Inhoud blog
  • Een selectieve zelfbiografie van Z tot A, dit maal de Z
  • Een selectieve zelfbiografie van Z tot A, dit maal de Y
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Als alle stenen zullen zijn samengebracht
    Fragmenten
    18-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een selectieve zelfbiografie van Z tot A, dit maal de Z
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Voorwoord

    Een project. Werkelijk een echt project, iets wat je voor je uitwerpt. Pro-iacere, naar voor werpen. Zesentwintig maal een kwartaal naar voor werpen, dat maakt dus samen zes jaar en iets. Gedurfd? Het zal wel zijn, wie op mijn leeftijd durft nog zes jaar in de toekomst kijken? Nogal wat mensen, ga je mij vertellen. Ja akkoord, maar zijn zij wel realistische mensen? Daar hoor ik niet bij.

    De Toverberg, het tijdschrift van Het Beleefde Genot, als kapstok, als stok achter de deur, als toverstok. Elk trimester een paar bladzijden. Om het u gemakkelijk te maken en mijzelf moeilijk en gemakkelijk: volgens de letters van het alfabet. Dat zijn er bij ons (ons?) zesentwintig, van A naar Z. Nee niet van A naar Z (ik beklaag de Z, de kans dat die er ooit komt is beduidend lager dan de kans dat de A er komt). Van Z naar A dan maar, XYZ van de muziek (maar Höweler rangschikt tot diep in zijn vijfendertigste of hoeveelste druk ook alles van A tot Z, dat is dus vals spelen). Of gewoon ergens middenin beginnen? Van M naar L, waarbij de A na de Z komt. Zou kunnen. Of gewoon willekeurig, alle letters door elkaar? Nee. Ordnung muss sein. Structuur! Toch een minimum daaraan. Nu, het wordt van Z naar A dus, van het einde naar het begin. Ooit schreef ik een verhaal – het is ook verwerkt in Marmerluchten, mij roman – waarin een man zichzelf tegenkomt in omgekeerd chronologische volgorde: de vijftigjarige, dan de veertigjarige (midlife crisis!), de dertigjarige, de student van twintig, het knaapje van tien en de boreling. Zoiets dus. Van Z naar A van nu naar vroeger. Logica. Laten wij het zo houden. Wordt het dan een autobiografie? Euh, zo had ik het niet bedoeld nee, een autobiografie in schijfjes, van oud naar jong… er is anderzijds wel iets voor te zeggen. Een compromis dan maar ik weet het een lelijk woord, maar het zal zeker niet het laatste lelijke woord worden. Stop, geen geleuter meer, geen geheimdoenerij, ik verklaar mij nader: een aantal tamelijk wat autobiografische gelardeerde beschouwingen over wat voorbij is, wat ik meegemaakt heb, meegeleefd, meebeleefd, een aantal vooral jeugdherinneringen, met of zonder sentiment, de meeste met, maar zo heet het dan niet. Emotie is een woord dat misschien in de plaats zal komen.

    Met structuur dus, jawel. Naar verschijnen: elke drie maanden in de Toverberg, te beginnen met dit jubileumnummer 25 en eindigend met eveneens een nog groter jubileumnummer, het Vijftigste! Nu dus aflevering één en met daarna nog 25 nummers te gaan: zesentwintig in totaal. Vijftig min vijfentwintig is natuurlijk geen zesentwintig, maar het heeft iets met niet al te hoge wiskunde te maken, dat er van Toverberg 25 tot en met Toverberg 50 welgeteld zesentwintig afleveringen gaan verschijnen (als je denkt, het heeft wellicht met die ‘en met’ te maken, dan ben je ernaast, het heeft eerder met die Toverberg 25 te maken, deze dus.)

    Houden wij er dan na 50 mee op? Wij, dat weet ik niet, ik in elk geval wel. Toverberg 50 wordt als het van mij afhangt ook het laatste nummer. Op 21 september 2018 ontvangt u dus het laatste nummer van de Toverberg, om te weten dat dit op 21 september 2018 is, heb je al iets hogere wiskunde nodig dan hierboven, maar geloof me, het klopt.

    Herfst 2018, het laatste en dus een historisch nummer van de Toverberg. Tenzij.

    Tenzij het noodlot in één of andere vorm vroeger toeslaat: a) U kunt intussen verdwenen zijn (maar dan gaat Toverberg, met permissie, gewoon door, eventueel met een in memoriam), b) ik intussen verdwenen ben (over de Toverberg zeg ik hier niets) c) de wereld verdwenen is – ik wil niet aan doemdenken doen, maar ik zou bij God niet weten welke van de drie opties de meest waarschijnlijke is. Of d)! de Toverberg verschijnt na 2018 gewoon verder (maar dan zonder mij, erewoord!).

    Het kan nog alle kanten uit, maar het indelen in zesentwintig afleveringen is niet het enige criterium dat structuur moet aanbrengen, er zal ook een duidelijk patroon in te bespeuren zijn.

    In elke aflevering staat er één woord centraal, een woord dat mij ooit (lang of kort geleden, maakt niet uit) dierbaar was of in elk geval sterk aangegrepen heeft, niet het woord als dusdanig, dat is tenslotte maar verpakking (die evenwel ook mooi kan zijn), maar het ding zelf waarvan het woord de naam is. Van Z tot A. We beginnen met een Z-woord en eindigen op 21 september 2018 met een A-woord. Een dingwoord dus, geen mensen (of dieren) al zou dat wel kunnen. Nu, om die mensen toch niet helemaal in de kou te laten staan (want mensen die mij dierbaar waren of aangegrepen hebben, respectievelijk zijn of aangrijpen, heb ik ook wel gekend, respectievelijk ken ik). Maar ook telkens een persoonsnaam, pardon drie persoonsnamen, en inderdaad, ook van Z tot A. Ik verklaar mij nader. Ik noem telkens de naam van een schrijver (ja ook dichters en sommige filosofen horen hierbij), de naam van een componist (een ‘toon’dichter) en de naam van een beeldend kunstenaar. Historische figuren (de meesten blijken inderdaad al decennia of zelfs eeuwen gestorven te zijn) volgens het omgekeerde alfabetprincipe – na de eerste aflevering gaat u wel mee zijn met het opzet. Bij elk van hen een korte verantwoording, waarom hij of zij en geen andere met dezelfde letter – wat dus vaak tot zware dilemma’s aanleiding zal geven: Mahler of Mozart? U gaat merken, het zal geen van beide zijn, want ja, het criterium voor de keuze is niet de mate van beroemdheid, maar eerder hun effect in mijn eigen levensgeschiedenis. Om het nog wat boeiender of complexer te maken – het hangt ervan af hoe u het bekijkt – bespreek ik nog (heel summier, beloofd) een plaatsnaam, een locatie die mij in het verleden dierbaar was of aangegrepen heeft. Eveneens volgens de in deze aflevering geldende letter.

    Nog één opmerking, dan hebt u alle ingrediënten van mijn ‘project’ begrepen: ik ga aan het einde van het woord, de plaats, de componist, de musicus en de kunstenaar pro memorie ook de namen van de afgevallenen toevoegen (wat niet hetzelfde is als afvalligen, maar dat weet u evengoed). Zo bij de M bijvoorbeeld Mahler, Mozart en Monteverdi. Deze evenwel zonder commentaar.

    Goed, ik ben er klaar voor, nu nog een overkoepelende titel. Ik noem het: van Zen naar Art Nouveau (waarmee u dus al het A-woord van september 2018 kent, maar pas op, dingen kunnen veranderen, zo kan ik nog het A-woord van mijn leven ontdekken in de komende zes jaar, ik zeg maar iets) of kort en krachtig: Z/A. Ondertitel… niet een Autobiografie of iets in die aard, het feit alleen al dat autobiografie met A begint en ik met de Z… Nee, ondertitel: een zelfbiografie, of iets duidelijker: een selectieve zelfbiografie.

    Z

    ZEN

    Dat ik met Zen zou hebben gedweept is een schromelijke overdrijving. Dat Zen-boeddhisme, net als het Boeddhisme zonder Zen, mij ooit gefascineerd heeft, dat staat al dichter bij de waarheid. Neem aan: ik was gefascineerd door het onbekende, wat mij als redelijk wezen niet zo bijster verstandig lijkt, ik bedoel door iets gefascineerd geraken enkel en alleen omdat het onbekend is. Let wel: verwissel niet verwondering met fascinatie voor het onbekende, ik waarschuw u maar. Wanneer had ik die microbe voor het eerst te pakken? Eerste kandidatuur in Leuven, in 1969 moet dat geweest zijn. Ik zat toen bij mijn (veel oudere, toen nog niet oude) zus op kot, beneden aan de Keizersberg. Mijn zus bezat een voor mij behoorlijk interessante bibliotheek en daarin vond ik tijdens één van mijn speurtochten tussen twee cursussen in (eigenlijk waren het eerder de cursussen die tussen twee speurtochten in lagen) twee boekjes: een zwart en een paars. Ja, ik benoem ze met kleuren omdat ik immers van één de titel niet meer weet. Die van het zwarte boekje. Veel kans dat het gewoon Zen-boeddhisme heette. Dit was wel het beste van de twee, het meest wetenschappelijke zeg maar. Tja, de docenten Oosterse filosofie of Oosterse religies zullen wel wat gniffelen wellicht, maar ik neem aan dat dit soort mensen niet onder de lezers van mijn stukje te vinden is. Het andere boekje, het paarse, ligt hier naast mij – de kans dat het er niet lag en nooit meer zou liggen was veel groter, maar soms is puur geluk je deel, van het zwarte boekje weet ik zo goed als zeker dat ik het weer aan de rechtmatige eigenares gerestitueerd heb, wat dus niet van het paarse gezegd kan worden… Zen, wijsheid en leegheid, heet het. Ondertitel: een dialoog met Daisetz Suzuki. De auteur is zeker geen onbekende: Thomas Merton ‘die als moderne meester van het geestelijk levende de geschiedenis ingaat’. Uit de tekst op de achterflap - voor meer over de man, zie Google or the like. Uitgegeven bij Patmos, dat zegt al veel. Misschien de oorspronkelijke titel ook, iets poëtischer, maar minder beduidend, meer zen in zekere zin: Zen and the Birds of Appetite.

    Er staan wel prachtige zinnen in. Neem nu ‘Zonder de zang van een vogel is het gebergte nog stiller’. Voor ons verstedelijkte laaglanders, wellicht iets te hoog gegrepen, maar geef toe een pracht van een thema om over te mediteren. Of het volgende: ‘De Leegheid is niet maar gewoon leegheid of passiviteit of Onschuld. Ze is en tegelijkertijd is ze niet. Het is het Zijn, het is het Worden. Het is de Kennis en de Onschuld. De Kennis om het goede te doen en het kwade te laten is niet voldoende. Ze moet uit de Onschuld voortspruiten, waar de Onschuld Kennis is en de Kennis Onschuld’. Let op de hoofdletters. Een fraai staaltje van Zen-logica (voor velen Zen-nonsens, ik stuur ze graag naar het gebergte met of zonder vogelgezang).

    En inderdaad één van de leukte elementen van Zen vind ik nu juist die zogenaamde koans, typische anekdotes, vaak paradoxale uitspraken. U kent allemaal de fameuze droom van Zhuang Zi, die droomde dat hij een vlinder was. Of was het nu een vlinder die droomde dat hij Zhuang Zi was? En wat denkt u van de vraag naar het geluid van één klappende hand?

    Nu lang heeft mijn bevlogenheid met Zen niet geduurd. Het academiejaar erop heb ik mijn vrouw ontmoet en dat was dus helemaal niet Zen. De vrouw is gebleven, Zen niet, de nostalgie ernaar dan weer enigszins aangewakkerd.

    Laat ik evenwel eindigen met deze prachtige zenspreuk: voordat ik het zen had begrepen waren de bergen slechts bergen en de rivieren slechts rivieren.

    Alleen de westerling Fernando Pessoa acht ik in staat met zo’n regel voor de dag te komen.

    Kwamen ook in aanmerking als Z-woord: Ziggoerat, Zodiac, Zaïre, Zielsverwant

    Zweig, Stefan (1881-1942)

    Stefan Zweig heb ik leren kennen voor ik hem leerde kennen. Het klinkt een beetje als een Zen-zin, maar eigenlijk is het niet moeilijk te begrijpen. Ik kende Zweig of beter een boekje van hem (neem dat erg letterlijk, het was nauwelijks 12 bladzijden lang, kaft en een paar wit-bladzijden inbegrepen). Dat boekje is uit de tijd dat ik nog ‘klein’ was – lagere school bedoel ik dan. Ik heb het toen ook gelezen, meer dan eens trouwens, het is mij blijven intrigeren. Het was het Wereldbibliotheekgeschenk van 1952 en heette ’De legende van de derde duif’. Geschreven in 1916 (dat ben ik pas onlangs te weten gekomen) door ene Stefan Zweig dus. Het is het wat onrustbarende verhaal van de derde duif die Noë uit zijn ark had laten wegvliegen en die niet meer terugkwam (ook niet met een olijftakje, dat was het werk van de tweede duif). Hieruit besloot de aartsvader dat het water wel verdwenen moest zijn en dat hij dus met zijn dubbele fauna de ark kon verlaten. Maar wat is er van die derde duif terecht gekomen? Dat vertelt het verhaal nu juist. De duif vond een behaaglijk plekje in het struikgewas, nestelde zich daar en dacht daar de rest van zijn leven door te brengen. Maar o wee, op zekere dag stond heel de wereld in brand, en moest het duifje zijn schuilplaats verlaten en opvliegen, maar overal was er vuur en nergens kon het neerstrijken, en dodelijk vermoeid fladdert het diertje nu nog rond op zoek naar een plaats om uit te rusten, maar overal is er vuur, zijn er vlammen. ‘Als eens de wateren, zo overstroomde nu het vuur de wereld .... Waarheen zij ook vloog, overal waren deze bliksemschichten, dit gebulder, door mensen ontketend – overal oorlog!’ Nergens vrede dus.

    Pas veel later heb ik beseft dat de auteur van Die Welt von Gestern, met zijn ongenadige, rake en rakende chirurgische analyse van de burgerlijke maatschappij in Wenen begin XXste eeuw en de ondergang van het Avondland in het interbellum, dezelfde was als die van de Legende van de derde duif.

    Kwam niet echt in aanmerking: Zola

    Zemlinsky (1871-1942)

    Een tijd- en land- en Z-genoot van de schrijver Zweig was de componist Alexander von Zemlinsky. Hij is weliswaar tien jaar eerder geboren, in 1871, maar in hetzelfde jaar als Zweig gestorven, niet door zelfdoding, maar aan een natuurlijke dood, zoals dat dan heet. Zemlinsky buiten het muziekleven nog het best gekend als onverbeterlijke sloddervos, steevast rouwranden aan de vingers maar een uitstekend pianist, onder meer leraar van de jonge (en bloedmooie, het mag gezegd) Alma Schindler, nadien mevrouw Mahler, mevrouw Gropius, mevrouw Werfel. En het past bij de smeuïge levensgeschiedenis van Alma dat het allicht niet bij het lesgeven is gebleven, maar zoiets beweert men eveneens van Gustav Klimt en Alma Mahler. Nu, eigenlijk heb ik Zemlinsky helemaal niet hiervoor gekozen, maar wel voor één bepaalde compositie, een lied uit een cyclus bekend onder de naam Sechs Gesänge für mittlere Stimme und Orchester op. 13 nach Texten von Maurice Maeterlinck. Ik heb het hier dan meer bepaald over het eerste lied: Die drei Schwestern (sehr mäβig bewegt), de drie zusters. En wat is er zo speciaal aan die zussen? Wel, ze willen samen sterven en de profondeur waarmee Zemlinsky die doodswens weet uit te beelden is zo gelaten, zo terneerdrukkend dat je haast vergeet dat noch het woud, noch de zee, noch de stad aan hun wens willen voldoen. Het woud schenkt hun in plaats de toekomst, de zee het verleden en de stad tenslotte het heden, meer zelfs ‘Und die Stadt tut auf die Tore, und mit heiβen Liebesküssen lieβ die Gegenwart sie wissen’ of zoals Maeterlinck zelf zijn gedicht besloot: ‘Et la ville, s'ouvrant à l'instant les couvrit de baisers ardents, qui leur montrèrent leur présent’. 

    Laten wij het maar bij het heden houden.

     

    Kwamen ook in aanmerking: Zorn, Zwierkowski (lang getwijfeld)

    Zurbaran (1598-1664)

    Francesco de Zurbáran om precies te zijn. Spaans kunstschilder uit de eerste helft van de 17de eeuw. Soms de Spaanse Caravaggio genoemd (als je zijn schilderijen ziet, zou u dit heel goed moeten begrijpen). Als hofschilder van Filips IV heeft hij het ver geschopt. Zijn bekendste schilderij is niet zozeer een schilderij dan wel een detail uit een schilderij dat zelf ‘De aanbidding van de herders heet’. Rechts onderaan zie je daar immers een vertederend lammetje met vastgebonden pootjes liggen. Als je dit lammetje met eigen ogen zou willen bekijken dan moet je wel tot in het Musée des Beaux-Arts in Grenoble reizen om het te zien.

    Het schilderij dat mij evenwel vertederd heeft is een werk dat zich in de Hermitage van Sint-Petersburg bevindt: ‘De kindsheid van de heilige maagd’. Vertederend, het valt mij op dat het niet de eerste maal is dat ik dit woord gebruik, terecht, tederheid, tendresse is een rode draadwoord – en niet alleen een woord – in mijn leven en dus in mijn zelfbiografie. Ja zeker vertederend, maar je merkt er ook de hand van een groot kunstenaar in, let op de plooien in het doek dat het meisje Maria op haar schoot heeft. Het schilderen van witte geplooide stoffen, het was zowat zijn handelsmerk. Voor de volledigheid: verwar dit schilderij niet met een ander (m.i. minder geslaagd) werkje van Zurbaran met bijna dezelfde titel en onderwerp: ‘De jonge maagd Maria in gebed’, te vinden in het Metropolitan Museum of Art in New-York.

    Geen andere beeldende Z-kunstenaars kwamen in aanmerking.

    Zeebrugge

    Misschien wel de meest prozaïsche plaats in onze provincie. Waarom dan Zeebrugge? Zoals in de inleiding gesteld gaat het hier niet om de mooiste, de beroemdste naam, maar wel om de naam die mij het meest aangesproken, waarmee ik de meest persoonlijke ervaring heb gehad. Nu zou je natuurlijk denken: Zedelgem (ik woon er intussen al meer dan 30 jaar) of Zaïre (twee jaar die mijn leven veranderd hebben speelden zich daar af). Neen, Zeebrugge en dan in de eerste plaats voor dit voorvoegsel: zee. In Zeebrugge heb ik voor het eerst de zee écht ontdekt, gevoeld, of beter de oneindigheid, de weidsheid, het ademloze van de zee. Op een zomerse nacht (of was het een late avond?), lang geleden (in hoe verre de fantasie hier mijn herinnering bepaalt durf ik niet te zeggen, veel vermoed ik) stond, nee liep ik over het strand van Zeebrugge, het was eb en de zee was heel, maar dan ook heel ver van de kust verwijderd. Ik liep blootsvoets in de achtergebleven plassen langs de waterlijn. De maan duizend maal weerspiegeld in de lichtjes vibrerende golven en de stille plassen. Geen aardeling te bespeuren en nauwelijks kon ik de contouren van het land nog bevroeden. Voor mij, ja midden rondom mij voelde ik, de oneindigheid van het oneindige. Een huiverende ervaring die mij opeens beangstigde, ik weet nog de stilte van het duizendvoudige ruisen wou ik eerst wat verstoren door iets te roepen of een melodie te zingen of te neuriën, maar ik durfde niet uit angst dat de zee mij plots zou omsluiten, dat ik in dit kosmische zwart gat zou verdwijnen, en zo heb ik zelf die betovering moeten doorbreken, mij pletsend weer een weg gebaand over het ellendig lange strand tot aan de dijk, en daar was ik dan weer: in Zeebrugge.

    Kwamen ook in aanmerking: Zedelgem en Zaïre, maar ook Zaragoza.

    Volgende aflevering: Y

    18-04-2014 om 23:20 geschreven door Bart Hans  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Tags:Autobiografie, Zen, Zeebrugge, Zweig, Zurbaran, Zemlinsky
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een selectieve zelfbiografie van Z tot A, dit maal de Y
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Y

    YGGDRASIL

    Een naam uit de Noorse mythologie, recht uit de Edda’s. Om eerlijk te zijn heb ik mij weinig ingelaten met die materie, hoe boeiend ze ook lijkt. En toch een Y voor Yggdrasil.

    Yggdrasil, even het geheugen opfrissen, is de heilige boom die midden in de wereld staat, de wereldboom dus, een es. Onder zijn kruin zitten dagelijks de goden, de asen, te discussiëren. Hier bevindt zich de wereld van de goden, de Asgaard, het Walhalla. Yggdrasil heeft vele en machtige wortels, en tussen die wortels vinden we dan het dodenrijk Hel, maar ook Midgaard, de wereld der mensen en voorts zijn er plaatsen voor reuzen, nornen, draken en wat al niet meer.

    Toegegeven, de Y, net als de Z, X en Q niet bepaald de populairste beginletter, dus wie daar bij hoort, maakt wel meer kans dan pakweg een woord dat met M of P begint. Maar zoals verleden keer in het voorwoord vermeld: het gaat niet om het woord an sich of wat er achter steekt, eerder om de subjectieve (levens)ervaring die het woord in kwestie bij mij oproept, dus niet zozeer Yggdrasil dan wel míjn Yggdrasil.

    En daarvoor moeten we naar Luik trekken, begin van deze eeuw. De Opéra de Wallonie programmeert, gespreid over twee jaar, de volledige tetralogie van Richard Wagner. Het eerste jaar Das Rheingold en Die Walküre, het jaar erop Siegfried en Götterdämmerung. Een buitenkansje zo leek mij en dat was het ook, een doos, misschien van Pandora, vol verwachtingen en als symbool par excellence Yggdrasil. Ik verklaar mij nader.

    Iedereen kent dat gevoel wel: de uren van ingehouden spanning vlak voor een vertoning waarvan men verwacht dat ze groots en onvergetelijk zal worden, je vindt het zowel bij operaliefhebbers als bij voetbalsupporters – er zijn wel meer gelijkenissen tussen een voetbalwedstrijd en een opvoering van een opera, maar dit is hier niet het forum om er nader op of tegen in te gaan. Een ferme treinreis, nog geen (afgewerkt) staal, glas en beton van Calatrava in Luik-Guillemins, een overjaars hotelletje, inchecken. En dan eindelijk de neoklassieke gevel van de opera op de Place de la République Française. Na de blijde inkomst met de (nogal dure) kaartjes, de vestiaire, het geschuifel in de inkomsthal, de trappen op, nog trappen op, nog trappen, nog tweemaal trappen op – ik zie het mij vandaag niet meer doen - dan het hortende schuiven in de veel te smalle rijen naar je genummerde zitplaats, zeventien? Ja dix-sept. Het doven van de lichten, het verstillen van het geroezemoes, het doek dat opengaat… of in dit geval niet opengaat maar waar je blik door een aangepaste belichting naar toe gezogen wordt en dan zie je geborduurd? geschilderd? gedrukt? een reuzengrote – een understatement – gestileerde afbeelding van Yggdrasil, de wereldboom… en dat terwijl in de orkestbak de ouverture tot Das Rheingold en in feite tot de hele Ring des Nibelungen weerklinkt, aanzwelt, zich nestelt tussen je oren en een onbeschrijfelijk – zeg dat wel! – gevoel van verwachting opwekt, het begin van een mythisch verhaal met bovenmenselijke dimensies, de eerste noten van veertien uur muziek en drama over twee jaar uitgesmeerd. En wat je hoort… een sidderende grootsheid en wat je ziet een drukkende, glinsterende aanwezigheid van Yggdrasil. Je zou voor minder je adem willen inhouden! Op het puntje van je stoel zitten was al niet meer nodig, want de stoel bestond maar uit een puntje met dito leuning. Tot het doek met de wereldboom open gaat, en de lichten traag de groene Rijnoevers beschijnen met daarin, jawel, dartelend, spelend, zich van geen kwaad bewust, Wellgunde, Flosshilde en Woglinde, de Rijndochters, symbolen van de prenatale oertoestand in het water, als vissen zo glad, drie sirenen, drie Loreleien. ‘Nur wer der Minne Macht versagt, nur wer der Liebe Lust verjagt, nur der erzielt sich den Zauber, zum Reif zu zwingen das Gold’ (‘Wie alle minnebanden slaakt, wie geen liefdeslust meer plaagt, die alleen verwerft zich de macht het goud tot een ring om te toveren’). Waarmee veertien uur opera in één zangerige gil samengevat wordt. ‘Weia! Waga! Woge, du Welle! Walle zur Wiege! Wagalweia! Walala weiala wei   -   -  a!’ Ja er scheelde iets aan Wagner, en was dat maar het enige!

    Samengevat: Yggdrasil als metafoor voor zinderende verwachting.

    Kwamen ook in aanmerking: Yoga, Yo-yo Ma

    Ysaÿe

    Zijn borstbeeld – twee of driemaal de natuurlijke grootte – staat in Luik, aan de Boulevard Piercot, hij is er ook geboren in 1858. Een natuurtalent, een beetje wonderkind ook en op zijn 23ste concertmeester aan wat later de Berliner Philharmoniker zou worden, groot violist vooral maar ook componist. Later eveneens professor aan het conservatorium van Brussel en als dusdanig privéleraar van onze Belgische Queen Elizabeth, en zo weet je hoe het concours Reine Elisabeth verwekt werd en in 1937 het licht zag. Ysaÿe, een echte Bourgondiër die op zijn 70ste trouwde met een leerlinge van hem, half zo oud op dat ogenblik. Het koppel zou slechts korte tijd gelukkig zijn, want drie jaar later stierf Ysaÿe. Tot zover de officiële Eugène Ysaÿe. Mijn Ysaÿe is die van de sonates voor viool solo, opus 27. Zes sonates opgedragen aan zes van door Ysaÿe zeer bewonderde collega’s-violisten: Jacques Thibaud, Georges Enescu, Fritz Kreisler… om er maar drie van te noemen. Meer nog, in elk van deze sonates probeerde Ysaÿe iets van de eigen stijl van deze violisten te leggen. Na de sonates en partite van Bach – voor mij toch – de mooiste stukjes ooit voor vioolsolo geschreven, en ook niet de gemakkelijkste. Virtuositeit is het woord dat bij deze stukken past. Het bekendst wellicht is de parafrasering van één van de meest geparafraseerde muziekstukken: het Gregoriaanse Dies Irae, luister naar de prelude van de tweede sonate, in la klein. Ysaÿe noemt dit deel heel passend Obsession.

    Kwamen ook in aanmerking: niemand                         

    Yourcenar

    Net als bij Stefan Zweig, heb ik lang, lang geleden deze Mareguerite ontdekt via een klein, fijn werkje, het was verschenen in de reeks Belleterie, een jeugdwerkje zowaar, maar wat een effect had deze novelle niet op een verliefde tiener! Alexis of het verhaal van een vergeefse strijd. Ik heb het meer dan eens ter hand genomen en dan in één haal uitgelezen, daarna eens uitgeleend en nooit meer teruggezien, het dan maar in het Frans gekocht: ‘Alexis ou le traité du vain combat’. Een juweeltje! Echt, zoals dat juweeltje van die andere Marguerite, Duras: Allegro moderato, bij mijn weten ook een jeugdwerk. Weliswaar twee totaal verschillende verhalen en zeker verschillende stijlen, maar beide twee pareltjes van de Franse literatuur, en dan te weten dat de twee Marguerites mekaar het licht in de ogen niet gunden, of zijn die praatjes overdreven?

    Alexis of de verhandeling van een vergeefse strijd, is feitelijk niets anders dan een nogal dubbelzinnig aftasten van de biseksualiteit, iets wat ik bij de eerste lezing niet doorhad, en nu we het levensverhaal van Yourcenar kennen, blijkbaar erg autobiografisch: haar eerste verliefdheid betrof een homoseksuele man. Geschreven in de briefvorm, direct maar gewaagd dus: Alexis die in een lange brief zijn vrouw Monique tracht uit te leggen waarom hij haar verlaat. De bekentenissen van Alexis zijn op zijn zachtst gezegd nogal bedekt – vandaar dat ik die dingen tijdens een eerste lezing niet doorhad - hij schrijft onder meer ‘datgene waarover ik het nu heb, wordt beschouwd als een ziekte’, hij (zij, M.Y., ook hoor) zoekt voortdurend naar de juiste woorden om zijn innerlijke strijd tussen begeerte en angst uit te drukken. En dan het lichamelijke, dit eeuwige aantrekken en afstoten, hij gruwt van aanrakingen maar verlangt dan weer mateloos naar vleselijk genot. En bovendien een knap staaltje van zelfmedelijden ook: ‘Ik heb nooit liefgehad, ik zou alleen van een volmaakt mens kunnen houden’. Een boekje om te koesteren, één van de vele trouwens, dat gaat u nog merken.

    Kwam ook in aanmerking: Yalom

    Ykens Catharina

    Tja, veel Y’s ga je niet ontmoeten in de wereld van de beeldende kunsten (X’en nog minder, dat belooft!). Dat er wel ergens een Young zou te vinden zijn die het in het wereldje min of meer gemaakt had, was te verwachten, en inderdaad is er Peter Young, een nu 73-jarige schilder uit de VS. En er zijn nogal wat Peter Youngs die geen schilder zijn ook. Nee dus, ik kies voor Catharina Ykens. Antwerpse, XVIIe eeuw en vrouw, het lijkt bijna een theodicee. En toch… net als bij Artemisia Gentileschi een dikke eeuw vroeger, was haar vader Jan Ykens ook schilder, het vak kon dus zonder veel ruchtbaarheid geleerd worden. Zij signeerde haar werk heel devoot met ‘Catherina van Ykens, filia devota’. Ykens is vooral bekend, nou ja, voor zover ze al bekend zou zijn, om haar kleurige guirlandes en slingers of haar portretten met fruit- en bloemenslingers errond. Maar het werkje van haar dat ooit mijn aandacht trok is een wat luguber ogend schilderijtje, een typische vanitas: grijnzend doodshoofd met sieraden behangen. En zijn het niet juist die sieraden die het geheel een macaber gevoel geven? Symbolen van een rijk en bloeiend leven, bekijk die oorhangers maar, de rozen in het haar gevlochten, de distelvink die in de nu nog verse bessen pikt, het zou frivool en levenslustig kunnen zijn, was er niet dat masker: een schedel met een al half vergaan neusbeen. Memento mori of ‘eerst ick, dan gy!’

    Kwamen ook in aanmerking: niemand, ook Peter Young niet

    York(shire)

    York blijft toch York. Het bekende (?) mnemotechnisch regeltje voor morseseinen. Een lettergreep met een o staat voor lang, de andere lettergrepen voor kort: A, atoom, kort-lang ( . _ ); B, bokkenwagen, lang-kort-kort-kort ( _ . . .  ); enzovoort en ja, Y, York blijft toch York , lang-kort-lang-lang ( _ . _ _ ).

    Maar York is voor mij in de eerste plaats toch het Early Music Festival. Ik was er ooit op vakantie. Het stadje zelf: alleen al om zijn omwalling, waar je op kunt lopen en de binnenstad bekijken, is York de moeite waard. Vaut un détour. De omgeving nog meer: heerlijk de eeuwige wind opsnuiven op de Wuthering Heights, de krachtige wolkenformaties bewonderen, iets wat ik toen te expliciet gedaan heb, want het hobbelige terrein zorgde ervoor dat ik daar mijlen ver weg van de bewoonde wereld mijn enkel verzwikte. Een zeegevoel – zie Zeebrugge – in de heuvels! Klopt inderdaad: weidsheid, de enkeling tegen de elementen, kale rotsblokken en dan die nooit rustende wind en de uitgestrekte landschappen met de erica-purperen heuvels rondom. Mij eventjes de rancuneuze Heathcliff gevoeld, de rauwe Ralph Fiennes uit de gelijknamige film van Peter Kosminsky, maar bij gebrek aan een Cathy of een Juliette Binoche dan maar prozaïsch naar de parking gehinkt.

    Kwam ook een beetje in aanmerking: Yvoir

    Volgende aflevering: X

    18-04-2014 om 23:16 geschreven door Bart Hans  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Tags:Autobiografie, Yggdrasil, York, Yorkshire, Yourcenar, Ysaye, Ykens


    Archief per week
  • 14/04-20/04 2014

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs