Ik werd wakker.
Wakker in een veld, een nat veld. Net buiten Berlijn.Berlijn, mijn stad,mijn o zo mooie stad, ik zou er alles voor doen. Ik wil er een wereldstad van maken want ik weet dat ik dit kan met mijn Berlijn. Ik stonk wel een beetje vernuft en naar benzine hoe dat komt? Daar wist ik geen antwoord op. Het was vroeg in de middag, de hemel was blauw en het was me wel duidelijk dat het te warm was voor een maand zoals april. Het was echt heet. Het was wel zeer stil en ik bemerkte geen vijandelijke vliegtuigen. Geen kanongebulder te horen, geen ingeslagen in de buurt, geen sirenes van luchtbescherming. Ik kon me niet oriënteren. Het veld waar ik lag was omgeven door huizen en muren die beklad waren met viezigheden het leek een soort verf. Ik ging na wat ik de vorige avond gedaan kon hebben. Ik dacht na en haalde alle mogelijkheden boven. Alcohol kon ik natuurlijk direct uitsloten want ik drink niet. Ik herinnerde me dat ik met Eva (mijn vrouw) op een sofa zat. Ik wist me ook te herinneren wat we daar vrij zorgeloos zaten, ik had besloten de staatszaken eens met rust te laten. We hadden niets gepland, ik had ze wel mijn oude pistool laten zien. Dit was het wat ik me nog herinnerde. Ik besloot dan maar op onderzoek te gaan aan het veld.In mijn opleiding had ik geleerd te observeren, ik kon de kleinste dingen opmerken. Wat ik allemaal zag was niet speciaals: wat afval, onkruid, de huizen rond het veld en in de verte zag ik voetballende jongeren. Die jongeren staakten hun spel en kwamen op me af. Ze vroegen of alles oké was. Ik zei dat alles ging en vroeg waar Bormann was. De jongens keken elkaar bizar aan en vroegen hun af wie dat was. Ik begreep niet dat ze Bormann niet kenden, ik begon te beseffen dat er hier iets niet klopte, ik bevond me nog kennelijk in Berlijn maar ik was blijkbaar van mijn complete overheidsmachine was beroofd. Ik moest zo spoedig mogelijk terug naar de führerbunker en deze jongeren zouden mij er bij moeten helpen.
|