De kunst van het liefhebben
Toch is het moeilijk, ja, onnatuurlijk om mensen lief te
hebben die ons geen liefde geven. Je kunt natuurlijk beginnen over de rol van
de genade. Maar genade is niet hetzelfde als de pijlen van Cupido. Keuze en
discipline spelen hier ook een rol. Het gaat hier, zoals Erich Fromm zei, om de
kunst van het liefhebben.
Therese van Lisieux (1873-1897), die het grootste deel van
haar leven in een karmelietenklooster in Normandie doorbracht, was een bedreven
beoefenaarster van deze kunst. Al vroeg in haar leven wist Therese dat ze een
heilige wilde worden en als kind had ze daarvoor al een methode ontwikkeld. Ze
noemde het de weg van spirituele kinderlijkheid of de Kleine Weg. Haar
methode was gebaseerd op een houding van totale overgave aan God. Ze zette
zichzelf ertoe aan om met liefde te reageren op elke taak, ontmoeting of
onbeduidende belediging uit haar dagelijks leven. Ze geloofde dat ze door het
beoefenen van deze methode de dagelijkse gang van zaken omvormde tot brandstof
voor de liefde. Elke situatie werd op die manier een arena voor heiligheid.
Door het minieme effect van elke handeling en intentie kon ze de wereld helpen
veranderen.
Ondanks haar sentimentele taalgebruik ze hield ervan om
zichzelf aan te duiden als kleine bloem in Gods tuin en een speeltje voor
het kind Jezus bezat Therese een ijzeren wil en had ze een absolute drang om
haar doel te bereiken. Het was geen bescheiden doel. In haar autobiografie, die
na haar dood werd gepubliceerd als Het
verhaal van een ziel, bekende ze dat ze zich geroepen had gevoeld door vele
roepingen: de roeping om strijd te voeren, priester te worden, de kerk te
genezen en te sterven als martelaar. Maar uiteindelijk meende ze toch dat haar
ware roeping het beminnen zelf was, een deugd die zonder uitzondering iedere
andere roeping omvat. Mijn roeping is liefde! schreef ze. In het hart van de
Kerk, die mijn moeder is, zal ik liefde zijn. Deze overtuiging bracht haar
vreugde, hoewel ze er ook een prijs voor betaalde. In het geval van Therese
waren dat de speldenprikken van het gemeenschapsleven: de zuster die op een
irritante manier aan haar rozenkrans draaide of de zuster die onbewust vuil
water op haar spatte terwijl ze de was deed. Ieder van hen was een gelegenheid
om de neiging te weerstaan om te oordelen en wrok te koesteren, om haar
vermogen tot geduld en vergeving te vergroten. Natuurlijk heeft men in het
klooster geen vijanden, maar tot de ene zuster voelt men zich wel
aangetrokken, terwijl men de ander probeert te ontwijken. Jezus vertelt ons dat
ik van haar moet houden als een zuster en dat ik voor haar moet bidden ook al
geeft haar houding me de indruk dat ze niet van mij houdt. Met een verwijzing
naar een zin uit de Bergrede schrijft ze: Is het een verdienste als je goed
bent tegenover mensen die goed zijn voor jou? Ook zondaars doen dat.
Uiteindelijk bestond het lijden van Therese uit meer dan
alleen de speldenprikken van het gemeenschappelijk leven. Na een kwaadaardige
vorm van tuberculose te hebben opgelopen bracht ze haar laatste maanden door in
een hevige doodstrijd, die zowel haar lichaam als haar ziel belaagde. Ze zei
dat ze naar het einde toe elke vorm van verleiding had gekend, zelfs het spook
van de wanhoop. Maar ze hield vast aan haar methode en zag standvastigheid als
een uitdaging voor de geloofsgetuige en een garantie voor haar uiteindelijke
overwinning.
Op een dag toen een van de zusters haar iets voorlas over
het eeuwige geluk, zei ze plotseling: Het is niet dat wat me aantrekt. Het is
de liefde! Om lief te hebben en bemind te worden en om naar de aarde terug te
keren, om te beminnen en bemind te worden! In haar laatste weken kwam ze
steeds weer op dit thema terug. Ik heb het gevoel dat mijn missie nu gaat
beginnen, zei ze, mijn missie om ervoor te zorgen dat zielen de goede God liefhebben
zoals ik Hem liefheb, om mijn kleine weg aan de zielen te onderrichten. Als
mijn wensen in vervulling gaan, zal ik mijn hemel op aarde doorbrengen tot aan
het einde der tijden. Ja, ik zal mijn hemel doorbrengen met het doen van het
goede op aarde.
Therese was slechts 24 jaar toen ze stierf. Niettemin vond
haar boodschap spoedig gehoor in de hele wereld. Na haar heiligverklaring werd
ze een van de meest populaire heiligen van de moderne tijd. Ten dele
weerspiegelt dat de universaliteit van haar Kleine Weg. Een klein aantal
mensen wordt geroepen om grote dingen te doen, om te getuigen voor koningen of
om het kruis van het martelaarschap te dragen. Maar Therese liet zien dat er
een rechte lijn loopt van de manier waarop we met alledaagse situaties omgaan
naar de grote uitdagingen waarin de heiligen en martelaren hun getuigenis
gaven. Volgens Therese is elk moment dat in een geest van liefde wordt aanvaard
en geleefd een gelegenheid tot heldendom en een stap op weg naar geluk en
heiligheid.
Kiezen om lief te hebben
Hoewel ze toevallig werd geboren in 1897, het jaar van
Thereses overlijden, had Dorothy Day weinig gemeen met de Kleine Bloem. Ze
had aanvankelijk een nogal negatieve indruk van de heilige. Ze kreeg kort na
haar bekering in 1928 van haar biechtvader een exemplaar van Thereses
autobiografie. Ze vond het kleurloos, monotoon, te onbenullig om mijn aandacht
vast te houden. Zoals ze later schreef: Welke heilige zit het nu als een
goede en heldhaftige daad om te eten wat haar wordt voorgezet, medicijnen te
nemen, kou en hitte te doorstaan, het gezelschap van middelmatige zielen te
verdragen en het strikte regime van het karmelitische nonnenklooster te volgen
waar ze op haar vijftiende was ingetreden? Een hervormer zoals Teresa van
Avila of een kampioen van de gerechtigheid zoals Jean dArc, dat waren het
soort heiligen dat haar aantrok. Het verhaal van Therese vond ze vrome
prietpraat. Toch zou Day Therese uiteindelijk gaan waarderen als haar favoriete
heilige en zelfs een boek over haar leven en de spiritualiteit van de Kleine
Weg schrijven. Day was een van de weinigen die de sociale implicaties van
Thereses onderricht zag: Het belang van kleine dingen die we ongedaan laten!
De protesten die we niet laten horen, de standpunten die we niet innemen, wij
die in de wereld leven. Maar ze werd ook getroffen door Thereses overtuiging
dat we allemaal heiligen kunnen worden genoemd en dat alle heiligheid wortelt
in de praktijk van de liefde.
Voor Day was de praktische wijsheid van Thereses wetenschap
der liefde ruimschoots bevestigd door haar eigen ervaring van het
gemeenschapsleven onder de versmaden en gekwetsten. De Catholic Worker kent
nog steeds geen regels of toetsingsprocedures voor nieuwe leden; iedereen is
welkom. Het gevolg is een verzameling van personages die afkomstig lijkt te
zijn uit de romans van Dostojevski: een leger pelgrims, wetenschappers en heilige
gekken, jong en oud, arbeiders, mislukkelingen, krankzinnigen, ongewassen en
ongewenste mensen. Alleen liefde kan zon huishouden bijeenhouden.
Toch was Day niet blind voor de spanningen en problemen die
daarbij kwamen kijken. In een van haar dagboeken merkt ze na het beschrijven
van allerlei soorten irritante mensen veeleisend, ondankbaar en egoistisch
op dat de last zo nu en dan te zwaar wordt, er zijn er te veel; mijn liefde is
te klein; ik heb hen niets te geven; en toch moet ik doen alsof. Vreemd genoeg
wordt dat wat ik voorwend echt waar. Als je bereid bent om iemand lief te
hebben, ga je hem al snel ook echt liefhebben. Je wilt die nukkige oude man
liefhebben en op een dag houd je van hem. Het hangt er van af hoe goed je je
best daarvoor doet. Het is een veelzeggende uitspraak, een leerzaam antwoord
op het gebruikelijke uitvlucht: Ja, Dorothy Day kon dat soort dingen; ze was
een heilige. Dat Dorothy Day van zoveel onaangename mensen hield, kwam
eenvoudig omdat ze daar haar best voor deed.
De functionele anarchie van de Catholic Worker-huizen
staat ver af van de geregelde orde in een klooster. Niettemin vind je ook hier
de uitdagingen die Dorothy Day leerde waarderen. Elke leefgemeenschap kan
dienen als een school der barmhartigheid. Het leven in een communiteit leidt
niet vanzelf tot samenwerking en begrip, integendeel. Dat is nu juist het
waardevolle van Thereses inzichten: het is gemakkelijker om mensen in het
algemeen lief te hebben dan de persoon te verdragen die met je aan tafel zit,
gekke geluiden maakt als ze eet of op een irritante manier met haar mes over
het bord snijdt. Maar het zijn deze beproevingen die ons vermogen om lief te
hebben verfijnen. Want we leren pas vergeven als er iets is om te vergeven; we
leren pas geduld te hebben als er geduld wordt gevraagd.
Thomas Merton noemde de kloostergemeenschap een school
waar je leert om gelukkig te zijn. Niet omdat een klooster (zoals op een
uithangbord in Disneyland staat vermeld) The
Happiest Place on Earth is. Volgens Merton leren we in een
kloostergemeenschap dat ons geluk bestaat uit het delen in het geluk van God.
We zouden anders wel eens kunnen denken dat geluk bestaat uit het kwijtraken
van de idioten die ons omringen.
Wat geldt voor de kloostergemeenschap geldt ook voor de
familie en misschien zelfs nog sterker, aangezien we onze familie niet kunnen
uitkiezen. Soms is de familie de plaats van de natuurlijke liefde en troost, de
enige plek waar we gewaardeerd worden en onvoorwaardelijke liefde vinden. Op
andere momenten kan het een verstikkende gevangenis zijn, zo niet een
slangennest. Om het met Tolstojs beroemde woorden te zeggen: Gelukkige
families zijn allemaal hetzelfde. Maar zelfs in de gelukkigste families
kunnen de ruzies aan tafel en de sluimerende rivaliteit je af en toe doen
verlangen naar Simeon de Pilaarheilige en zijn rustige leventje hoog boven de
grond.
Toch is dat ook een school van barmhartigheid. In een
gezin, te midden van hen die wij het beste kennen en die ons het beste kennen,
worden we niet alleen geaccepteerd, maar ook uitgedaagd om het beste uit
onszelf te halen, om vergevender en geduldiger te zijn. Hoe het ook met ons
gezinsleven is gesteld, we hoeven dergelijke uitdagingen niet op te zoeken. Ze
zoeken ons op, elke dag, elk uur.
Dorothy Day treurde vaak over de gebreken en de tweedracht
in haar gezin, de Catholic Worker. De enige troost die ze ontving was een
enkel gebaar van vriendelijkheid of kameraadschap, dat voor haar een voorbode
van de hemel was. De titel van haar autobiografie, The Long Loneliness, verwijst naar de eenzaamheid die elke roeping
met zich meebrengt. Maar ze eindigt haar boek met de volgende woorden: We
kunnen God niet liefhebben als we elkaar niet liefhebben. We kennen Hem uit het
breken van het brood en we kennen elkaar in het breken van het brood, en we
zijn niet langer alleen. (
) We hebben allemaal lange perioden van eenzaamheid
gekend en we hebben geleerd dat de enige oplossing de liefde is en de liefde
impliceert gemeenschap.
Nieuwe ogen
Liefde staat ons toe om met nieuwe ogen te kijken, om onder
de uiterlijke schijn te zoeken naar een diepere waarheid en waarde. Sommige
dingen zien er sjofel en afgedragen uit en hebben geen duidelijke waarde of
kwaliteit. Toch kunnen deze dingen voor ons een onschatbare waarde hebben
vanwege de associatie met een persoon van wie we houden of een bepaalde tijd
waarin we heel gelukkig waren: het schoentje of de onhandige tekening van je
kind; de trui van je vader; het theekopje van je moeder. Alle dingen hebben een
geheim leven. Liefde verzamelt die objecten en maakt ze tot een kanaal van de
genade. Voor de heiligen draagt de hele natuurlijke orde, die door God wordt
bemind en daarom kostbaar is, dit vermogen in zich. Als we in die liefde delen,
ontsluiten alle dingen hun transcendente betekenis; elk ding roept ons naar ons
ware thuis.
Iedereen weet dat we worden omringd door krachten die
onzichtbaar zijn voor onze hulpeloze ogen: de ultraviolette stralen van de zon,
elektromagnetische golven, radiosignalen of televisiebeelden, de gesprekken
tussen twee mobiele telefoons. Als deze golven en krachten door kleuren
zichtbaar konden worden gemaakt, zouden we in een zee van licht en kleur en
geluid zwemmen, de dimensies van een werkelijkheid die geen deel uitmaakt van
onze normale waarneming en bewustzijn.
De heiligen waren afgestemd op een vergelijkbare
onzichtbare werkelijkheid. Ze waren zich bewust van het feit dat alle mensen in
een web van liefde met elkaar verbonden zijn en dat het universum is geworteld
en wordt onderhouden in een werkelijkheid die, als we ogen hadden om het te
zien, ons zou verbazen en ons uit onze droom van gescheidenheid zou wekken.
Ontwaakt door deze stralen van liefde vond een jonge
katholieke priester genaamd Engelmar Unzeitig de betekenis van zijn roeping in
een concentratiekamp van de nazis in Beieren. Tussen de tweehonderdduizend
gevangenen in Dachau was Unzeitig een van de meer dan vijfentwintighonderd
christelijke geestelijken. Deze gevangenen werden bijzonder geminacht door de
gevangenbewaarders. Dachau werd wel het grootste klooster ter wereld genoemd.
Voor pater Engelmar, die spoedig na zijn priesterwijding in
Oostenrijk was gearresteerd omdat hij in zijn preken opkwam voor de joden, was
Dachau feitelijk zijn eerste taak als priester. Hij probeerde het te zien als
een school der heiligheid. In een brief die naar zijn zus werd gesmokkeld,
schreef hij: Wat soms ongeluk lijkt, is vaak het grootste geluk. Een mens
leert alleen door ervaring in de school van het leven. We zouden, denk ik, voor
anderen het gebrek aan vrede in de wereld moeten doormaken en hen moeten helpen
om ware vrede te vinden. Dan zijn we ook niet verrast als God dingen van ons
afneemt die dierbaar en kostbaar voor ons zijn.
In december 1944 werd het kamp getroffen door een
vreselijke uitbraak van buiktyfus. Meer dan tweeduizend gevangenen stierven in
de eerste maand. Om de epidemie tegen te houden werden geinfecteerde gevangenen
ondergebracht in smerige barakken waar men ze alleen en onverzorgd liet
sterven. Dit was het heilige der heiligen van de hel van Dachau. Toen er om
vrijwillige verzorgers werd gevraagd stapten er twintig priesters naar voren.
Pater Engelmar was een van hen. Gezien de uiterst besmettelijke aard van de
ziekte wist iedereen wat dat betekende: er was weinig hoop dat een van de
vrijwilligers het zou overleven. Maar in deze leegte brachten de priesters
liefde en geloof. Ze deden wat we konden om in deze plaats wat troost en
waardigheid te brengen. Het zorgen voor en schoonhouden van de zieken bezorgde
hen eindeloos werk. Ook namen ze de biecht af, gaven de laatste sacramenten en
reciteerden gebeden voor de doden. Omdat de SS de barakken niet wilde
binnengaan, bezorgden ze in het kamp een zone van humaniteit.
Binnen enkele weken kreeg pater Engelmar hevige koorts. Hij
stierf op 2 maart 1945, de dag na zijn 32 verjaardag en enkele weken voor de
bevrijding van het kamp door de Amerikaanse troepen. In een brief die hij
enkele dagen voor zijn dood had geschreven zei hij: Het Goede is onsterfelijk
en de overwinning blijft bij God, zelfs al lijkt het soms nutteloos om zijn
liefde te verspreiden in de wereld. Niettemin ziet men steeds weer dat het menselijke hart is afgestemd op de liefde en
haar kracht op de lange termijn niet kan weerstaan, als die echt gebaseerd is
op God en niet op de schepselen. We zullen daarmee doorgaan en alles geven
zodat liefde en vrede spoedig weer mogen heersen.
Uit : Het geluk is met de heiligen - Robert Ellsberg
|