Jongen (die over te veel tijd beschikt) met een voorliefde voor poëzie en astronomie. Verlang je reikhalzend om meer te weten te komen over mijn spannend leven? Dan is dit de blog voor die hongerige, poëtische zielen achter hun schermpjes.
De laatste aantekening in mijn vaders telefoon: 'de mond van de jogger' betekende wel iets. Aza zei dat ze met mij wou praten en toen ik bij haar thuis kwam, heeft ze verteld dat ze weet wat er mee bedoeld wordt. Het is de mond van Pogue's Run, waar het bedrijf dat project had dat nooit is afgemaakt. De mond van Pogue's Run = de loop van de Pogue, de mond van de jogger. Ik blijf het maar herhalen tegen mezelf. Hij heeft ons toch iets achtergelaten! Ik vroeg haar of ze hem heeft gezien en ze zei van niet, maar ze waarschuwde voor een heel erge stank. Hij zat dus is een riool, de hele tijd? Noah en ik hebben besloten om het aan de politie te vertellen, ook al liepen we het risico dat al zijn eigendom per direct naar de tuatura gaat. Het wordt tijd om de waarheid te weten, hoe pijnlijk die ook is.
NOTE: Papa is dood. "Miljardair en bouwmagnaat Russell Davis Pickett senior is gevonden in een zijarm van de Pogue's Run-tunnel. Hij is binnen een paar dagen na zijn verdwijning aan ontbering overleden." Morgen verhuizen we naar Colorado, naar een kleiner huisje. Ik ga naar een openbare high school en Noah naar een kostschool. Ik nam afscheid van Aza. Ik moet me slecht voelen, maar ik voel helemaal niks. Zelfs geen opluchting. Het is beter om niks te voelen, dan gek worden door een teveel aan emoties. Ik moet sterk blijven voor Noah. Het ga je goed, Aza. En niemand neemt ooit afscheid als hij je niet terug wil zien.
Veertien dagen sinds de puinhoop
begon. Mijn leven is niet slechter, dat niet, alleen...kleiner. Wij met z'n drieën, weet je nog? Noah, jij en ik. Mama is er al lang niet meer en daar heb je ons mee leren leven. Maar vanwaar het idee om ons zo plotseling te verlaten? Zonder iets van je te laten horen achteraf? Maak me niet wijs dat het te riskant was om via een goedkope telefoon, die je nadien wegwerpt, één sms'je te sturen. Jij, als miljonair, die je fortuin nalaat aan een tuatura. Wat mij betreft voel ik niets als ik aan jou denk. Je ging me overal mee naartoe nemen, we gingen nooit. Toch zou je ons niet zomaar alleen kunnen laten, dacht ik, ook al zagen we je amper en werden we vooral opgevoed door het personeel. Al herken ik het gewicht van een vader pas als het wegvalt. Soms open ik Google Maps en zoom in op willekeurige plaatsen waar jij zou kunnen zijn. S kwam gisteravond langs om met ons door te nemen wat er nu gaat gebeuren - wat er gebeurt als jij wordt gevonden, wat er gebeurt als jij niet wordt gevonden - en op en gegeven moment zei hij: 'Jullie begrijpen dat ik het niet over de fysieke persoon heb maar over de rechtspersoon.' De rechtspersoon is wat boven ons hoofd hangt, in ons huis rondspookt. De fysieke persoon is ergens op die kaart.
Er zijn iets van honderd miljard sterren in de Melkweg - een voor iedere mens die ooit heeft geleefd, min of meer. Daar moest ik vanavond onder de lucht aan denken; het was warm voor de tijd van het jaar en je kon meer sterren zien dan gewoonlijk hier. Omhoogkijken heeft altijd iets waardoor ik het gevoel krijg te vallen. We zeggen altijd dat we ons onder de sterren bevinden. Dat is natuurlijk niet zo - er is geen onder of boven, en de sterren omringen ons. Maar we zeggen dat we ons eronder bevinden. Zo vaak hemelt de taal de mens op, de mens is 'hij' en de dieren 'het', maar de taal plaatst ons wel onder de sterren. Het ergst van volkomen alleen zijn; je moet aan al die keren denken dat je wenste dat de anderen je nu eens met rust lieten. Dan doen ze dat, en dan blijf je alleen achter, en dan blijk je vreselijk gezelschap te zijn. Eerder hoorde ik Noah in zijn kamer huilen; ik bleef een hele poos voor de deur staan, en ik weet dat hij wist dat ik daar stond, want toen de vloerplanken kraakten onder mijn voeten probeerde hij het gesnik te onderdrukken, en al die tijd stond ik daar maar voor zijn kamer, naar zijn deur te staren, niet in staat hem te openen.
Gisteravond lag ik op de
bevroren grond naar
een heldere lucht te kijken die alleen een beetje werd bedorven door
lichtvervuiling en de mist die door mijn eigen adem werd gevormd - geen
telescoop of zo, alleen ik en de eindeloze lucht - en ik moest er de
hele tijd
aan denken dat lucht enkelvoud is, alsof het één ding is. Maar de lucht
is niet
één ding, de lucht is alles. En gisteravond was dat genoeg. Je verleden
zien - of iemand uit je verleden zien - kan, voor mij tenminste,
letterlijk pijn doen. Ik word overweldigd door een melancholieke pijn -
en ik wil koste wat kost het verleden terug. Maakt niet uit dat het niet
echt terugkeert, dat het zelfs nooit echt heeft bestaan zoals ik het me
herinner - ik wil het terug. Ik wil dat alles weer als vroeger wordt,
of zoals het in mijn herinnering was: ongeschonden. Maar om de een of
andere reden herinnert zij me niet aan het verleden. Zij voelt als
tegenwoordige tijd. Ik vraag me af of ik het verpest heb. Maar als ik
het niet had gedaan zou ik me iets anders hebben afgevraagd. Het leven
is een reeks keuzes tussen wonderen.
Tegen het einde,
toen wandelen werken werd, gingen Aza en ik op een bankje zitten aan de rand van de tuin (buiten het zicht van Noah, mijn broertje). We keken
naar de rivier onder ons, die laag stond. Ze zei tegen me dat
schoonheid vooral een kwestie van aandacht was. 'De rivier is mooi omdat
je ernaar kijkt', zei ze. Ik wou haar zeggen dat dat niet het geval was bij haar, dat zij onvoorwaardelijk mooi is, maar ik vond de woorden niet en heb haar gekust. Toen mijn hand onder haar jack verdween, trok ze me weg. Verdomme. Wat heb ik gedaan?! Wat.Heb.Ik.Gedaan. Ze keek verward naar haar telefoon en ik ving een blik op van een wetenschappelijke site en las verder: "Gemiddeld worden per zoen zo'n tachtig miljoen bacteriën uitgewisseld, zes maanden later wijst uit dat het menselijk maagmicrobioom licht maar blijvend veranderd is." Ik vroeg wat er was, ze antwoordde dat er niets scheelde en toen vertrok ze naar de wc. Toen ze terugkwam, legde ik mijn arm rond haar en zo bleven we een poosje zitten. Ze doorbrak de stilte en zei dat het niet aan mij lag, echt niet, maar aan haar gedachtespiralen die steeds nauwer worden.