Het gebeurde weer. Je ken dat gevoel wel dat je onderweg
bent en je zit op je gemak en alles gaat vlotjes en soms denk je wel eens,
misschien zou dit of dat anders moeten, maar er is geen haast bij omdat je op
je gemak bent en alles gaat vlotjes En dan plotseling crasht de trein en het
ganse gevoel lijkt je nu erg naïef omdat
je er bewust van had moeten zijn dat je tenslotte op een trein zat en dat die
dingen crashen.
Wel, nu zit ik aan de kant. Nog te bekomen. Duizend keer
door mijn handtas aan het gaan om te zien of ik alles nog heb en me trachtten
te herinneren of ik misschien niets op het tafeltje had liggen. En alhoewel
iedereen rond me aan het lopen is en komt controleren of ik oké ben, kan ik het
gewoon niet vatten en lijk ik in een vreemde kalmte te verdrinken.
En alhoewel ik niets heb en gezond ben en eigenlijk net
dezelfde ben als een uur geleden, ben ik iets verloren. Het is geen mens, maar
een idee dat weg is. Niet een goed idee, of een slecht, maar meer zon idee waarrond
je al je andere ideeën vormt. Zoals de wiskunde axiomas gebruikt. De andere
ideeën, die nu los zweven, proberen één voor één de plaats van de gemiste in te
nemen, maar ze zijn te zwak of de leegte is te groot.
En terwijl ik daar voor me uit zit te staren en niet triest
of boos lijk, neemt één of andere pummel mijn portefeuille af. En ik denk: Dit
is al te onmenselijk, maar mijn hoofd zit al zo vol, dat ik me niet nog meer
druk kan maken.
Het ongeluk waakt. Er is niet veel wat ik kan verliezen. Gerief kwijtspelen uitgezonderd heb ik nog niet veel verliezen geleden. Eens een waaierige witte rok in Valencia. Die reis ben ik ongelooflijk veel kwijt gespeeld. Mijn paspoort (ik kon het land niet meer uit), 250 euro's (ik kon er zelfs geen bed huren), wat waardigheid (omtrent bikinilijnen & bikini's), maar het enige waar ik nog om mijmer is die rok. Hij was vervaardigd uit de fijnste stof. Helemaal acru-wit met aan het uiteinde hoogblauwe bloemmotiefjes & wat blinkering in gewoven. De rok maakte mij een meisje van de zee. Wind was mijn beste vriend & rondjes draaien mijn favoriete hobby. Maar 't is weg. Toen wist ik wat verliezen was. Het stilzwijgend aanvaarden dat iets mooi nooit meer er zal zijn. En nu ondergaat mijn hart opnieuw diezelfde druk. Deze keer om een boek. Odinekes boek. Louis Paul Boons idee. Een goeie maand lang kon ik me laten meedragen door Odines gedachtes & Pauls woorden. Maar ik heb het boek gewisseld tegen geld. Ttz, ik haalde geld uit de muur (pinnen!) & Odine liet ik liggen op de elektriciteitsbak. Maar als ik weer wat geld heb, koop ik haar terug. Vapeur ging net mijn zijn nicht-die-een-hart-krijgt & de reiziger naar Brussel. Daar zal ik geduldig wachten. En kijk: nu wacht ik ook. (Op Bobbe) Normaal had ik gelezen, maar nu schreef ik. Misschien is verliezen dan toch niet zo slecht. Alhoewel.
Daarvan krijgt ze steeds neustintelingen. Houten lepels
afdrogen gaat haar niet af. Ze huist zon gevoeligheid tegenover de poreusheid
van het hout, dat het haar het gevoel geeft alsof ze een vis afdroogt tegen de schubben
in. Zoals wel vaker gebeurt de laatste maanden, beslist ze dat de lepel evenzeer
zal drogen zonder haar hulp. Ze legt hem op het zink. Ze beschouwt de keuken. Haar
opgeruimde keuken bezorgd haar een prettig gevoel. Niets is leuker dan een
keuken op orde stellen, gelooft ze. Het is de enige plaats in het huis waar er
nog aan ambachtelijkheid wordt gedaan. Potten, pannen, de verzameling van
huishoudelijke apparaten, lepels, messen, vorken, pollepels, spatels, vuur,
water. Het bewijs van een beschaving, zo extreem ontwikkelt en toch nog steeds
dezelfde handeling uitvoerend als tien duizenden jaren geleden. En zij heeft
deze plaats klaar gemaakt voor de volgende banale, toch essentiële, handeling. Ze
stapt de keuken uit. Trekt de deur achter zich toe.
Om haar leven te beschouwen, hebben we heus geen boek nodig.
Het zou bevat kunnen worden in de vijftien minuten roem die Andy Warhol ooit zo
royaal iedereen beloofd heeft. Geef haar een microfoon, goede belichting, een
begeleidende achtergrond tune en hoofdzakelijk een publiek, het zal haar exact
vijftien minuten kosten om haar leven uit de doeken te doen. Er waren geen
hoogtes, noch laagtes., zou ze zeggen. Enkel menselijkheid. Ze zou daar
gestopt kunnen hebben. Wetende dat er niets meer omvattend was. Maar dat zou ze
haar publiek niet kunnen aandoen. Ze zijn tenslotte naar daar gereden om haar
leven te aanhoren. Ze zou het specifieker moeten maken. Ik ben op deze wereld
gekomen met hoge verwachtingen. Zo snel mogelijk wou ik alles begrijpen, zo dat
ik mijn rol zou kunnen opnemen. Hier zou ze even stoppen. Ze zou denken, Over
welke rol heb je het? Je hebt hier het kind van 5 jaar voor ogen dat wilde
weten wat het verkeersbord met de fietser op betekende. Het had geen notie van
rollen, laat staan van een maatschappij waarin het een rol zou moeten opnemen.
Maar, zou ze vervolgens denken, ik
mag niet struikelen over archaïsmen, het publiek weet immers niet waar mijn
gedachtes zitten. Misschien stellen er zich een paar individuen een veertien
jarige voor. Andere misschien een elfjarige. Misschien denken ze even dat ik
geniaal ben. Dus zou ze verder gaan: Tot aan het eerste jaar universiteit,
verliep mijn leven zoals levens verlopen. Er was liefde, een portie miserie,
jaloezie & plezier. Ik groeide op. Maar in dat eerste jaar aan de universiteit
dacht ik na over het leven. Het dreef me tot wanhoop. Er leek geen enkele
logica in te zitten & alles was zo onvoorspelbaar dat de veiligheid waarin
ik mij bevonden had, zich ontrok aan mijn omgeving. Ik werd een spion van het
leven. Klaar om elk moment uit de struiken te springen en te roepen: Zie je
nou wel! Het is helemaal niet correct wat hier gebeurd! Dit duurde tot het
leven weer greep begon te krijgen op me. En nu ben ik een object geworden van
andere spionnen. Maar zo is het goed. Zo wil ik het en zo ben ik gelukkig. Ze
houdt van happy endings. Een verhaal zonder happy ending is het haast niet
waard om verteld te worden, vindt ze. Het is één van haar grootste fouten, zoals
ze me al genoeg toevertrouwd heeft. Zij is de maatstaf van naïviteit. Maar
zonder zou ze het niet overleven. Het is haar wapen, haar schild, haar charme
en haar probleem. Zoals u begrijpt is haar leven nog niet af. Ze is nu aan het
leven en dagelijks wordt ze geconfronteerd met onbegrijpelijke dingen. Waarom
haar neus tintelt weet ze niet. Waarom ze er later een onprettig gevoel van
krijgt in haar voortanden, ook niet. Maar het is zo. Ze zou het een dokter kunnen
vragen, maar ze weet dat de wetenschap zich niet met dit soort zaken bezighoudt.
Dit is een probleem tussen haar en het hout. Ze weet dat ze er nooit zal
achterkomen hoe dit komt. Hoe hard ze ook zal proberen om dit neusgetintelgevoel te
overwinnen, ze zou weten dat het slechts een façade zou zijn en het essentiële
probleem er niet mee zou verdwijnen.