Pier
Pier rijmt niet voor niets op vertier. Als die chick
op de rollercoaster nog één keer durft te gillen of als die machine in het
lunapark nog één money, money, money uitspuwt, ga ik weg.
Anders is het hier wel goed zitten. Misschien moet ik
wat zonnecrème smeren, rijkelijk zoals geadviseerd, een tepelkneepje melk per
vierkante centimeter vel. Tenzij ik vannacht in de club wil lijken op het
autochtone publiek, de meesten van nature oranjerood als een gekookte langoest
en met sproeten als van een regenboogforel.
Mijn fragiele huidtype mag zich dan wel gemakkelijk
aan de couleur locale conformeren, een dikkere hoornlaag zou me niet alleen
beschermen tegen dit zon-, zee- en strandlicht. Ze zou me ook behoeden voor de
ultraviolette opmerkingen van mijn moeder. Die is nu vast via de duur betaalde
wifi in onze Victoriaanse hotelkamer aan het opzoeken hoe ze moet leven met een
dochter die bij het minste conflict de benen neemt.
Zal je altijd zien, kies je een lege bank, komt er
iemand naast je aan een overpriced softijs zitten zuigen. Jammer dat ik
volgende maand die informatieavond over omgaan met hooggevoeligheid niet kan
bijwonen. Ik wil het nu eindelijk wel eens weten, of dat het is.
De zelftests op internet geven alvast geen
uitsluitsel. Aan mijn cliëntgerichte psycholoog hoef ik het ook niet te vragen.
We zitten op de piste van mijn moeder en daar wijken we niet vanaf.
Zelfs aan de vooravond van een opname voor Tien Om Te
Zien is het op de pier van Blankenberge nog minder druk. Geen mogelijkheid hier
om de living skies en surplacende meeuwen te bestuderen, want om de drie
seconden komt de slagschaduw van een stel Britten voorbij. De glazen van mijn
Serengeti zonnebril blijken gelukkig opgewassen tegen dit knipperende licht.
Als ik een aanval van epilepsie krijg, vertrouw ik alleen mijn moeder.
Die meeuw daar, heeft die ons vannacht wakker
gekrijst? Mijn moeder was er in haar halfslaap van overtuigd dat in de kamer
naast ons iemand klaarkwam. Bij het ontbijt merkte ze op dat ik wel een heel
luid hotel had uitgekozen. Door de boxen van de eetzaal galmden de banjo en
mandoline van The Levellers. Ik zong hoorbaar mee:
There's
only one way of life
and
that's your own your own your own.
Mijn moeder zat met beide handen tegen haar oren. Ik
wierp haar toe dat het haar anglofiele verlangens waren die ons naar deze
lawaaierige badplaats hadden gedreven. Dat was niet redelijk van me. Tenslotte
heb ik op aanraden van mijn psycholoog voorgesteld om er een lang weekend op
uit te trekken. Zij mocht uiteraard onze bestemming van toenadering kiezen.
Eerst een sigaret rollen en dan pas zonnemelk smeren.
Misschien verjaagt de rook de slurpende ijslikker naast me.
Fuck, ik ga weg. Die ghettoblaster is er te veel aan.
Geen wonder dat de IRA ooit geprobeerd heeft om deze wandelweg-over-zee vol
luidruchtige Engelsen op te blazen.
Overal waar je komt, weerklinkt muziek. Zijn het niet
de vredesviolen van The Levellers, dan is het de draaitafel van Fatboy Slim,
dat andere belangrijke exportproduct van dit oord.
De tekst van Praise you ken ik ondertussen uit mijn
punthoofd:
We've come a long long way together, through the hard
times and the good, I have to celebrate you, baby, I have to praise you like I
should.
Dan geen nicotine, geen zonnebad, maar terug naar het
Victoriaanse hotel om stijf te dineren met mijn dierbare moeder.
EVA
|