Jagers en verzamelaars
Mensen begonnen hun "carrière" een paar honderdduizend jaar geleden als jagers en verzamelaars, zoals zovele diersoorten.
De mensensoort was echter niet zomaar één onder de vele soorten.
Door z'n grote hersenen vond deze soort allerlei slimme trucjes uit om op dieren te jagen, veel groter dan henzelf, en zich ook te verdedigen tegen zulke dieren.
De afslachting van andere diersoorten was begonnen.
Mammoeten en mastodonten zijn uitgestorven.
Paarden, kamelen en reuze-luiaards stierven uit in de beide Amerika's, waar trouwens 70 tot 80% van de grote zoogdieren uitstierven.
Dit alles door toedoen van de mens.
Landbouw en veeteelt
De "uitvinding" van landbouw en veeteelt, ongeveer 10.000 jaar geleden bracht een grote verandering, samen met het ontstaan van een primitieve "metaalkunde".
Het domesticeren van planten en dieren (meer voedsel) betekende dat veel grotere aantallen mensen daarvan konden leven.
Landbouw en veeteelt verspreidden zich geleidelijk over de hele planeet en de bevolking steeg van een paar miljoen tot enige honderden miljoenen in de 17e eeuw n.C.
De vele hongersnoden in China en Europa wijzen erop dat nog veel meer spermatozoïden beschikbaar waren.
Zoals in de jagers-verzamelaarstijd was kindermoord een gewone manier om de bevolkingsdruk te verlichten (hoewel verboden op vele plaatsen).
Landbouw en veeteelt en de grotere bevolkingsdichtheid veroorzaakten een nieuw effect in de leefwereld van een individu :
de samenlevingsgroepen uit de jagers-verzamelaarstijd, bestaande uit één of een paar families, werden steeds maar groter; dorpen en steden ontstonden.
Een individu kende dus alle leden van z'n groep niet meer persoonlijk.
De vroegere "hoofdmannen" werden verre heersers.
Er vormden zich een klasse van "rijken" (kleptocraten volgens sommigen) en een klasse van "armen".
De tijd was rijp voor staten, koningen en keizers.
Dezen lieten zich helpen door ambtenaren (belastingen), huursoldaten (gewelddadige onderdrukking) en priesters (indoctrinatie).
Ook een relatief kleine klasse van ambachtslui en handelaren ontstaat.
Dit alles brengt met zich mee dat de menselijke geschiedenis één zwarte vloed is van onderdrukking en miserie tot op de dag van vandaag met enkele uitzonderingen (tweede helft 20e eeuw in de Europese Unie).
Deze agrarische economie pleegde een zwaardere aanslag op de biosfeer.
Bossen werden op grote schaal gekapt voor nieuwe landbouwgronden, grasvlakten voor vee, smeltovens voor metalen, huisbrand, enz...
Door overmatig gebruik werden in vele gevallen goede landbouw- en veegronden uitgeput.
Boskap veroorzaakt erosie, waardoor op vele plaatsen de dunne laag teelaarde weggespoeld wordt.
Irrigatie van droge maar vruchtbare gronden resulteerden dikwijls in verzilting.
De slachting van wilde dieren ging door; jagen bleef bestaan als belangrijke voedselbron, maar dan met gesofesticeerdere jachtwapens.
Vele biotopen werden vernietigd ten behoeve van landbouw, veeteelt, enz...
|