnappen, stap ik door alle rode lichten. Zouden pelgrims ook beboet worden? Misschien wel dubbel? Bevoorrecht zijn ze zeker niet, hoewel je soms geneigd bent dat te gaan denken als je overal de gastvrijheid ervaart. Da's juist de uitdaging eraan: van in de nederigheid te blijven. In het midden van een plein, onder een gigantische denneboom, zie ik een paar voeten. De Duitser die eronder staat, hoort me lachen en komt tevoorschijn uit de geïmproviseerde kleerkast. "Hello, my name is Santa Claus, but you can call me Marcus," schudt hij me de hand. "My costume was too hot so I slipped into something more comfortable." Haha, nog 1 in kerststemming. Ik hoopte op humor tijdens mijn tocht en ik kom dik aan mijn trekken. Achter de stad glooiende heuvels. Vanuit de verte lijken de pelgrims net speelgoedsoldaten. Ze steken mooi af tegen de okergele achtergrond. Dit had ik in gedachten wanneer ik over de hobbits las. Ik ben in de ban van het landschap. Onderweg is weer een gedenkplek. Een Belg kwam hier om het leven. Na een flinke poos klimwerk merk ik dat ik mijn kanten zakdoek kwijt ben. Zonde. Het landschap verdord met de stap. De afwezigheid van bomen weegt op me. Maar dan, op de top van de heuvel, is er koffie! De lokale bevolking helpt de pelgrims graag. Gisteren in Zubirri verkochten kleine meisjes frisdrank in een mini kraampje op de brug. De koffieman is speciaal met zijn bestelwagen naar hier gereden om onze inspanning te belonen. Nippend aan mijn cafe con leche zie ik ineens een wit kanten ding over de heuvel komen aanwapperen. Eronder het rode hoofd van opa Italiano. Hij vraagt me zelfs niet of de zakdoek van mij is. Buigend als een gentleman overhandigt hij me mijn verloren schat. "This can only be yourse" knipoogt hij. Ik ben sprakeloos. Bezweet, stoffig en verkreukeld voel ik me even een dame op een bal. Tot hiertoe kom ik alleen dezelfde mannen tegen: de 2 Italiano's, 2 Fransen, 2 Ieren, 2 Duitsers en 2 Finnen. 1 voor elke vinger haha. De ark van Monica. Ze duiken altijd op uit het niets wanneer het nodig is. Ze blijven nooit hangen voor small talk, wat ik heerlijk vind. De titel van mijn blog is dan wel 'Pelgrimstocht op hoge hakken', maar blijkbaar stap ik het tempo van een vent. De afdaling in de vlakke zon put me helemaal uit. Ik beslis de dag te stoppen in Puenta de la Reina, in albergue Santiago Apostol. Een herberg met een zwembad dat als een eenzame kers op de taart een heuvel siert. De Italianen gaan nog 7 km door. Wanneer ik wat later in het koele water dobber, vergeet ik hen snel. Een pelgrim is een eenzaat. Ik ben blij dat ik deze tocht alleen doe. De korte ontmoetingen zijn super leuk, vooral dankzij de humor. Maar het alleen zijn is een must voor mij. Ik heb onderweg gemerkt dat de kilometers niet overeen komen met mijn gids. Maakt niet uit. Vandaag ongeveer 28 km toch weer gestapt...en nog steeds geen blaren.
Gisteravond bestelde ik een pelgrimsmaaltijd: pasta en daarna verse forel. Twee Italianen en een Deense vrouw zaten bij mij. Na een paar glazen wijn giechelde de vrouw meisjesachtig dat haar man haar terug thuis verwachtte, 10 kg lichter. Ze had net geklaagd over haar 10 kg bagage die ze meesleepte. Ik grapte dat ze gewoon zonder rugzak naar huis kan gaan. Maar ze snapte me niet. De Oudste Italiaan doorprikte meteem haar waanidee en voorspelde haar 4 kg gewichtsverlies. 'Ik mag niet meer vermageren.' flitste het door mijn hoofd. 'Dan passen mijn kleren niet meer en word ik letterlijk een wandelende rugzak.' Alsof hij mijn gedachten las, stak de man een vermanende vinger naar me op: "And you, eat!" Na het eten was er een (moreel verplichte) misdienst om de pelgrims te zegenen. De priester sprak iedereen toe in zijn taal (ook al klonk het allemaal hetzelfde), zelfs in het koreaans...behalve in het Nederlands. Daarna nodigde hij blijkbaar iedereen uit om zijn buur het beste te wensen want ineens zag ik iedereen knuffelen. 'Ik stond erbij en ik keek ernaar' zoals in het liedje...zonder buur. Net toen ik bijna medelijden kreeg met mezelf, vloog een koppel me om de hals voor een dubbele knuffel. En zo mocht ik in 1 keer 2 Nieuw Zeelandse vliegen zegenen in 1 klap. Ik ben in slaap gevallen voor de lichten uitgingen. Zo mistte ik de snurkersopera van meer dan 100 leden. Ik weet niet hoe het statistisch is, maar hier op de Camino zou je gaan geloven dat een meerderheid van de bevolking snurkt.
Dag 2 Om 6.30h loop ik door het donkere bos. Spooky. Het traject naar Zubiri loopt practisch helemaal door het woud. Het is een sprookje. Om 9.30h vind ik een plek om te ontbijten. Er is keuze tussen omelet en omelet. Als een dankbare perregrino ga ik voor de omelet. In het volgende stuk bos loop ik gevangen tussen een groep taterende Fransen. Ik wil bijna mijn oorstopjes terug indoen, maar dan mis ik de koeiebellen en het gekraak van mijn rugzak. Ik concentreer me op de stilte die er is (maar nu niet hoorbaar). En dan legt de Camino de babbelaars het zwijgen op met forse afdalingen. We dalen van een kleine 1000 m af naar een dikke 500m. Opeens gaan mijn duracelbatterijen aan. Ik los het Franse peleton en koers vooruit. Ik voel me dolgelukkig. Ik denk aan de leilijnen waarover dit pad loopt en vraag me af of er een vrolijkheidselexir inzit. Een boom pakt de pet af van een man. Zelfs de natuur plaagt en heeft zin voor humor. De man peutert probeert snel de pet te recupereren, maar de tak laat niet los. haha. Ik lach hardop. Maar mijn lach breekt niet door zijn boze stemming. Ik laat hem achter met zijn bui. Wat verder kom ik bij een 2 spalt. Er is wel een schelp maar ik zie geen gele pijl. 'Er is een teken.' fluister ik mezelf in. 'Ik zie het alleen niet'. Na een slok water zie ik een witte pijl. We zien waarvoor we geprogrammeerd zijn. Het is zoals die oefening met de kaarten waar de kleuren van veranderd zijn. (zwarte ruiten en harten bv) Ik stel mijn computer in op witte én gele pijlen. Wat later moet ik er rode en blauwe aan toevoegen.
In Zubiri kom ik de Italianen tegen. "Mangare." roept de oudste. Ik koop eten, en daarmee heeft hij me gered, want later blijkt er niks meer te zijn. Mijn gids stopt de dag hier, maar ik ben niet moe en stap verder. Het bos brengt me weer in kerstsfeer. Het heeft er denneappels gesneeuwd. Niet zo3n gekke associatie. de tocht gaat naar een nieuwe geboorte. 'Hoe wil de nieuwe monica zijn?` 'Hetzelfde!' Er komt zoveel dankbaarheid vrij tijdens het stappen, ik kan me niet voorstellen wat ik anders zou zillen dan dit nu meemaken. Onderweg kom ik voorbij een soort altaar, een gedenkplek voor een Japanse pelgrim die daar overleden is. In plaats van bloemen liggen er massa's denneappels. Ontroerend.
Ik besluit door te stappen naar Arre om in een klooster te overnachten. De laatste 5 km krijg ik het zwaar. Maar dan verschijnen de Italianen weer. Er is verwarring met pijlen in alle kleuren die alle richtingen uitwijzen en een bord 'camino alternativo'. Ik kies de Italiaanse pijl, ook al loopt dat pad steil omhoog een berg op. "Waar is de lift?" Maar eens mijn voeten op de berg staan, verander ik in een berggeit. Als een sierlijke hinde huppel ik vooruit, de mannen verbaasd achterlatend. 'Macho monica' denk ik en versnel zelfs nog mijn tempo.
Het klooster van de Broeders van Maristen is gezellig en proper. In deze herberg slapen de vrouwen appart. Niet meer zo sierlijk klim ik in bed 24. Ik smeer mijn benen helemaal in met tijgerbalsem, hopend dat ik morgen nog kan stappen. 38 km gestapt en 11 h onderweg geweest in totaal met pauzes bij.