Wat is schoolrijpheid ?
De term schoolrijpheid wordt soms gebruikt voor de fase waarin een kleuter rijp is om voor het eerst naar school te gaan, maar meestal in de context van de overgang naar de lagere school. Doorgaans heeft een kind rond de leeftijd van zes jaar voldoende werk- en leerhouding ontwikkeld en beschikt het over de vaardigheden om te leren lezen, schrijven en rekenen.
In de kleuterschool heeft een kind bovendien geleerd te functioneren in een groep. Dit wil zeggen dat verondersteld wordt dat voldoende zelfredzaamheid werd opgebouwd om zich voldoende veilig te voelen in de school : zich aan regels en afspraken houden, weten om te gaan met andere kinderen, nieuwe dingen durven doen en uitproberen ...
In het eerste leerjaar komt daar nog iets bij : voldoende lang kunnen luisteren naar een opdracht zelfstandig en stap voor stap kunnen werken aan kleine taakjes en kunnen doorwerken aan een taakje tot het af is, zich verstaanbaar kunnen uitdrukken in goede zinnen, geïnteresseerd zijn en blijven om nieuwe dingen te leren en beheerst zijn in bewegingen.
Vooraleer het leren schrijven, lezen, en rekenen aanvangt, dient hiervoor voldoende interesse te zijn opgebouwd en vaardigheden te zijn ontwikkeld.
De spontane groei naar schoolrijpheid wordt al spelend thuis en in de kleuterklas gestimuleerd. De meeste kinderen worden, als zij de normale speel- en ervaringskansen krijgen, vanzelf ook schoolrijp Maar kinderen verschillen in het tempo waarmee ze die ontwikkelingsfase bereiken. Zoveel mogelijk kansen geven om ervaringen op te doen is na te streven zonder een kind te mogen forceren tot iets waar het nog niet aan toe is.
Schoolrijpheid zou dus kunnen omschreven worden als het bereiken van een bepaald ontwikkelingspeil voor vaardigheden die belangrijk zijn bij het schoolse leren.
Deze vaardigheden moeten we veel ruimer zien dan alleen de verstandelijke ontwikkeling.
Aspecten binnen schoolrijpheid
Tijdens oudercontacten hoort u nogal eens termen gebruiken die verband houden met schoolse rijpheid , met name :
- Grove en fijne motoriek - Lichaamsschema - Ruimtelijk inzicht - Tijdsinzicht - Visuele waarneming - Auditieve waarneming - Symboolbewustzijn - Taalbeheersing en -vaardigheid - Voorbereidend rekenen - Denken - Sociale en emotionele rijpheid
1. Grove en fijne motoriek
Motoriek = beweging
Grove motoriek = ruw bewegen, grove bewegingen zoals : lopen, gaan, kruipen, springen, klimmen, fietsen, gooien, springtouw, balspelen, ...
Een goede motoriek vraagt oefening ! Geef uw kind voldoende gelegenheid en ruimte tot bewegen. Voor de meeste kinderen zijn deze kansen en ruimte voldoende aanwezig. Voor sommige kinderen wordt er van de ouders een extra inspanning gevraagd om hieraan te voldoen : naar bos, park of speeltuin gaan, samen gaan fietsen...dit geldt uiteraard des te meer voor "kijkbuiskinderen".
Fijne motoriek = kleine, fijne bewegingen die je met handen en vingers maakt, zoals : vastpakken van kleine voorwerpen (blokjes, stukken van een puzzel,...), kleuren, knippen, boetseren, tekenen. Deze 'handvaardigheid' ontwikkelt zich geleidelijk aan wanneer een kind voldoende vaardig is in zijn grove bewegingen. Zo heeft het weinig zin de vingers te oefenen als de bewegingen vanuit de schouder nog stroef verlopen. Fijnmotorische beheersing en soepelheid is een voorwaarde om goed te leren schrijven. Oefeningen en spelletjes aanbieden, ook al wordt het een geknoei en rommelig , is zeker de boodschap.
Doe deze dingen niet in de plaats van je kind maar stimuleer tot het zelf doen.
Nog enkele suggesties :
- boetseerklei, steeknagels, vingerverf, pop aankleden, zichzelf aankleden, timmeren, handwerkjes maken,
- dikke stiften (niet te vlug met fijne potloden)
- op grote oppervlakten laten werken (bord, groot papier,....)
- touwtje springen (alleen) goede oefening voor de pols
Uw kleuter hoeft dus nog geen letters en cijfers te schrijven ! Een soepele hand kan ook op een speelse, ongedwongen manier geoefend worden. Letters en cijfers worden aangeleerd in het eerste leerjaar !
2. Lichaamsschema
= weten hoe je lichaam in elkaar zit, weten dat je twee armen, benen hebt, weten hoe de delen van je lichaam heten, weten dat je een linker- en rechterkant hebt.
Enkele suggesties :
- praat met je kind over zijn lichaam, bv. aankleden, in bad, over de namen van de lichaamsdelen, de plaats ervan. Wat zit er onder je neus ? Waar is je schouder ?
- ook in allerlei kinderspelletjes en liedjes komt dit aspect aan bod
3. Ruimtelijk inzicht
= weten hoe voorwerpen en dingen ten opzichte van elkaar een plaats hebben en dit kunnen benoemen,vb. de stoel staat naast de kast.
Dit verloopt in verschillende stappen :
1. Inzicht in je eigen lichaam (lichaamsschema)
2. Vanuit je eigen lichaam de plaats van voorwerpen bepalen en benoemen (ik sta voor jou)
3. Relaties tussen voorwerpen (Ilse staat voor mama, Arno staat naast opa...)
Het kennen en begrijpen van dergelijke begrippen (boven, onder, voor, achter, links,...) wordt zeker belangrijk als voorwaarde om het leerstofaanbod in het eerste leerjaar te ordenen : Hoe kunnen ouders hieraan bijdragen ?
Laat uw kind regelmatig zeggen waar iets staat of waar het kind zich bevindt. Gebruik zelf de begrippen (boven, onder,...).
Men kan een kind ook af en toe opdrachtjes geven tot het nabouwen van iets (met blokken, knex,...). Het kind moet dan een voorbeeld nabouwen ! en hierbij letten op de ruimtelijke relaties. Puzzels maken oefent ook het ruimtelijk inzicht.
4. Tijdsinzicht
= begrippen als 'nu, straks, morgen,...' kunnen gebruiken, weten dat handelingen in een bepaalde volgorde gebeuren.
Laat deze begrippen bij uw thuis voldoende aan bod komen om uw kind stilaan tijdsbewust te maken. Hulpmiddeltjes : wekker, dagen aftellen op een kalender (Nog zoveel dagen en dan is het mijn verjaardag…).
5. Visuele waarneming
Visueel = zien, heeft te maken met de ogen.
Toch kan het zijn dat een kind goede ogen heeft maar een zwakke visuele waarneming. Visuele waarneming houdt meer in dan het gewone zien, bvb. onderscheid zien tussen kleine verschillen, aandacht hebben voor details, onthouden van wat je gezien hebt.
Deze dingen zijn ook belangrijk voor het leren lezen. Een kind moet dan onderscheid kunnen maken tussen kleine verschillen in letters, bvb. tussen de m en n, o - a, b - d. Er bestaat ook veel speelgoed waarbij beroep gedaan wordt op de visuele waarneming :
- welke figuurtjes zijn gelijk ? (lotto, ...)
- puzzels
- memory-spelen (geheugen)
6. Auditieve waarneming
Auditief = horen
Horen doen onze kinderen allemaal. Losstaand van het goed horen betekent auditieve waarneming echter ook geluiden, klanken kunnen herkennen, op elkaar gelijkende geluiden en klanken kunnen onderscheiden, aandachtig kunnen luisteren,kunnen onthouden wat men gehoord heeft
Ook auditieve waarneming speelt een belangrijke rol bij het leren lezen en schrijven. Sommige klanken gelijken immers sterk op elkaar. bvb. f-v, s-z.
Een kind moet ook leren onthouden waar het welke klank in een woord gehoord heeft, bvb. eerst j dan a dan s is jas.
We kunnen onze kleuter stimuleren om aandachtig te luisteren naar geluiden in zijn omgeving (dierengeluiden, geluiden in het verkeer,...) Rijmen (woorden die hetzelfde klinken, bvb. kaart-taart) is ook een goede oefening die de meeste kleuters graag en spontaan doen.
Het leren van versjes en liedjes oefent het auditief geheugen.
Luisteren naar verhaaltjes (voorlezen voor het slapengaan : Doen !).
7. Symboolbewustzijn
= weten dat een bepaald teken in de plaats staat van iets anders.
Het is belangrijk dat een kleuter leert omgaan met symbolen voor het eerste leerjaar aanvangt.
Onze letters en cijfers zijn immers niks anders dan symbolen.
In de dagelijkse omgang met uw kind komen symbolen voortdurend aan bod, bvb. verkeersborden, picto's op gezelschapsspelen, symbolen in tijdschriften en op tv,...
Heel wat speelgoed is op symbolen gebaseerd.
8. Taalbeheersing en taalvaardigheid
Van een vijfjarige kleuter verwacht men :
- een duidelijke uitspraak van alle letters
- een goede zinsbouw
Een kind met spraakproblemen kan zich geremd voelen bij het praten en misschien later ook bij het lezen.. Bij foutief taalgebruik is het niet zo goed uw kind telkens op de fout te wijzen en te onderbreken. Dit kan tot spanningen leiden. Het is beter het foutieve gewoon op de juiste manier te herhalen (bvb. Ik heb aan het koordje getrekt. ouder : Aan welk koordje heb je getrokken ?).
Ook een goede woordenschat is belangrijk : hetgeen de leerkracht vertelt of wat in straks in leeslesjes staat, moet betekenis krijgen. Heel wat taal leren we door dagdagelijkse taken bij ons thuis : in de keuken, in de speelkamer, op zolder, ....
Enkele suggesties :
- praat zoveel mogelijk algemeen Nederlands met uw kind zodat de taal thuis en op school dezelfde is.
- geef uw kind de kans om iets te vertellen. Laat het kind rustig zijn verhaal doen. Neem de tijd om te luisteren.
- voorlezen bij plaatjes is ook een goede taalstimulans. Praat met uw kind over het verhaal. Laat ze vragen stellen of stel zelf vragen.
9. Voorbereidend rekenen
Een kleuter mag maar moet nog niet weten hoeveel 5 + 2 is, maar moet toch geleidelijk aan enkele dingen kennen, nodig voor het echte rekenen.
- begrippen als meer, minder, eerste, laatste, evenveel
- dingen kunnen rangschikken, ordenen in een rij, bv. auto's van klein en groot
- concreet een aantal voorwerpen kunnen tellen, tot ongeveer 8, en terugtellen…
- kunnen werken met hoeveelheden, bv. bijdoen, afdoen, wegdoen
Het voorbereidend rekenen komt uitgebreid aan bod in de kleuterschool. Ouders kunnen dit thuis ook stimuleren :
- stimuleren tot tellen : bv. tafel dekken (hoeveel vorken heb je nodig?) ; snoepjes voor vriendjes.. - allerlei speelgoed : domino, spelletjes met dobbelsteen,...
10. Denken
- Leren verbanden leggen tussen begrippen, voorwerpen
- Zelfstandig kleine problemen leren oplossen.
Geef niet altijd zelf de juiste oplossing maar laat uw kind zoeken.
11. Sociale en emotionele rijpheid
Uw kleuter leert in een groep te werken, d.w.z. beurt afwachten, andere kinderen niet storen, weten wat de opdracht is en deze zelfstandig kunnen uitvoeren.
Voldoende interesse, doorzettingsvermogen en aandacht kunnen opbrengen om met succes te leren lezen, rekenen is zeker permanent na te streven...
Voldoende zelfstandigheid is ook een belangrijk aspect. Geef uw kind de kans om iets alleen te proberen. Zo kan meer zelfvertrouwen en succeservaring opgebouwd worden.Zo wordt geleerd geleidelijk aan ook systematisch te werk gaan bij het zelfstandig oplossen van bepaalde problemen.
Men kan thuis ook geleidelijk aan enige inspanning en concentratie van het kind gaan eisen. Eerst een puzzel afmaken en dan pas... ; aandacht geven bij een verhaaltje voorlezen. Ook gezelschapsspelen zijn met een vijfjarige al te doen. Zo leert men immers rekening te houden met anderen, zijn beurt af te wachten, omgaan met verliezen en winnen..
|