Mijn vader was een natuurkracht, een uit de kluiten gewassen
exemplaar van de Pashtun, met een volle baard,
bos bruine krullen die even tegendraads waren als hijzelf,
handen die eruitzagen alsof ze in staat waren een wilg uit de
grond te trekken, en felle zwarte ogen die de duivel smekend om
genade op de knieën konden dwingen, zoals Rahim Khan altijd
zei. Als hij met zijn geweldige lengte van 1.92 meter op een feest
de kamer binnen stampte, trok hij alle ogen naar zich toe, als
zonnebloemen die zich naar de zon wenden.
Baba was zelfs als hij sliep niet te negeren. Ik stopte altijd plukjes
watten in mijn oren en trok de deken over mijn hoofd, en
nog drong het geluid van Babas gesnurk dat veel weg had van
het ronken van een vrachtwagenmotor door de muren heen.
En mijn kamer was helemaal aan de andere kant van de hal.
Hoe mijn moeder ooit kans heeft gezien in dezelfde kamer als
hij te slapen is me een raadsel. Dat staat op de lange lijst dingen
die ik mijn moeder had willen vragen als ik haar ooit had ontmoet.'
Amir