|
Dit is een fragment uit een gesprek tussen de Belgische Jan de Cock* en de Congolese Julienne**. Vooral het laatste zinnetje zegt veel.
‘Wat vinden jullie ervan dat een vrouw geen priester kan worden?’
Ze fronsen hun wenkbrauwen en kijken me aan alsof ik de zon in het westen kan doen opgaan. In Congo is dit geen voor de hand liggend gesprek.
‘Zonder ons stond de kerk nergens’, zegt Julienne, die erbij is komen zitten. En triomfantelijk: ‘Wij vrouwen maken de overgrote meerderheid uit van de kerkkoren, wij wassen de priestergewaden en poetsen de kerk en er zijn nog altijd meer vrouwelijke congregaties dan mannelijke.
’Maar vrouwen kunnen niet meebeslissen over beleidsnota’s in de kerk en zeker ook geen priester worden. Vind je jezelf dan niet achtergesteld?’ vraag ik.
‘Helemaal niet’, antwoordt Julienne. ‘Ik maak de kerk met veel vreugde schoon. Ik zet kinderen op de wereld, mijn man kan dat niet. Ik kook. Mijn man kookt niet. En dus kunnen mannen priester worden en wij niet.’ Zo simpel is dat.
Uit: De kelders van Congo / Jan de Cock (pag. 79)
* Jan de Cock liet zich vrijwillig opsluiten in een Congolese gevangenis om van binnenuit te ervaren hoe het er daar aan toegaat. 'De kelders van Congo' is het relaas van deze ervaring. ** Julienne is één van de vrouwelijke gevangenen in deze gevangenis
|