Tegen het einde,
toen wandelen werken werd, gingen Aza en ik op een bankje zitten aan de rand van de tuin (buiten het zicht van Noah, mijn broertje). We keken
naar de rivier onder ons, die laag stond. Ze zei tegen me dat
schoonheid vooral een kwestie van aandacht was. 'De rivier is mooi omdat
je ernaar kijkt', zei ze. Ik wou haar zeggen dat dat niet het geval was bij haar, dat zij onvoorwaardelijk mooi is, maar ik vond de woorden niet en heb haar gekust. Toen mijn hand onder haar jack verdween, trok ze me weg. Verdomme. Wat heb ik gedaan?! Wat.Heb.Ik.Gedaan. Ze keek verward naar haar telefoon en ik ving een blik op van een wetenschappelijke site en las verder: "Gemiddeld worden per zoen zo'n tachtig miljoen bacteriƫn uitgewisseld, zes maanden later wijst uit dat het menselijk maagmicrobioom licht maar blijvend veranderd is." Ik vroeg wat er was, ze antwoordde dat er niets scheelde en toen vertrok ze naar de wc. Toen ze terugkwam, legde ik mijn arm rond haar en zo bleven we een poosje zitten. Ze doorbrak de stilte en zei dat het niet aan mij lag, echt niet, maar aan haar gedachtespiralen die steeds nauwer worden.
|