11. werkwoord+ re + pers. +a => opdracht of advies geven
ww+ re + persoon + a (a is een apart soort werkwoord, hier in combinatie met een persoonlijk voorvoegsel d- (ik), b- (jij), th- (zij), l- (hij), w- (wij), h-(jullie), n- (zij (mv) )
actief ww
marikotwa-n
marikotwa-re-b-a kwan! = blijf (jij) leren! 11.1
(leren)
marikotwa-re-h-a kwan! = blijven jullie leren!
sokoso-n
sokoso-re-b-a kwan bu-khabo-wa = blijf (jij) je handen wassen 11.2
(iets wassen,
sokoso-re-h-a kwan hu-khabo-wa = blijven jullie je handen wassen
schoonmaken
toestandsww
sa-n
sa-re-b-a kwan = blijf (jij) goed 11.3
(goed zijn)
sa-re-h-a kwan = blijven jullie goed
sa-re-b-a ... = doe (jij) goed ...
sa-re-h-a ... = doe jullie goed ...
met bijwoorden:
bijwoord
sare-n
ôsun
sa-re-ba ôsu-n = ga goed! 11.4
(naast een werkwoord
(goed zijn)
(gaan)
sa-re-ha ôsu-n = gaan jullie goed!
in ondergeschikte
sa-re h-a-li ôsu-n = jullie moeten goed gaan
vorm)
donkon
sa-re-b-a donko-n = Slaap (jij) goed 11.5
(slapen)
sa-re-h-a donko-n = slapen jullie goed!
kanabun
Sa-re h-a kanabu-n = luisteren jullie goed 11.6
li => moeten
(luisteren, horen)
Sa-re h-a-li kanabu-n = jullie moeten goed luisteren
11.7
sokoso-n
sa-re-ba-li sokoso-n bu-khabo-wa! = je moet je handen goed
wassen
(iets wassen, schoonmaken)
Of als gewone mededeling (geen bevel):
sa-re-d-a sokoso-n da-khabo-wa = ik was mijn handen goed
sa-re-th-a sokoso-n thu-khabo-wa = zij wast haar handen goed
sa-re-l-a sokoso-n lu-khabo-wa = hij wast zijn handen goed
Laten we het hebben over de begrippen "koud" en "heet" => in het Loko Dian wordt dit weergegeven door werkwoorden die een toestand weergeven (toestandswerkwoorden)
KOUD = MIMI
mimi-n = koud zijn
mimi-n => met "n" hebben we de ondergeschikte vorm van het werkwoord
(of de infinitief zoals de meesten dat kennen)
mimi => dit is de stam (het basis deel van het werkwoord waaraan de uitgangen worden toegevoegd
of andere woorden van worden afgeleid)
mimili-n; himili-n = koud zijn, maar betekent ook mistig zijn (vroeg in de ochtend)
Himili-n (ondergeschikte vorm)
Himili (stam)
Voorbeeld dat veel wordt gebruikt:
in de vroege ochtend groeten : "Himili-wabo" (letterlijk = "erg koud/erg mistig")
antwoorden: "enhe, hadjake tha himili-n" (ja, het is erg koud )
Zinnen met mimi-n (koud zijn)
mimi ka de = ik heb het koud (letterlijk: ik ben koud geworden)
"ka" verwijst naar een toestand die het resultaat is van een proces dat gedaan is
Onderstaande zinnen bevatten persoonlijke voornaamwoorden: ( Dei / bî / tora / lira / wei / hî / nei, nara )
dei mimi ka = ik heb het koud (gekregen) => resultaat van het proces van het koud krijgen
lira mimi ka = hij heeft het koud
wei mimi ka = wij hebben het koud
tora mimi ka = zij heeft het koud
nara mimi ka = zij hebben het koud
Nog voorbeelden:
mimi ka to oniabo = het water is koud (geworden)
to oniabo mimi ka = het water is koud (beide zinnen zijn goed , to oniabo staat standaard achter ka maar kan je dus ook vooraan in de zin zetten)
mimi ka to kadukura = de kadukura is koud (peperwater)
to kadukura mimi ka = de kadukura is koud
mimi ka to kadukura hibin = de kadukura is al koud
to kadukura mimi ka hibin = de kadukura is al koud
Onderstaande zinnen zijn met persoons aanwijswoorden reeks B :
de / bo / no / i, li / we / he / ne, ye = ik / jij / zij, het / hij / wij / jullie / zij
mimi ka de = ik heb het koud
mimi ka i (mimi ka li) = hij heeft het koud
mimi ka we = wij hebben het koud
mimi ka no = zij heeft het koud
mimi ka ye (mimi ka ne) = zij hebben het koud
Opgelet: De persoons aanwijswoorden van reeks B staan altijd achter ka. De volgorde van de woorden kan je dus NIET omdraaien.
HEET = THERE
there-n = heet zijn
there ka to oniabo = het water is heet
there ka to kadukura = de kadukura is heet
to oniabo mimi ka = > mimi ka no (het water is koud => het is koud)
to oniabo there ka => there ka no (het water is heet => het is heet)
Hier zijn enkele voorbeelden van zinnen met toestandswerkwoorden (tww):
methe = uitgeput,moe zijn
kari = ziek zijn
fonashan = honger hebben
1.a) stam toestandswerkwoord + ka + naamwoord (persoon/ding/dier) => standaardstructuur alhoewel je het naamwoord ook vooraan in de zin mag plaatsen
b) stam toestandswerkwoord + ka + PAW-B(persoonsaanwijswoord reeks B) => PAW-B mag je NIET vooraan in de zin plaatsen!!!
2) Wanneer je min-kho (of mi-ka-kho) gebruikt in de zin dan moet je de ondergeschikte vorm van het werkwoord gebruiken (infinitief) => tww+n (uitgang "n")
Minkho is eigenlijk ook een toestandswerkwoord(letterlijk betekent het min (weinig zijn) + kho (niet) => niet weinig zijn, veel
(1.b) methe ka de
ik ben uitgeput
(2) minkho methe-nde / mi ka kho methen de ("de" altijd achteraan!)
ik ben erg uitgeput
(1.b) kari ka de
ik ben ziek
(2) minkho kari-nde
ik ben erg ziek
(1.a) kari ka dashi (da + shi => dashi (mijn hoofd)
ik heb hoofdpijn
(2) minkho kari-n dashi (letterlijk: mijn hoofd is erg ziek)
8.1.Toestandswerkwoorden - definitie - stam - ondergeschikte vorm
Naast de actieve werkwoorden heb je een grote groep toestandswerkwoorden.
1. Definitie Toestandswerkwoorden zijn werkwoorden die een (karakter)
eigenschap; toestand uitdrukken.
Ze verwoorden nooit een
beweging of activiteit. In het Nederlands kennen we ze als adjectieven maar
in het Arowaka hebben zij eerder de kenmerken van werkwoorden.
2. De stam
De STAM
= het basisdeeltje van het werkwoord. Hieraan worden woorddeeltjes aan
toegevoegd (voorvoegsels, klanken, achtervoegsels,) waardoor de zin vorm en betekenis krijgt. Ook kan men van de stam andere
(nieuwe) zelfstandige naamwoorden maken. De woorddeeltjes (achtervoegsels ) die we zagen bij de actieve werkwoorden zien we ook bij deze toestandswerkwoorden: de betekenis die aldus verkregen wordt kan enigszins verschillen met die van de actieve werkwoorden.
3. Ondergeschikte vorm "stam + n"
Als we de klank "n"
toevoegen aan de stam dan bekom je het werkwoord in de ondergeschikte vorm (
infinitief)
ayomu => ayomu-n (hoog zijn)
balala => balala-n (rond zijn)
Wanneer gebruik je de
ondergeschikte vorm?
Wanneer je ww niet in de
hoofdzin zit dan gebruik je de ondergeschikte vorm. Maar ook bijvoorbeeld wanneer je een hoofdzin
hebt met MIN (weinig) of MIN-KHO (veel) die iets zeggen van een toestands
werkwoord. Zo ook bv wanneer je een bijwoord in de zin hebt, zoals hadiake (veel, erg) of baren (meteen) dan gebruik je de ondergeschikte vorm.
=> min en min-kho zijn
zelf toestandswerkwoorden
ik heb weinig honger = min
fonasha-n de
ik heb erge honger = min-kho
fonasha-n de
ik heb weinig dorst = min
alokosha-n de
ik heb erge dorst = min-kho
alokosha-n de
het licht is te sterk = hadiake th-a tata-n to kalemehe ik ga meteen naar school = bare-da ôsu-n marikota-shikwanro
Ook wanneer je negatieve zinnen maakt dan gebruik je de ondergeschikte vorm. Voorbeeld: "ik weet niet = m-eithin-d-a" (ma+eithin+d+a = ma negatief prefix + eithi-n (weten) + d (ik) + a (leeg werkwoord "a") "hij heeft het niet weggegooid = ma borheidin-l-a da no " "zij gaat niet naar de stad = m-ôsun-th-a fortonro"
Inzamelactie ten voordele van Inheemse dorpen in Suriname
Geachte,
Samen met mijn vriendin Carmelita heb ik een inzamelingsactie opgestart eind juni met de bedoeling de meest kwetsbare gezinnen van de Inheemse gemeenschap in Suriname te ondersteunene met een voedselpakket.
In Suriname zijn de prijzen in de winkels namelijk erg gestegen sinds de lockdown begin juni.
"Mishâkoba ôsun...khen bu-dukhuha aba balalatho waboroko, khen ôsareba koan" - Ga rechtdoor...en je zal een rotonde (lett.ronde weg) zien, en dan ga je rechtdoor (lett.blijven gaan).