Inhoud blog
  • Geen spijt, wel schaamte (16 januari 1990)
  • Na de oorlog wij nog (12 januari 1990)
  • Persoonlijke conflicten, collectieve schuld (11 januari, 1990)
  • Een herverdeling van de machten (8 en 9 januari, 1990)
  • Een brug te ver (7 januari, 1990)
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Mijn persoonlijke oorlog
    De Tweeling
    04-01-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geen spijt, wel schaamte (16 januari 1990)

    Ik voel me leeg. Dat zal wel weer eens vervlogen hoop zijn. De leegte doet namelijk pijn.

    Vanmorgen is Anna overleden. Een hartaanval. Ze zal wel pijnloos weggegaan zijn. Gek dan dat ze zo veel pijn achterlaat.

    Ondertussen twijfel ik over het bestaan van God. Het kan toch geen toeval zijn dat twee zussen, een Duitse en een Nederlandse, die elkaar al in geen 50 jaar gezien hebben, elkaar terugvinden in België. Over internationalisering gesproken. De kans dat ik haar in het Duits beantwoord, waardoor we in elkaar een verloren gewaande zus herkennen. Dat we elkaar uiteindelijk accepteren na een moeilijke twee weken. En dat we daarna toch nog eeuwig gescheiden worden. Dat is toch gewoon zinloos? Waarom konden we dan niet gewoon twee vrouwen zijn, toevallig tegelijkertijd in een kuuroord in Spa, die genieten van een rustgevende en vitaliserende paar weken. Eentje sterft, de andere hoort er wel van, vind het vervelend, maar kan haar leven daarna gewoon verder zetten.

    Nu ik een kopje koffie zit te drinken in de patisserie waar we zo vaak samen zaten, denk ik na. Ik denk na over de eerste dag, toen ik ‘Ja, das Wasser können sie trinken’ zei, in plaats van ‘Oui, c’est permis qu’on boit l’eau’. Ik heb er geen spijt van, en dat zal ik waarschijnlijk ook nooit hebben. Ik ben voor het eerst roekeloos het leven in gedoken, en het voelde verfrissend. Pijnlijk verfrissend soms, maar uiteindelijk wel fijn. Dat had ik anders allemaal gemist.

    Ik voel wel schaamte. Als ik niet de hele tijd Anna zo hardnekkig had weggeduwd, dan hadden we langer samen kunnen zijn in vredige harmonie, in plaats van in ongemakkelijke hereniging. Ik was er net klaar voor, waarom moest Anna nu gaan? Met die schaamte zal ik moeten leren leven.

    Hoe vertel ik het mijn kinderen? ‘Ja jongens, ik heb jullie tante teruggevonden, maar ze is toen gestorven’. Misschien iets subtieler. Misschien gewoon helemaal niet.

    Ik maak mij klaar, net als Europa na de oorlog, voor een lange en pijnlijke revalidering.

    04-01-2014 om 22:22 geschreven door Lotte Goudriaan  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Na de oorlog wij nog (12 januari 1990)

    Uiteindelijk hadden we het einde van de oorlog bereikt. Alles is besproken, Hitler is dood, Europa is klaar om zich langzaam te herstellen. Maar dat wil niet zeggen dat onze lijdensgeschiedenis over is. Veel is nog onbesproken, ook al is de grootste heuvel nu overwonnen. Ik denk dat we dichter en dichter naar elkaar groeien, en ik moet toegeven dat mijn stijfkoppigheid ons deze week uit elkaar heeft gehouden. Daar schaam ik me voor. Ik kan zeggen wat ik wil over familie en waar ik me nou eigenlijk thuis voel, maar Anna is en blijft mijn zus. Ik moet dat accepteren, en haar dus ook.

    Er zijn nog veel dingen waar wij het oneens over zijn. Nu dat alles besproken en gezegd is, is dat niet minder geworden. Maar wij weten nu alles van elkaar, en dat heeft een intieme band geschapen. Dus ook al hebben we over verschillende dingen verschillende meningen, dat is geen reden om on van elkaar te vervreemden.

    Ook al heb ik vrede gevonden door dit besef, in mezelf en met Anna, ben ik toch een beetje bang. Het einde van de oorlog was niet het einde van de angst, van de vijandigheid. Die is er zelfs nu nog. Ik weet bijna zeker dat die dus ook aanwezig zal zijn in onze gesprekken. Ik denk dat dat zal zorgen voor kleine opvlammingen, die nog wel tot ruzies kunnen leiden. Zo zijn wij nou eenmaal. Onze karakters verschillen te erg om gewoon over meningsverschillen heen te stappen alsof het niets is en verder te gaan met de conversatie. Anna is extra-, ik introvert. Ik volg, Anna leidt. Ik zal niet snel mensen omarmen, Anna omarmt ze te snel. Ik spring voorzichtig om met het leven, maar mis daardoor veel, Anna duikt halsoverkop het leven in, maar loopt daarbij de kans haar nek te breken. En doordat we zo van elkaar verschillen botsen we vaak. Die botsingen doen soms pijn en breken ons, maar als we hersteld zijn is onze band sterker dan anders. Dat heeft de afgelopen week wel bewezen.

    Ik ben klaar om Anna te omarmen.

    04-01-2014 om 22:22 geschreven door Lotte Goudriaan  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Persoonlijke conflicten, collectieve schuld (11 januari, 1990)

    ­­­­­­Alhoewel ik hoe langer hoe meer verschillen tussen mij en Anna vind, zie ik ondanks mezelf ook in dat het lijden en de oorlog een bindende factor aan het worden is. Ik heb deze hele week al gedacht dat we dankzij de oorlog nooit een echte verbondenheid zouden voelen, maar misschien zouden we toch, juist door ons gedeelde leed , elkaar in de armen kunnen slaan. Maar we zaten natuurlijk wel in twee verschillende kampen. Terwijl Anna vertelde over haar voortdurende angst voor Martin die in Rusland moest vechten, besefte ik dat we in de jaren 40 in twee verschillende werelden geleefd hebben. Bij mij thuis hield vader nauwkeurig met vlaggetjes de Russische vorderingen in de gaten. Er werd gejuicht bij hun overwinningen, gevreesd bij hun nederlagen. Terwijl Anna bij onze tranen juist in een feeststemming verkeerde.

    Toch begin ik meer en meer respect voor Anna te krijgen. Hoe ze zich ingezet heeft om de Poolse krijgsgevangenen een menswaardig bestaan te geven. Dat doet me denken aan mijn Hollandse moeder. Aan mijn hele Hollandse familie. Hoe we ons hele familieleven bijna opgegeven hadden om joden, die wij zelf nauwelijks kenden, te helpen onderduiken. Ik moet bekennen dat Anna ook kansarmen geholpen heeft, en dat ik haar daarom bewonder.

    Ik wil natuurlijk deze hele toestand ook niet romantiseren. Dankzij haar volk waren er kansarmen. Als zij niet die maniak aan de macht hadden laten komen, dan was ons alle ellende in Europa bespaard gebleven. Alle doden, alle onderduikers, alle bombardementen, alle verscheurde families.

    Maar aan de andere kant, hadden wij gewoon eerder moeten ingrijpen? Misschien, als we aan het begin hadden voorkomen dat Hitler aan de macht kwam… Maar wie mag daarover beslissen?

    Op zo veel manieren hadden we de geschiedenis kunnen veranderen. Anna had zelfs, volgens haarzelf, eigenhandig de loop van zaken kunnen wijzigen. Op een avond, vertelde ze, was er een vergadering van Duitse adel in het huis van mevrouw von Garlitz. Zij heeft alles gehoord. De mannen wilde een aanslag op Hitler plegen, om zo de oorlog te beëindigen. Maar op het laatste moment is alles in het honderd gelopen. Anna wist hierover. Als ze misschien de overheid gewaarschuwd had, was er een ander plan bedacht, een plan dat wel zou slagen. Maar dit zijn natuurlijk speculaties, en misschien ook een beetje grootheidswaanzin van Anna. Zo kunnen we nog een hele tijd doorgaan met alles overdenken wat we zelf hadden kunnen doen om te voorkomen dat er zo veel mensen gestorven zijn. Het zit waarschijnlijk in de aard van de mens om de schuld op zich te nemen, of om je aangesproken te voelen. Als we collectief daar nou eens mee ophielden, misschien zou er dan meer duidelijkheid in de wereld komen.

     

    04-01-2014 om 22:21 geschreven door Lotte Goudriaan  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een herverdeling van de machten (8 en 9 januari, 1990)

    Sorry dat ik gisteren niet heb geblogd. Ik moest eerst even mijn eigen gedachten op een rijtje krijgen voordat ik ze op papier kon zetten. Gisterochtend kwam onze toestand zich op een bijna cynische manier tot uiting, toen Anna aan de ene en ik aan de andere kant van de straat stond, terwijl een militaire kolonne zich aan ons voorbij trok. Misschien kwam het doordat onze situatie nu letterlijk uitgebeeld was, misschien doordat ik er een nachtje over kunnen slapen heb, of misschien kwam het doordat ik gisteren mijn emoties de vrije loop heb kunnen geven, maar toen we elkaar troffen, was ik rustig en arm in arm liepen we het kuuroord binnen, alsof er de dag ervoor niets gebeurd was. Door te zeggen wat ik nou echt dacht van Anna, is er een irriterende onuitgesproken gedachte verdwenen. Nu hij gedeeld was, kon ik weer vrij ademen en zat hij mij niet bij elke andere gedachte in de weg. Ik kon nu vrijuit met Anna praten.

    Zodra we samen in een restaurant zaten, kwam de oorlog weer ter discussie. Maar deze keer was het minder erg  om erover te spreken. Ik vertelde hoe langzamerhand bij mijn familie het besef binnendrong van de naderende oorlog. Hoe het constant een aanwezige angst werd. Ik weet nog heel goed dat Theo de Zwaan, mijn schoonbroer, naar Duitsland vertrok om werk te zoeken, maar dat hij al snel terug was met verhalen over kinderen in bruine uniforms, saluerende armen en de alom aanwezige rode vlag met de zwarte spinnepoten. Toch maakten we onszelf wijs dat Nederland zich afzijdig zou houden in de nakende strijd, dat we geen reden hadden om bang te zijn. Wat waren we naïef. Ik kreeg bijna begrip voor Anna’s verhaal, hoe ze vertelde dat de verdwijningen van de joden geen alarmbellen deden rinkelen. Bijna, maar toch niet helemaal.

    Toen ik uitgepraat was (ik was eerst: een herverdeling van de machten na gisteren?) vertelde Anna over haar ontslag bij mevrouw Stolz en haar nieuwe werkgever: mevrouw von Garlitz. Daar vond ze voor het eerst rust in de uitgestrekte bibliotheek van familie von Garlitz. Ook zij probeerde de oorlog uit haar gedachten te weren, probeerde haarzelf wijs te maken dat het allemaal wel goed zou komen. Wat waren we beiden jong en naïef. We hadden echt geen idee dat de wereld gewoon even zijn adem inhield, voordat de oorlog als een gewelddadige en bloederige hoestbui naar buiten kwam. Maar voordat dit gruwel zich zou voltrekken, was er nog veel te bespreken. En dit onontkoombare gesprek vond vandaag plaats.

    Terwijl aan de Poolse grenzen Duitse troepen vochten, werd er een andere kleinschalige oorlog uitgevochten tussen twee zussen. Ik ben op mijn tweeëntwintigste naar Keulen vertrokken, in de hoop Anna te vinden, en zo ook mezelf terug te zoeken. Maar wat ik in mijn vaderland terugvond, was ontgoocheling. Al vanaf het moment dat ik met Anna op de tram stapte, na een mislukte poging tot een warm weerzien op het perron, wist ik dat ik gewoon rechtsomkeer moest maken, terug naar mijn thuisland. Blijkbaar kwamen mijn thuis- en vaderland niet overeen. Maar iets dreef mij verder het ongemakkelijk zwijgen in. Hoop waarschijnlijk. Er is namelijk niets dat bij het verdwijnen meer pijn doet. Als je geen hoop of verwachtingen hebt, kun je ook niet verrast of ontgoocheld worden. Want toen ik na een eenzame week met tranen in mijn ogen weg reed van het koude huis waar mijn enige zus ijverig heen en weer rende, om zo mijn aanwezigheid te vergeten, deed het pijn. Heel veel pijn. Dat was dan waarschijnlijk mijn verdwenen hoop. Nu wilde ik een verklaring van Anna. Waarom heeft zij mij zo laten lijden?

    Gelukkig wilde Anna deze schuld wel op zich nemen. Ze legde uit dat ik haar zo veel aan onze vader deed denken. Dat een of andere rare hersenkronkel van Anna daarom de schuld van zijn dood aan mij had gegeven, meer dan aan haarzelf. En dat ze voor de rest van haar leven met die schuld heeft moeten kampen. Toch, vertelde ze, kwam er tezelfdertijd een lichtpunt in haar leven, onder de vorm van een Oostenrijkse soldaat, Martin Grosalie. Toen het duidelijk was dat ze zich tot elkaar aangetrokken voelden, begonnen ze elkaar brieven te schrijven, wat ze tot zijn dood zijn blijven doen.

    Maar terwijl zij zich dolgelukkig omwentelde in haar liefde voor hem, een liefde die ze liever niet al te duidelijk wilde laten doorschijnen, is er een zwarte pagina open geslagen in mijn niet onaanzienlijke autobiografie. Ook onder de vorm van een man: David de Vries.

    Terwijl de Europese geschiedenis op een dieptepunt afstevende, nam mijn leven een onbezonnen sprong. David was een begaafde student aan het conservatorium en hielp mij met het instuderen van mijn muziekstukken. En god, wat hielden wij van elkaar. Zo veel zelfs, dat David op een koude winteravond mij om mijn hand vroeg. Ik was compleet uit het lood geslagen, en zei angstig dat ik erover na wilde denken. Een deel van mij schreeuwde dat ik nu ja moest zeggen. Een ander conservatiever en overheersender deel, wilde dat we voor altijd zo bleven, ongetrouwd maar gelukkig. Hij zei dat hij zaterdag terug zou komen, maar dat weigerde ik. Die zaterdagavond is hij in Amsterdam opgepakt en afgevoerd.

    Alhoewel ik inwendig huilde bij het vertellen van dit verhaal, voelde ik toch een zieke voldoening. Uiteindelijk leed ik meer dan Anna. Ik was hier het slachtoffer, zij de agressor. Maar toch ging ze verder met haar volk afschilderen als onschuldig, vooral toen overal in Europa de bombardementen begonnen. Waarom kan Anna niet begrijpen dat ik niet accepteer dat de Duitsers onschuldig waren?

    04-01-2014 om 22:21 geschreven door Lotte Goudriaan  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een brug te ver (7 januari, 1990)

    Terwijl ik dit schrijf, trillen mijn handen nog na. Ik ben zo boos. Niet alleen op Anna, maar ook op mezelf. Hoe kon ik zo naïef zijn geweest, gisteren? Waarom dacht ik ook maar een moment dat Anna en ik een band hadden, naast onze bloedband. Het feit dat we toevallig dezelfde ouders hadden heeft helemaal niets te maken met hoe ik mij moet gedragen tegenover Anna. Ik heb haar mijn hele leven nauwelijks gekend, waarom zou ik dan nu een wildvreemde met foute opvattingen in de armen moeten vallen. Die foute opvattingen zijn vandaag pijnlijk duidelijk geworden.

    Toen we na een, voor onze leeftijd vermoeiende, wandeling neerstreken in een patisserie kwam dat onderwerp weer naar boven: oorlog. De oorlog, met hoofdletter D. Dat die oorlog, toch al wel meer dan een halve eeuw geleden, nu nog steeds voor oorlogen op kleinere schaal kan zorgen… bizar toch? Oorlogen tussen zussen, oorlogen in personen zelf… de schade veroorzaakt door een kleine maar toch enorme man is ongelofelijk.

    In ieder geval, Hitler kwam ter sprake. Ik wilde een verklaring, en misschien ook wel een verantwoording van Anna zelf. Hoe kon haar volk een man verkozen hebben die zo overduidelijk slecht was? Dat was in Nederland toen wel duidelijk. Hij was een kleine man met gestoorde ideeën, hoe kon iemand op hem stemmen? ‘Waarom hebben jullie dan niets gedaan?’ Anna’s verdediging verlamde mijn tong, versteende mijn toch al stijve spieren. Trillend ben ik opgestaan en de zaak uitgelopen.

    Alle ideeën die ik gisteren had over een zusterlijke band zijn als sneeuw voor de zon verdwenen. Die brug die gebouwd had moeten worden uit overeenkomsten die Anna en ik zouden moeten delen, en al die jaren, opvattingen en belevenissen die tussen ons in stonden had moeten overbruggen, was een brug te ver.

    04-01-2014 om 22:20 geschreven door Lotte Goudriaan  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zeven decennia overbruggen (6 januari, 1990)

    Antwoorden noch slaap kwamen deze nacht. En al vroeg in de ochtend was Anna’s aanwezigheid overheersend. Terwijl we samen in Relais de la Poste van een koffietje en een gebakje genoten, begonnen de verhalen weer. Bij mij kwamen er herinneringen uit mijn jeugd naar boven. Mijn Hollandse jeugd, wel te verstaan. Over hoe mijn vader altijd in de weer was met zijn geluidsinstallatie, waardoor ons huis altijd gevuld werd door Beethoven of Schubert. Over hoe ook ik muziek in huis bracht, met mijn gezang. Muziek is altijd al een deel van mijn leven geweest. Ik hield, hou en zal altijd houden van de orde die geschapen wordt in de zwarte noten, maatstrepen en rusttekens. Ik hou er ook van als die orde terug te vinden is in mijn leven. En deze orde waar ik zo hard naar streef, heeft Anna met een paar woorden omver gegooid.

    Toch ontdekten we onze eerste echte overeenkomst tijdens de wandeling van de patisserie naar mijn hotel: we geloofden beiden niet in God. Lachend moest ik terugdenken aan mijn katholieke educatie, waar mijn vader zo tegen was. Ook Anna vond een aanknopingspunt bij dit onderwerp. Uiteindelijk kon ik naar haar verhaal luisteren zonder een afgunstige toon te horen. Terwijl ze vertelde over haar ervaringen met de kinderbescherming, het klooster, de vriendelijke nonnen, de leuke gebeurtenissen, voelde ik dat ik meer en meer een verwantschap met haar voelde. En toen kwam dat gevreesde onderwerp weer, het onderwerp dat ons scheidde. Maar Anna’s inzicht was positief verassend: ze heeft altijd een hekel aan hem gehad, nooit een greintje sympathie voor hem gevoeld. En alsof onze gesprekken opeens helemaal een andere wending genomen had, kwamen er nog meer overeenkomsten boven: allebei hadden we rond onze zestiende een drang gevoeld om terug naar Keulen te gaan. Hoe langer onze lijst van overeenkomsten werd, des te enthousiaster Anna ging praten, alsof ze opbloeide onder deze familiale binding. Ik schuwde familiariteit met haar, maar toch betrapte ik me op een sprankje hoop: misschien konden we toch een brug over 7 decennia slaan, en zo elkaar in de armen slaan, voor altijd verenigd.

    Anna vertelde over haar opleiding in Keulen, over haar eerste werkgever: mevrouw Stolz, een neurotische control freak. Samen lachten we  om de dingen die ze meegemaakt had. Deze vrede en warmte werden tegen het einde van de maaltijd een beetje verpest, toen Anna begon over een schandaal uit haar jeugd, dat haar (weer) benadeelde. Oom Heinrich had in het voogdijverslag geschreven dat Anna zwakzinnig was, en Anna was daarachter gekomen toen er controleurs kwamen met het bevel haar te steriliseren. Waarom voelde ik me steeds zo gepikeerd als zij begon over de moeilijkheden van haar leven?

    Ondanks de donkere wolken die het laatste gespreksonderwerp overschaduwden, voel ik me nu licht en vrolijk. Anna voelt dichter en ondanks mezelf ben ik daar blij mee.

     

    04-01-2014 om 22:20 geschreven door Lotte Goudriaan  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wie zoekt, die vindt niet (5 januari, 1990)

    Over vinden bestaan verschillende uitdrukkingen, velen tegenstrijdig. ‘Wie zoekt die vindt’ is de eerste die ik kan bedenken, maar verder van de waarheid kan een uitdrukking niet komen. Bij aankomst, hier in het kuuroord van Spa, hoopte ik op verlichting van mijn pijn, maar verwachtte ik eerder kwakzalverij. Maar wat ik hier vandaag vond, heeft niets met lichamelijke verlossing te maken. Met mentale aangelegenheden kan het wel wat te maken hebben, maar verlossing? Nee.

    Een deel van mij wenst dat ik haar niet in een opwelling met Duitse woorden had beantwoord. ‘Ja, das Wasser können Sie trinken’. Zes woorden die, voor ik er erg in had, mijn mond hadden verlaten, en die bij haar een vuur hadden ontstoken. Bij haar. Bij Anna Bamberg. Bij mijn zus. Mijn zus die ik maar twee keer had gezien, sinds die noodlottige ervaring, bijna zeventig jaar geleden. Gek dat ze me nog zo veel doet denken aan dat energieke meisje, de extraverte van ons twee. Een seconde lang leek onze ontmoeting perfect. Twee lang verloren zussen die elkaar, hoe onmogelijk het ook lijkt, nog terugvinden. Maar opeens besefte ik dat er een enorme barrière tussen ons instond. Een barrière die bestond uit mislukte herenigingen, uit verschillende opvoedingen, uit militairen, uit geliefden en voornamelijk uit een mislukte zondagsschilder met een vreemd snorretje die in 1933 de macht in Duitsland greep. Maar Anna leek deze ophoping van gebeurtenissen niet te merken en trok mij in een halsbrekende knuffel. ‘Meine Liebe…’

    Met de ontmoeting kwamen de herinneringen. Of eerder, het gebrek aan herinneringen. Mijn jeugd begon toen ik zes was, mijn moeder was een lieve Hollandse vrouw, mijn vader een gepassioneerde Hollandse man en mijn zus een Duitse spookverschijning. Maar voor haar hield haar jeugd op toen ze zes was. Ik was, en ben, voor haar een anker, een keten die voor haar het bewijs is van haar eigen bestaan. Kan dit verschil wel overbrugd worden? Vandaag leek het tegendeel te bewijzen.

    Bij een lekkere avondmaaltijd kwamen onsmakelijke vragen naar boven: Jij bent toch een Duitse? Nee Anna, nee, ik ben een Hollandse, begrijp dat dan! Ik kan onze moeder niet meer herinneren, het beeld van mijn trotse Hollandse moeder verdringt iedere poging. Voor mijn vader geldt hetzelfde.

    Met de ontmoeting kwamen ook de verhalen, en met de verhalen kwamen de verschillen. Anna begon. Anna begon altijd. En terwijl haar jeugd uit de doeken gedaan werd, kwam bij mij de drang naar boven om te vechten. Opboksen tegen haar koude en liefdeloze jeugd op een boerderij in een klein dorpje aan de Lippe, eerst met alleen oom Heinrich (nog een verloren herinnering), dan met tante Martha, de tiran. Ik kon daar niet tegenop met mijn verhalen over een lieve moeder, een muzikale vader, leuke zussen. Zelfs mijn bijna-doodervaring onder het ijs leek geen indruk te maken. Altijd bleef dat verwijt, die afgunst in haar ogen: jij had het zo veel makkelijker en beter dan ik. Maar verwijten kan ik haar ook maken. Als ze begint over hoe de eerste joden verdwijnen, kan ik die ideeën niet meer voor mezelf houden. ‘Maar waarom verzetten jullie je dan niet, waarom deden jullie niet iets aan die overduidelijk corrupte regering, aan die man die duidelijk gestoord was. Haar stereotype antwoord choqueerde mij: ‘Wir haben es nicht gewusst’.

    Anna snakt naar familiariteit, ik heb al familiariteit, maar die vind ik niet bij haar. Mijn kinderen, mijn kleinkinderen, zij zijn mijn familie. Ik ben het stamhoofd, voor mij was er niemand. Tenminste, niemand met wie ik nog iets te maken wil hebben. Dat begrijpt Anna niet, al sinds vanochtend heeft ze mij in haar greep, ik ben een krijgsgevangene, Anna wil mij niet loslaten. Of wil ik niet dat Anna mij loslaat? Zo veel onbeantwoorde vragen. Hopelijk brengt een goede nachtrust de antwoorden die ik zo wanhopig zoek. Maar ja, wie zoekt, die vindt niet.

    04-01-2014 om 22:14 geschreven door Lotte Goudriaan  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)

    Archief per week
  • 30/12-05/01 2014

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs