Je was er niet. En het was geen man, maar een vrouw die me vragen stelde, en een andere vrouw die naast haar zat, en ook dingen opschreef. Ik had ook niet verwacht dat je er zou zijn.
Ik wil verder, de dingen doen die ik moet doen, en die ik wil doen ook. De week die achter me ligt is er eentje geweest van uitspattingen. Roken, eten, drinken zelfs, hoewel je één cocktail bezwaarlijk een uitspatting kan noemen. Slapen, niksen, luieren, lezen tot de ochtend, alles voor me uitschuiven. En je daar ondertussen superslecht bij voelen. Vanaf morgen moet dat anders. Ik ga zo meteen slapen, vroeg opstaan. Gezond eten. Het huis wat leefbaarder maken. Studeren, ik moet dringend studeren, aan mijn scriptie werken. En niet vluchten. Niet meer vluchten.
Morgen is het zo ver. Morgen laat ik een wildvreemde man oordelen over wat wij samen hadden. Het is alsof ik je laat afkeuren, ongeschikt laat verklaren. Ik, die je altijd en overal met vuur verdedigd heb. En toch ben ik het die die stap heeft gezet. Ik heb besloten dat jij me geen andere beslissing liet dan deze. Deze of mezelf helemaal verliezen. Onverwachte flash-backs zoals in films bestaan echt, weet ik nu. En ze doen pijn. Maar ik laat me er deze keer niet door tegenhouden. Al heb ik vaak gewenst dat jij dat wel zou doen. Zelfs nu zou ik willen dat ik kon wegkruipen in je armen, dat je me zou troosten, onbeholpen fluisterend dat alles wel goed komt. Maar dat is iets van lang vervlogen tijden. Ik mis je. En ik blijf van je houden. Hoe tegenstrijdig je dat nu ook lijkt. x