Ik verdwaal in mijn eigen museum, mijn existentialisme.
Een middagje museum zou me rust moeten brengen. Ik geniet van de grootmeesters uit de middeleeuwen. Jordaens weet me te bekoren met zijn allegorieën, maar op de allegorie van de liefde krijg ik nog steeds geen antwoord. Op de afdeling van de romantiek krijg ik een vreemd gevoel over me heen. Denk of doe niet met je hoofd, maar met je hart Ik tracht Delacroix hierin te volgen, ware het niet dat deze filosofie me meer en meer brengt tot een moment van melancholie. Er is heel wat stof om over na te denken. Maar als ik denk met mijn hart over mijn hart, merk ik dat ik er niet meer dan een moordkuil van heb gemaakt.
Laat de romantiek maar voor de softies denk ik, en ik stap verder naar waar het echt om gaat, het realisme. Weg met het blind zitten zoeken naar het utopisch ideaal. Ik sta hier en in mijn wereld sta ik centraal. Of komt dit eerder uit het existentialisme?
Mijn grondplan laat het zich afweten en ik raak verdwaald. Ik volg hopeloos de pijlen die de exit aangeven maar telkens opnieuw word ik van de ene tijdelijke tentoonstelling in de ander gedropt. Ik krijg het benauwd en denk hieruit nooit de weg te vinden naar de uitgang. Tot plots een medewerker voor me staat en me vraagt of hij me kan helpen. Ik zoek de uitgang maar die pijltjes aan de muur smeden precies een complot tegen mij om me in dit labyrint te houden. De jonge man schept een kleine glimlach op zijn gezicht en helpt me naar de uitgang. Weliswaar door achter verschillende panelen heen te moeten lopen en de eigenlijke verboden plekken voor de bezoekers in te leiden. Ik stap naar buiten en kom in het stadspark terecht. Ik heb de uitgang van het museum gevonden, maar hoe vind ik mijn rust in mijn eigen existentie?