5 eieren 200 g suiker 200 g zelfrijzende bloem (Imperial) Werkwijze:
Verwarm de oven voor op 180°C. Klop de eieren met de suiker tot een schuimige massa gedurende minstens 10 minuten. Zeef de bloem zodat je geen klonters krijgt. Meng de bloem voorzichtig door de geklopte eieren. Beboter en bebloem de bakvorm zodat de biscuit straks mooi uit de vorm kan vallen. Bak in de voorverwarmde oven gedurende 40 à 45 minuten.
Basiscake Benodigdheden voor 1 cake 4 eieren 250 g suiker 250 g gesmolten boter 250 g zelfrijzende bloem (Imperial) Werkwijze
Verwarm de oven voor op 170°C. Klop de eieren stevig. Meng de gesmolten boter door de massa en voeg de bloem toe. Giet het beslag in een beboterde en bebloemde bakvorm. Bak ongeveer 30 à 40 minuten in de voorverwarmde oven.
01) Zet het vlees in koud water. 02) Voeg groenteruiker, kruiden en zout toe als het water kookt. 03) Laat 2 à 3 uur trekken. 04) Deze werkwijze geeft een smakelijke bouillon maar het vlees is uitgekookt.
Tweede manier:
01) Zet het vlees in kokend water samen met groenteruiker, kruiden en zout. 02) Laat 2 à 3 uur trekken. 03) De bouillon is iets minder sterk, maar het vlees is smakelijker.
AANBRADEN:vlees, vis of gevogelte aan alle zijden laten korsten in hete vetstof. AANMAKEN:een sla met saus maken. AANMENGEN: een droge stof met een vloeistof mengen of twee droge stoffen met elkaar mengen. ABRICOTEREN: warme abrikozenconfituur of -moes op een warm gebak strijken zodanig dat het glanst en de smaak verbeterd wordt. AFSCHROEIEN: stopsels en kleine haren van gevogelte, die na het plukken nog op de huid zijn achtergebleven, afbranden in open vlam. AFSCHUIMEN: tijdens de bereiding het ongewenste schuim van confituur of bouillon verwijderen om het gerecht helder te maken. AROMA: de kenmerkende geur van een voedingsmiddel. ASPIC: opgesteven vlees- of visbouillon, vooraf gebonden met gelatine. BARDEREN: mager vlees, gevogelte of wild beleggen of omwikkelen met fijne sneetjes vet spek. BEDRUIPEN: een vleesbereiding regelmatig met het braadvocht overgieten. BEKLEDEN: de binnenkant van een vorm bedekken. BESTERVEN: het optreden van een afbraakproces in het vlees na het slachten, waardoor het malser en smakelijker wordt. BESTEKEN: kruiden en/of specerijen prikken in groenten of vlees. BEURRE MANIÉ (gemengde boter): een mengsel van 75 g boter met 100 g bloem; dient vooral voor het snel binden van bepaalde sausen. BLANCHEREN: het in ruim kokend water terug aan de kook brengen van een voedingsmiddel, om het na enkele minuten af te gieten en na te spoelen met koud water. BLUSSEN: het toevoegen van een koude vloeistof aan sterk verhitte vloeistof of suiker om verder bruin kleuren of verbranding te voorkomen. BRIDEREN: het opbinden van gevogelte. BROCHETTE: een houten of metalen pen waaraan vlees en groenten worden geregen om geroosterd of gebakken te worden. BROEIEN: een voedingsmiddel in kokend water dompelen met als doel het gemakkelijker te kunnen pellen. CANNELEREN: een bewerking waarbij met behulp van een canneleermesje groeven of ribbels worden gemaakt op de oppervlakte van vruchten of groenten. CHAUD-FROID: een gerecht dat bestaat uit stukjes gaar vlees, wild of gevogelte, bedekt met een mousse en overgoten met een witte of bruine chaud-froidsaus. DEGLACEREN: het braadvocht een weinig aanlengen en de vastgezette delen loswerken. DICHTSCHROEIEN: de oppervlakteporiën van vlees afsluiten door een korte, hevige verhitting. DIEPVRIEZEN: een bewaarmethode van voedingsmiddelen bij zeer lage temperaturen. ENGELS PANEREN: tweemaal paneren. ESSENCE: een sterk geconcentreerd aftreksel. FAISANDEREN: voortzetting van het besterven, meestal toegepast bij wild (adellijk worden). FARCE: vulsel voor vlees, vis, gevogelte, deeg enz. FARCEREN: vullen van vlees, gevogelte, groenten, eieren enz. FERMENTEREN: synoniem van gisten.