De krant De Standaard publiceerde deze week een aantal artikelen waarin wordt beschreven wat OCMWs zoal doen. Het OCMW van Dendermonde wordt daarin als doorsnee (gemene deler) van Vlaanderen opgevoerd en de reporter stelt vast dat een OCMW niet alleen geld uitdeelt, maar ook broeken inkort, kinderen opvangt, heggen snoeit en rodekool met appeltjes klaarmaakt.
De artikels vangen telkens aan met de volgende zin over de OCMWs: De Vlaamse Regering zou ze het liefst in het gemeentebestuur zien opgaan, uw grootvader noemt ze steevast de openbare onderstand en denkt dat ze geld uitdelen aan armen.
Als ik de verschillende programmas voor de gemeenteraadsverkiezingen in Evergem doorneem, dan valt het op dat het niet alleen de Vlaamse Regering is die denkt aan het opgaan van het OCMW in het gemeentebestuur.
In verkiezingstijden is men natuurlijk nog voorzichtig in het woordgebruik. Men spreekt dan eerder van een noodzakelijke samenwerking tussen die twee besturen of er bloeit iets moois tussen die twee.
Soms gebruikt men voor de gewone burger een onverstaanbaar vakjargon zoals PPS, de afkorting voor Privaat Publieke Samenwerking, waarbij het gemeentebestuur in de hoop leeft dat de private sector het wel allemaal zal doen, maar dan veel goedkoper dan het OCMW. Het gaat dan bijvoorbeeld over de bouw van bejaardenvoorzieningen en zelfs hun uitbating.
Wees gerust, na de verkiezingen komt de harde realiteit. Dan zullen de gemeentebesturen, daarin gesteund door een neoliberale strekking binnen de Vlaamse Regering, om louter financiële redenen, eisen dat de OCMWs maximaal onder hun vleugels komen; de private sector zal verder carte blanche krijgen om een deel van de welzijnssector over te nemen.
Beide acties zijn evenwel op voorhand gedoemd om te mislukken.
Wat het samenvoegen betreft kan dit enkel betrekking hebben op sommige administratieve en technische diensten van beide besturen. Zo denken sommigen er aan om de personeelsdiensten samen te voegen; laten we eens kijken in wat dit zou resulteren.
Bij het OCMW van Evergem bijvoorbeeld, functioneert deze dienst met 3 fulltime equivalent personeelsleden op C-niveau (secundair onderwijs) en dit voor ongeveer 380 personeelsleden. Bij het gemeentebestuur, met ongeveer 300 personeelsleden, worden hiervoor vandaag 5 fulltime equivalent personeelsleden ingezet, waarvan 1 op B-niveau (bachelor) en 1 op A-niveau (universitair). Logisch bekeken zou de nieuw samengestelde dienst dus moeten kunnen functioneren met 2 personen minder.
Ik voorspel dat de logica hier weinig kans maakt, meer zelfs de vroegere OCMW-dienst zou bij de samenvoeging wel eens tot het besef kunnen komen dat ze tot hiertoe te hard hebben gewerkt . Men riskeert in dat geval zelfs dat dit op termijn kan leiden tot een uitbreiding van de gemeenschappelijke personeelsdienst!
Het voorbeeld van de personeelsdienst is niet alleenstaand. Het is geweten dat de administratieve en technische diensten van de OCMWs, onder druk van de gemeente, zeer minimaal en, uit noodzaak, zo efficiënt mogelijk zijn uitgebouwd. Eén plus één dreigt dus in veel gevallen niet twee maar minstens drie te worden en weg zijn de zo begeerde besparingen.
Wat de PPS-projecten betreft, de weinige pilootprojecten zijn tot op heden mislukt of vallen duurder uit dan de klassieke financieringen. De grootste mislukking voor de Vlaamse Regering in de private samenwerking situeert zich in de sector van de schoolgebouwen; er werden de laatste jaren vrijwel geen dossiers gerealiseerd en dagelijks wordt er geklaagd over schoolgebouwen die aan vervanging toe zijn!
Samenvoeging van het OCMW met de gemeente en private overdracht zullen, indien ze toch worden geforceerd, vooral leiden tot een verlies van kwaliteit in de sociale dienstverlening.
Kwetsbare groepen zoals ouderen, kansarmen, komen dan terecht in de koele werking van de gemeentediensten of de commerciële organisaties.
Er zal geen onderscheid meer gemaakt worden tussen de afhandeling van een steunverlening of de toewijzing van een rusthuisbed en de toekenning van een bouwvergunning of de levering van een compostvat.
De commerciële diensten zullen uiteraard winst moeten maken voor hun aandeelhouders.
Als men weet dat de drie Evergemse OCMW-woonzorgcentra vandaag, op jaarbasis, een gezamenlijk verlies maken van ongeveer 1 miljoen en dat 80 % van de uitgaven van die woonzorgcentra kan toegewezen worden aan personeelskosten, dan weten we wat ons te wachten staat.
Het komt er maar op aan welke maatschappij men voor ogen heeft; nog kouder, asocialer dan nu reeds het geval is of een warme gemeenschap, waar mensen met een degelijke opleiding, in daartoe speciaal opgerichte diensten klaar staat om de zwakken te helpen.
Ik onderschrijf uiteraard het CD & V-programma voor de volgende legislatuur, maar vanuit mijn ervaring zullen een aantal specifieke programmapunten mij speciaal bezig houden:
UITGANGSPUNT:
Omdat binnen een tiental jaren de jongeren en de ouderen elk ongeveer 30 % van onze bevolkingzullen uitmaken (samen dus 60 % van de Evergemnaars) en het gaat om groepen die kwetsbaar zijn, wil ik in het bijzonder voor hen opkomen.
Aangezien ik van kleinsaf actief met kunst ben beziggeweest, hecht ik ook belang aan cultuur.
Vanuit mijn ervaring als OCMW-secretaris:
De ouderenzorg in Evergem op een hoog niveau houden betekent:
1.Onze OCMW-diensten NIET overhevelen naar commerciële privé-initiatieven.
2.De realisatie van een nieuw woonzorgcentrum Ter Caele in Evergem (inclusief extra serviceflats).
3.De kortopvang en het lokaal dienstencentrum inschakelen bij de mantelzorg (bedoeling om rustperiodes te organiseren voor mantelzorgers en hen te ondersteunen en motiveren).
4.De thuiszorg, inclusief de dienstenchequeonderneming, op peil houden (ouderen willen zolang mogelijk in hun thuisomgeving blijven)
5.Vrijwilligerswerk beter organiseren.
Vanuit mijn ervaring als voorzitter van de VZW Weweko (Chiro Wippelgem):
1.Jeugdorganisaties moeten intensiever ondersteund worden door de gemeentelijke jeugddienst en moeten zich op een hoog niveau kunnen ontwikkelen.
Het gaat hier niet alleen om de klassieke jeugdbewegingen zoals chiro, scouts, KLJ, KSA maar ook andere jeugdwerkingen zoals jongerenkoren ensportorganisaties voor jongeren.
2.De vraag naar eengemeentelijke fuifzaal kan opgelost worden door beter gebruik te maken van de bestaande jeugdlokalen en via goede afspraken in dat verband; de jeugddienst moet hierbij coördineren.
3.De bestaande jeugdlokalen moeten nog meer aangewend worden voor jeugdtoerisme (o. a. bivakken en vorming). In Wippelgem is in dit verband nog een grote potentie in combinatie met de terreinen van het kasteel van Wippelgem.
Vanuit mijn ervaring als amateurkunstenaar en secretaris van de Evergemse kunstvereniging Stimulans:
1.Meer Evergemnaars betrekken bij cultuur.
2.Cultuurparticipatie is een ideaal middel in de strijd tegen de kansarmoede.
3.Vrijwilligerswerk beter organiseren.
De achterliggende bedoeling is om aan Evergem, waar het vandaag goed is om te wonen, ook het imago te geven van een gemeente die uitdrukkelijk zorgt voor zijn jeugd en de ouderen.
Ouderenvoorzieningen en het verwachte tekort eraan, zijn vandaag weer actueel. Degenen die tijdens de komende decennia in deze voorzieningen zouden moeten terecht komen worden echter weinig gehoord. Wat willen de ouderen van vandaag die over 10 à 20 jaar zouden in aanmerking komen voor een verblijf in een woonzorgcentrum (vroeger rusthuis en tegen die tijd wellicht nog anders benoemd)?
Mijn ervaring met de ouderensector heeft mij geleerd dat er over een periode van 50 jaar een evolutie is geweest gaande van hoera er is plaats voor mij in het rusthuis! tot ze zullen mij daar moeten binnen dragen!.
Tot in de jaren 70 van de vorige eeuw was een opname in een rusthuis voor velen nog een verbetering van de levenssituatie, met goed eten, verzorging en met de verwachting om er nog verschillende jaren te verblijven.
Wie eens rondluistert, weet dat ouderen vandaag enkel nog in een wooncentrum terecht komen als het niet anders meer kan.
Wanneer we de vergrijzingsproblematiek bekijken, moeten we er ook rekening mee houden dat er, zelfs op halflange termijn, geen efficiënte medicatie te verwachten is om de niet te ontkomen dementiegolf tegen te gaan; een expert als professor Christine Van Broeckhoven is daarin zeer formeel.
Uitgaande van deze vaststellingen blijf ik dan ook bij mijn eerder ingenomen standpunt dat we in de nabije toekomst woonzorgcentra vooralzullen nodig hebben om zwaar dementerenden te verzorgen en om aanvullend palliatief te werken.
Dit impliceert dat voor de grote meerderheid van de toekomstige ouderen de verzorging in de thuissituatie het enige alternatief is. De thuiszorg zal dus minstens op peil moeten worden gehouden en aanvullend zal mantelzorg op vrijwillige basis, sterk moeten worden geactiveerd.
Voor Evergem betekent dit dat het huidige woonzorgcentrum Ter Caele (deelgemeente Evergem) de komende jaren moet worden omgevormd tot een voorziening die zich voorbereidt op de dementiegolf met een palliatieve afdeling en met kortverblijven om de mantelzorgers te ontlasten.
Aangezien een dergelijke investering, omwille van de noodzakelijke, kwalitatief hoogstaande dienstverlening, in economische termen, geen winst kan opleveren, is het niet aangewezen om daarbij het privéinitiatief in te schakelen. Met andere woorden het OCMW zal het moeten doen!
Verder dient de thuiszorg van het OCMW minstens op niveau te worden gehouden. De door sommigen aangekondigde afbouw van het dienstenchequebedrijf van het OCMW , omwille van te verlieslatend is daarbij niet aanvaardbaar. Vòòr de dienstencheques was het financieel verlies van het OCMW in de thuiszorg trouwens heel wat groter.
Tenslotte wordt coördinatie en samenwerken in de toekomst essentieel, zowel in de residentiële zorg als in de thuiszorg. De openbare OCMW-voorzieningen moeten maximaal gaan samenwerken met vandaag goed functionerende Vzws in de ouderensector. Hierbij wordt in eerste instantie gedacht aan gemeenschappelijke wachtlijsten en kwaliteitsafspraken.
Als we dit kunnen combineren met een maatschappij die in de toekomst, minstens ook uit noodzaak, terug wat socialer en minder individualistisch wordt, ziet de horizon er toch heel wat rooskleuriger en minder vergrijsd uit!
In een vorige blog hebben we al aangekondigd dat, tenzij er plots enige medische vooruitgang wordt gerealiseerd, binnen tien tot vijftien jaar de woonzorgcentra enkel nog zullen bevolkt zijn door dementerenden en in beperkte mate door ouderen van wie het levenseinde zeer nabij is (zeer korte verblijven dus).
Bovendien moeten we blijven vaststellen dat het uitzonderingen zijn die vandaag bewusten met volle goesting in een woonzorgcentrum worden opgenomen. De problematiek wordt treffend weergegeven in het recente werk van Vera Marynissen: Vroeger was er later, uitgegeven bij de Bezige Bij Antwerpen, waarin de laatste levensdagen van een bejaarde man in een rusthuis worden beschreven.
Ondanks de beste, goedbedoelde zorgen van dikwijls idealistisch personeel, zijn woonzorgcentra noodoplossingen; bijna iedereen wil zolang mogelijk, met maximale vrijheid, in de eigen omgeving blijven.
Het zal dus noodzakelijk zijn om in de toekomst de thuiszorg, gecombineerd met mantelzorg , op een hoog niveau te behouden en te stimuleren.
Inzake mantelzorg stel ik vast dat op dit moment de meeste gemeenten het beleid inzake mantelzorg beperken tot het uitkeren van een premie aan verzorgers die aan een aantal objectieve criteria voldoen.
Ik vind dit een gemakkelijkheidsoplossing, waarvoor vanuit de echte mantelzorg niet eens vraag naar is.
De mensen die met voortdurende zorg, soms jaren lang begaan zijn met hun zwaar zieke of gehandicapte buur of familie, in het thuismilieu, hebben namelijk vooral nood aan twee dingen: rustpauzes en een degelijke begeleiding en ondersteuning bij het vrijwilligerswerk waarmee ze bezig zijn.
Voor de realisatie van de rustpauzes zou het aangewezen zijn om de kortverblijfplaatsen in de woonzorgcentra voor te behouden aan degenen die onder de echte mantelzorg vallen (voor Evergem in het woonzorgcentrum Ten Oudenvoorde Ertvelde bijvoorbeeld).
De kortverblijfplaatsen worden vandaag dikwijls verkeerd gebruikt voor ouderen die nog niet definitief kunnen worden opgenomen in de woonzorgcentra en die via een aaneenschakeling van kortverblijven, in verschillende woonzorgcentra, de wachttijd proberen te overbruggen.
Verder is het zo dat de dagprijs voor het kortverblijf vandaag hoger ligt dan die voor een gewoon, permanent verblijf.
Als men de mantelzorg onder andere via het kortverblijf wil ondersteunen, dan zou de dagprijs beneden die van de woonzorgcentra moeten liggen. Pas dan zou men kunnen spreken van een specifieke, meer gerichte mantelzorgpremie.
Het kortverblijf moet, in functie van de mantelzorg, ook gecombineerd worden met bestaande systemen van rustvakanties, meestal aangeboden door de mutualiteiten.
Tenslotte is voor het lokaal dienstencentrum de rol weggelegd om de mantelzorgers te begeleiden en te ondersteunen in hun moeilijke verzorgingsopdracht.
De organisatie van voordrachten en van praktische toelichtingen in verband metverzorging, door professionelen uit de thuiszorg, zijn daarbij aangewezen.
Afscheid Henk De Bruyckere Overleden op 1 juli 2012
Beste Henk,
Bijna 4 jaar geleden kwam je als adjunct voor de communicatie en informatica in dienst bij het OCMW van Evergem.
Tijdens de selectieprocedure had je het al eerlijk en open aangegeven: Ik heb wel een fysisch probleempje met het hart; het is namelijk niet echt mijn hart. zo zeije.
Met een knipoog en een zenuwachtig lachje voegde je er onmiddellijk aan toe, Maar misschien kunnen we ¾of halftijdsstarten .
Van het deeltijds werken hebben we echter weinig gezien; het werd van in het begin, op sommige dagen, eerder 4/3, want vrijweliedereen kwam al snel met een of andere vraag voor Henk en neen zeggen kon je toch zo moeilijk.
Je ongelimiteerde dienstvaardigheid speelde je al snel parten.
Bovendien was je dienstverlening zelden sec of kortaf; je deed alles met volle goesting en als het even kon werd er een grapje of een plagerijtje aan toegevoegd.
Je bracht leven in de brouwerij; met jouwas het OCMW van Evergem geen afstandelijke openbare dienst, maar een plek waar het aangenaam werken en vertoeven was.
Toen we je beter leerden kennen ontdekten we dat je ook privé als een vrolijke Frans door het leven ging.
Verre reizen, het verenigingsleven hier in Middelburg, de zoektocht naar een levenspartner, je was er allemaal intensief mee bezig.
We vroegen ons meermaals af, waarom gaat hij zo hard tekeer?
Vandaag weten we het; je moet ergens aangevoeld hebben dat je met je fysieke beperkingen niet de mogelijkheid had om, qua leeftijd, hoge toppen te scheren. Maar je hebt het, figuurlijk bedoeld, niet aan je hart laten komen.
Je hebt geleefd alsof er niets bijzonders aan de hand was.
Velen zouden zich in jouw geval stilletjes hebben teruggetrokken om een wat langer maar weinig spectaculair leven te leiden.
Je hebtbewust gekozen voor een positieve, actieve dienstvaardigheid; je twitterde het rond: Dont worry, be happy!.
In dat opzicht was je een voorbeeld voor al degenen die bij de minste tegenslag de moed laten zakken.
Henk, uiteraard was de 32 jaar die je werd gegund, voor iedereen die je heeft gekend, veel tekort, maar je hebt in die beperkte tijd het beste van jezelf gegeven en velen gelukkig gemaakt.
Dat zwakke hart van jou zat wel degelijk op de juiste plaats!
Je schitterende levenshouding blijft voor altijd in onze gedachten.
Het klinkt pretentieus, maar sedert mijn oudste dochter achttien jaar werd, ondertussen bijna vijftien jaar geleden, lees ik De Standaard.
Dit was niet echt een bewuste keuze, maar het gevolg van de mogelijkheid die aan studenten werd geboden om zich tegen een verlaagde prijs op deze krant te abonneren.
Mijn jongste dochter heeft dit jaar met succes haar studentenleven beëindigd, waardoor ik in de toekomst wellicht de volle pot zal moeten betalen om de kwaliteitskrant verder in huis te halen.
Een van de kenmerken van De Standaard is de beperking van het streeknieuws (het nieuws uit de provincie Oost-Vlaanderen in ons geval) tot maximum twee bladzijden. Dit is uiteraard weinig, maar het heeft wel als voordeeldat er enkel iets inkomt over de steden en gemeentein onze provincie wanneer het gaat over feiten met echte nieuwswaarde.
Over Evergem verschijnt er zelden iets in die krant en als het dan toch gebeurt gaat het meestal over negatieve zaken: een terrorist in Doornzele, oorlogsbommen in Rieme en Sleidinge, een passioneel drama,
Maar vandaag, 15 juni 2012, staan we erin en het is bovendien goed nieuws: Walibi toont interesse voor Evergem.
Ik lees hierover ongeveer het volgende in mijn krant:
Een alerte politieman die vroeg naar zijn werk reed (ook al goed nieuws op zich) merkte een vertegenwoordiger van het pretpark aan de Nachtegaalstraat in Ertvelde. Hij bleek ontsnapt te zijn bij Kris Braeckman uit Rieme , de trotse eigenaar van drie wallabys!
U begrijpt het ondertussen wel, een afdeling van Walibi komt er wellicht niet op korte termijn in Evergem, maar dit neemt niet weg dat er in verkiezingstijden interessante investeringsprojecten in beeld komen; zelfs tot in De standaard.
Zo meen ik dat het idee van burgemeester De Wispelaere voor de realisatie van een politiecentrum aan het Ovaal van Wippelgem moet gesteund worden.
Het zal in het centrum van Evergem plaats vrij maken en biedt daardoor mogelijkheden om de huisvestingsproblematiek van de gemeentelijke diensten op te lossen;dit kan alleen de dienstverlening nog meer ten goede komen!
Tenslotte zal de centralisatie van politie in Wippelgem ook zorgen voor het vrijkomen van parkeerplaatsen in Evergem-centrum, zodat het project ook een bijdrage levert voor een betere mobiliteit en parkeerbeleid in de gemeente!
Drie vliegen (of problemen) in een klap (opgelost) dus!
Als we er dan nog voor zorgen dat het nieuw woonzorgcentrum Ter Caele, wellicht gecombineerd met extra serviceflats (ondertussen assistentiewoningen) wordt gerealiseerd tijdens de volgende legislatuur, dan kan Evergem zich in de toekomst wellicht beroepen op de titel van Beste dienstverlenende gemeente van het Meetjesland.
Op die wijze wordt onze gemeente niet echt een pretpark, maar het wordt er wellicht nog prettiger om te wonen!
Ik zal het opvolgen in De Standaard of misschien in een meer populaire krant, nu ik toch geen studenten meer in huis heb!
De eerste drie weken van mei, met vakantie aan zee, was het geen weer om een hond door te jagen.
Maar toenmet Pinksteren de zon en de eerste warmte er toch doorkwamen, bleek dat die honden wel degelijk massaal aanwezig waren.
Bij elke wandeling kwamen we ze tegen, de honden, hun baasjes en ook wat ze overal hadden achter gelaten.
Honden van alle mogelijke rassen; soms mooi, elegant en fier, soms aartslelijk, kwijlend, zuchtend, blaffend, geleid of soms los langs de dijk en de duinpaden.
De baasjes ook van diverse pluimage. Sommigen voldaan met één exemplaar, anderen met een volledige meute achter zich aan. De ene trots met een exemplaar waarmee kon uitgepakt worden, de anderen onverschillig de dagelijkse hondenmars volbrengend.
Wat er her en der werd nagelaten moet ongetwijfeld ook zeer divers zijn, maar hierover heb ik geen vaststellingen gedaan. Tijdens de ochtendlijke jogging kon ik tussen de fijne parfum van pas bloeiende wilde rozen wel diverse minder bedwelmende organische geuren waarnemen.
Ik geef het toe, ik zag ook heel wat baasjes een poepzakje bovenhalen, nadat hun lieveling zich had ontdaan van het verwerkte blikje hondenvoer;vooralals er toeschouwers of joggers in de buurt waren!
Voor de volgende editie van de Noordzee-kunstenaarsroute Beaufort suggereer ik Wim Delvoye om een reuze kakmachine te installeren met als eindproducthondendrollen;symbolischer kan het niet!
Tijdens mijn loopbaan bij het OCMW is het mij dikwijls opgevallen dat OCMW-cliënten, ondanks hun beperkte middelen, dikwijls de neiging hebben om er allerlei huisdieren op na te houden; meestal honden en liefst zo groot en excentriek mogelijk.
Vroeger heb ik mij daar wel eens aan geërgerd, maar als ik het hondengedoe hier aan onze kust zo zie heb ik geen moeite meer met de huisdierenmanie van onze minderbedeelde sociale vrienden.
Vele hondenliefhebbers onder de kustbewoners beleven met hun viervoeters een even geïsoleerd, asociaal bestaan als de OCMW-klanten, maar voor hen is het dikwijls een bewuste keuze. Ze keren zich op hun maniervan de maatschappij af en laten hun hondjes, hun beste, laatste vrienden, rustig een van onze mooiste natuurgebieden volschei...
Beste minder bedeelde Jan met soms zelfs geen pet, laat uw viervoeter gerust zijn gang gaan in het Vlaamse achterland waar jullie zijn ondergebracht. Neem misschien wel een Lidle-zakje mee voor het geval zo zal de goegemeente zich ook veel veiliger voelen.
Met maximum veertig waren we zaterdagavond in het cultuurcentrum van Evergem. Zelf waren we toevallig aanwezig. We hadden de kaarten voor Raymond van het Groenewoud mogen verwisselen voor een optreden van het productiehuis Brabant Brasartonder de titel: We are the World.
In het programmaboekje stond hierover het volgende: Regisseur Leen Braspenning verzamelde vijf acteurs die compleet verschillend zijn, in huids- en klankkleur. Ze trekt in haar beeldende, realistische regie de theatertekst naar de aarde. Zo laat ze het publiek echt de voorstelling en het stadspark instappen.
Toen we om 19:45 uur als enigen de ingang van het cultuurcentrum naderden, vroeg ik me af of we ons niet van datum hadden vergist; in de inkomhal was amper verlichting te ontwaren.
Pas toen we de deur hadden bereikt, zagen we een groepje bezoekers in het schemerlicht aan de kant van de even nummers.
Nadat we wat onwennig onze jas op de bijna lege kapstokken hadden gehangen en we onder de aanwezigen geen bekenden opmerkten, trokken we naar de andere kant van de inkom, aan de oneven nummers, waar in een verloren hoek een tentoonstelling was opgesteld met werk van een zekere Ivo Herwijn. We vonden geen enkele aanwijzing over het werk, maar in het programmaboekje stond: De kunstenaar is vooral geïnspireerd door de natuur, zij het soms in zeer abstracte vorm. Zijn schilderijen bouwt hij heel precies op, laag na laag, zodat ze er een ongewone structuur ontstaat.
Onder een al dan niet bewust flauwe belichting hingen aan de muur een tiental op het eerste zicht identieke, vierkante, zwarte panelen, waarop met verschillende lagen een zekere mate van reliëf was aangebracht.
We waren de enige geïnteresseerden voor deze zeer minimalistische performantie, maar ze paste perfect als overgang naar wat we daarna als een toneelvoorstelling moesten ondergaan.
De deuren werden geopend, we namen plaats en vrijwel onmiddellijk begonnen 5 acteurs (?) elk op hun beurt wartaal uit te slaan. Een van hen deed dit in een hoog-Nederlands, een tweede in de Franse taal, een derde in het Engels, Bob De Moor in het Gents-Nederlands en een blond joods jongetje in het Antwerps; wellicht omwille van de leeftijd van het mannetje was een groot gedeelte van zijn tekst opgenomen.
Voor de Franse wartaal werd een vertaling geprojecteerd. Engelse nonsens werden we verondersteld zonder meer te begrijpen!
Het optreden duurde (gelukkig) net één uur en kwam nu en dan in de buurt van het Wachten-op-Godot-verhaal van Samuel Beckett; maar dan heel slecht uitgevoerd.
Ik ben er ondertussen meer en meer zeker van dat het de bedoeling was om eens flink met de voeten te rammelen van een veertigtal would-be culturelen.
Onderweg naar huis zong Eddy Wally Chérie; ik begreep hem volkomen. AA Gent stond ondertussen al 1 3 voor op Kortrijk.
In de streekkrant van 11 april ll. kondigt Burgemeester Erik De Wispelaere voor de volgende gemeentelijke legislatuur de bouw aan van een nieuw gemeentehuis en een nieuw politiekantoor aan. Ik kan hem daar volledig in volgen!
Ambtenaren die te dicht op mekaar zitten ontwikkelen de neiging tot ongewenste creativiteit en teveel politie in een klein gebouw zou er wel eens kunnen voor zorgen dat er teveel blauw de straat op wil.
Aan de investeringsverzuchtingen van onze Burgemeester wil ik er, langs deze weg, twee andere aan toevoegen: een nieuwe ouderenvoorziening in de deelgemeente Evergem (Ter Caele) en een oplossing voor het weekendfuiven en de algemene jeugdwerking op onze gemeente.
Het gaat om initiatieven die 60 % van onze bevolking ten goede kunnen komen; deze twee bevolkingsgroepen zullen namelijk binnen enkele jaren elk ongeveer 30 % van de Evergemnaars uitmaken.
In deze bijdrage wil ik het vooral hebben over het toekomstige Ter Caele. De jeugdperspectieven laat ik nog even rijpen.
Toevallig heeft men het deze week in vrijwel alle nieuwsbronnen over de dementie-tsunami die in aantocht is. Voor 2030 verwacht men dat er in Evergem ongeveer 650 gediagnosticeerde dementerenden zullen zijn.
Dementerende ouderen correct verzorgen is een loodzware opdracht. In de thuissituatie vergt het omgaan met dit ziektebeeld bijna onmogelijke inspanningen van de mantelzorgers.
Ik denk dat we de evolutie in het dementieverhaal moeten aangrijpen om het bejaardenbeleid over een andere boeg te gooien.
Vandaag worden de woonzorgcentra, omwille van de hoge RIZIV-subsidies, maximaal bezet door zwaar zorgbehoevende bejaarden.
Ook in dit beleidsdomein wordt, al dan niet bewust, een neoliberaal beleid gevoerd waarbij de centen en koele efficiëntie de prioriteiten zijn.
De Vlaamse overheid stimuleert deze visie en via het woonzorgdecreet wordt er een fakeverhaal aan gekoppeld, waaruit zou moeten blijken dat men het idee genegen is om de oudere zo lang mogelijk in het eigen milieu te houden.
Uiteindelijk concretiseert dit beleid zich in woonzorgcentra die kunstmatige sterfhuizen geworden zijn.
Wanneer niet dementerende ouderen in een woonzorgcentrum worden opgenomenoverheersen ongetwijfeld gevoelens in de zin van: In deze kamer beleef ik binnenkort mijneinde!" (en voor steeds meer mensen gaat het dan nog over een periode van enkele weken, zelfs dagen).
Volledig in contrast met deze gevoelens wordt een weliswaar goed bedoelde verzorging opgezet, met allerlei vooruitstrevende methodieken, waarbij de resident toch het gevoel zou moeten krijgen dat hij/zij er nog bij hoort en dat we hem/haar in een thuisgevoel willen laten heengaan.
Zo worden ouderen, die nochtans nooit met drugs in aanraking zijn geweest, om de verveling te doorbreken, nu en dan eens ondergebracht in zogenaamde snoezelruimtes, waar ze voor het eerst in hun leven kunnen genieten van psychedelische kleuren en geuren.
Ondertussen gaan in de woonzorgcentra de traditionele feesten vlot hun gang; dit moet bijdragen aan de integratie binnen de lokale gemeenschap is de achterliggende gedachte. Voor het merendeel van de ouderen die daar niet meer kunnen aan deelnemen, wordt gezorgd voor een aangepaste feestmaaltijd, eventueel in een gemalen vorm.
Ik weet het wel, dit is er over, maar ik wil er alleen op wijzen dat we wat ouderenzorg betreft verkeerd bezig zijn, omdat de wensen van de zorgbehoevende bejaarden niet worden gehoord. Het ouderenbeleid moet volgens mij volledig worden omgegooid.
Er zal veel meer moeten worden ingezet op de thuiszorg in combinatie met de mantelzorg, zodat zorgbehoevende bejaarden effectief en maximaal in het vertrouwde thuismilieu kunnen blijven.
Woonzorgcentra kunnen dan hoofdzakelijk worden aangewend voor gevorderde dementiesituaties, die we binnenkort blijkbaar in grote getale te verwachten hebben. Deze ouderen zijn nu eenmaal het thuisgevoel kwijtgespeeld en de verzorging van gevorderde dementie is, zoals gezegd, in de thuissituatie, een onmenselijke opdracht.
Bij de realisatie van het nieuwe Ter Caele moeten we daar rekening mee houden!
We zijn er ons van bewust dat deze visie niet vanuit één gemeente zal kunnen worden gerealiseerd, maar men moet ergens beginnen.
Het is ook duidelijk dat als men de voorgestelde richting uitwil, dat de cliëntfactuur voor de thuiszorg zal moeten worden verhoogd, wellicht zelfs tot het niveau van de residentiële zorg.
Alles zal afhangen van hoe we willen omgaan met de ouderenzorg.
Spelen we het spelletje verder waarbij we onze ouderen met een fake-thuisgevoel laten heengaan in de moderne knekelhuizen of bezorgen we ze een waardig levenseinde, conform de wensen van die ouderen?
Volgende keer waarschijnlijk iets plezanter over de jeugdwerking!
Vrijwilligers zijn goed voor de gemeentelijke financiën!
Bij mijn pensionering, ondertussen ruim twee maanden geleden, heb ik mij voorgenomen om via vrijwilligerswerk voor de maatschappij iets terug te doen, als compensatie voor het aangename leventje dat ik tot hiertoe heb mogen leiden.
Ik ben namelijk een van die babyboomers voor wie de levensstandaard, sedert mijn geboorte, vrijwel continu in stijgende lijn is gegaan. De Golden Sixties en de daaropvolgende decennia werden in hun opgang slechts eventjes geremd door enkele beperkte oliecrisissen, maar voor het overige heeft onze generatie, binnen een periode van vijftig à zestig jaar, ongeveer alles verworven waarvoor onze voorouders eeuwen lang hebben moeten vechten. Tenslotte hebben we binnen Europa, tijdens ons leven, ook geen enkele oorlog moeten meemaken, wat ook al uitzonderlijk is als we het geschiedkundig bekijken.
Men mag het pessimisme of een Avondlandgevoel van een jonggepensioneerde noemen, maar ik vrees dat we niet snel nog een halve eeuw zullen meemaken waar we er met zovelen, zo snel zijn op vooruit gegaan.
Het zou eenvoudig kunnen zijn om nu we dit punt van relatief hoge welstand hebben bereikt, eveneens in het kader van de tijdsgeest, nog enkele decennia enkel maar te genieten van wat we verworven hebben en Après nous le déluge!.
Maar neen, we voelen ons niet geroepen om, zoals de oude Chinese mandarijnen, alleen nog maar de vissen te voederen in de tuinen van de Verboden Stad. Vrijwilligerswerk dus maar!
Ondertussen heb ik de daad bij het woord gevoegd en ben ik aan de slag gegaan in het lokaal dienstencentrum van het OCMW. Ik werd er met open armen ontvangen voor een aantal activiteiten die hoofdzakelijk met cultuur te maken hebben, maar toch mocht ik ervaren dat achter het aantrekken van vrijwilligers niet al te veel systematiek zit.
Vandaar dat bij mij het idee al een tijdje broedt om het vrijwilligerswerk in onze gemeente toch wat te professionaliseren. Dit soort werk zou volgens mijn inzichten moeten worden ingebed binnen het globale personeelsbeleid van gemeente en OCMW. Dit betekent een gericht aantrekken van vrijwilligers binnen de lokale werking, net zoals men personeel aanwerft voor een of andere functie, metopvolging tijdens de loopbaan en op basis van een statuut.
Ik ben er van overtuigd dat een georganiseerde werking meer vrijwilligers zal opleveren en zij zullen bovendien op plaatsen terechtkomen waar ze activiteiten kunnen ondersteunen waarin ze goed zijn.
Bovendien kan een degelijke vrijwilligerswerking mee een oplossing bieden voor het behoud van het financieel evenwicht in onze gemeente.
Want inderdaad, met ongeveer 700 personeelsleden in dienst bij het OCMW en de gemeente Evergem is de limiet wellicht bereikt; bijkomende nieuwe aanwervingen brengen het gemeentelijk financieel evenwicht ongetwijfeld in gevaar. Daar tegenover staat dat allerlei nieuwe wetgeving en toenemende kwaliteitseisen, steeds meer opdrachten naar de lokale besturen schuiven. De inzet van vrijwilligers in de uitvoering van een aantal beleidsdomeinen kan dan wellicht een oplossing bieden. Ik denk hierbij aan de culturele activiteiten, de ouderenzorg, de jeugdwerking, het sportluik,
Het moge duidelijk zijn dat de georganiseerde vrijwilligerswerking geen terugdringing van de huidige lokale tewerkstelling op het oog heeft; een verschuiving van sommige onderdelen van het professioneel werk naar het zogenaamde vrijwilligerswerk moet wel mogelijk zijn.
Het ganse systeem moet trouwens uitgebouwd worden in overleg met de vaste werknemers en het moet gebaseerd zijn op een samenwerkingsakkoord.
De gratis dienstverlening heeft de laatste tijd, samen met zijn Hasseltse pionier misschien wat van zijn pluimen verloren, maar misschien is een doordacht vrijwilligersbeleid een interessant alternatief!
Ik ben Luc Van Vynckt
Ik ben een man en woon in Evergem (België) en mijn beroep is gewezen OCMW-secretaris.
Ik ben geboren op 24/01/1952 en ben nu dus 73 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: vrijwilligerswerk, schilderen, kokkerellen, sporten,....