De slaap, en hoe zij mij ontbreekt. Dit zijn wrede uren - de wreedste; slepend tarten zij iedere vorm van werkelijkheid.
Op een blad schrijf ik hen neer, 1 voor 1 al wat mogelijk hiertoe kon leiden al wat mij de das omdoet. Ik speur ze op in de kieren van mijn bewustzijn, de gedachten, de etter die de puist van mijn ergernis bemoedert. En schrijf hen neer, 1 voor 1 tot er geen twijfel meer mogelijk is, tot de inkt niet meer liegt: de uren van de burgerman die ik ben overdag, breken mij zuur op. Verkrachten wil ik, en moorden, en nog veel meer inhakken op. Maar op foto's en spiegelbeelden staat steeds een minzaam lachend man, hoe hij praait en aait en zalvend knikt, en denkt: