De doctrine van de rechtvaardige oorlog
Het katholicisme heeft een theorie met betrekking tot de
rechtvaardige oorlog. Deze stelt dat als de situatie erom vraagt, de staat het
recht heeft oorlog te voeren, net zoals de staat het recht heeft de doodstraf op
te leggen. Maar net als bij de doodstraf, is het recht om oorlog te voeren geen
absoluut recht.
St Thomas van Aquino (1226-1274) heeft een theorie van St
Augustinus (345-430) uitgewerkt tot de theorie van de rechtvaardige oorlog. De
theorie is gebaseerd op het natuurlijk moreel recht en bestaat uit een morele
afweging voordat je ten oorlog trekt (waarom voer je oorlog) en een morele
afweging tijdens de oorlog (hoe voer je oorlog). Omdat oorlog een ernstige zaak
is, moet alles wat tot de oorlog leidt en elke handeling tijdens de oorlog
voldoen aan een lijst met criteria. Voldoen ze daar niet aan, dan is er sprake
van een onrechtvaardige oorlog. De Kerk staat dus op het standpunt dat oorlog
in theorie rechtvaardig kan zijn en dat het mogelijk is een rechtvaardige
oorlog te voeren. En de Kerk gelooft dat bepaalde historische oorlogen moreel
juist waren, maar dat veel oorlogen hadden kunnen en moeten worden voorkomen.
We vinden het eigenlijk nauwkeuriger om in plaats van de
theorie van de rechtvaardige oorlog te spreken over de doctrine van de
rechtvaardige oorlog, omdat theorieen ideeen zijn die nog bewezen moeten
worden. De doctrine gebruikt het natuurlijk moreel recht als lakmoesproef,
waardoor de premissen en conclusies ervan juist en moreel bindend zijn. De
doctrine van de rechtvaardige oorlog kan in twee componenten worden verdeeld:
het ius ad bellum (Latijn voor recht tot oorlog, oftewel de morele redenen om
oorlog te voeren) en het ius in bello (Latijn voor recht in de oorlog, oftewel
het morele handelen tijdens de oorlog). Deze twee componenten kun je als volgt
uitwerken:
·
Voor de oorlog:
-
Rechtvaardige grond (ius ad bellum)
-
Bevoegd gezag (ius ad bellum)
-
Relatieve rechtmatigheid (ius ad bellum)
-
Juiste intentie (ius ad bellum)
-
Laatste uitweg (ius ad bellum)
-
Kans op succes (ius ad bellum)
-
Proportionaliteit (ius ad bellum)
·
Tijdens de oorlog:
-
Proportionaliteit (ius in bello)
-
Niet-strijders ontzien (ius in bello)

Rechtvaardige
grond (voor de oorlog)
Een oorlog is alleen moreel toelaatbaar als de redenen voor
de oorlog moreel juist zijn. Een voorbeeld van een rechtvaardige grond om
oorlog te voeren, is als je wilt terugvechten tegen binnendringende
vijandelijke troepen die je als onrechtmatige aanvallers beschouwt. De inval
van nazi-Duitsland in Nederland en Belgie was voldoende reden om oorlog te
voeren, omdat de vijand de Lage Landen wilde bezetten.
Een andere morele en rechtvaardige grond voor oorlog is als
je hulp wilt bieden aan een bondgenoot die door een onrechtmatige aanvaller is
overvallen, zoals Groot-Brittannie in de Tweede Wereldoorlog heeft gedaan toen
nazi-Duitsland Polen binnen viel. Een binnenvallende agressor proberen te
verjagen, is voldoende reden om oorlog te voeren. Maar gebiedsuitbreiding en
het verwerven van financiele of politieke superioriteit zijn geen goede
redenen.
Onder rechtvaardige gronden om oorlog te voeren, verstaan
we moreel acceptabele redenen om deze laatste uitweg te benutten als je een
conflict wil beeindigen. Dat betekent dat je eerst andere maatregelen tot het
uiterste moet hebben uitgeprobeerd. De belangrijkste mogelijkheid om tot een
vreedzame oplossing te komen, is via de diplomatie. Politieke en economische
druk om oorlog te voorkomen, hebben de voorkeur, zolang de overeenkomsten die
tussen naties worden gesloten maar niet ten koste gaan van de mensenrechten.
Als er burgers worden gearresteerd, bezittingen in beslag
genomen, land bezet of bondgenoten aangevallen, gelooft de Kerk dat een oorlog
gerechtvaardigd is. Ook de verdediging of bescherming van levens en territorium
beschouwt de Kerk als een rechtvaardige grond. Maar agressie, wraakzucht of
economisch, politiek of territoriaal gewin is in de ogen van de Kerk een
immorele of onrechtvaardige grond.
Bevoegd
gezag (voor de oorlog)
Moreel gesproken mogen alleen legitieme, authentieke en
bevoegde leiders een oorlog verklaren en de natie in een oorlog betrekken.
Prive-burgers, bedrijven, belangengroepen, genootschappen, politieke partijen
enzovoort hebben niet het morele gezag een oorlog te beginnen. Alleen
presidenten, ministers-presidenten, volksvertegenwoordigingen, koningen en
koninginnen kortom mensen en instanties met uitvoerende macht hebben het
vermogen de hele natie in een oorlog te betrekken. De pers en de media kunnen
de oorlog misschien verslaan, maar ze kunnen er geen beginnen. Ze mogen ook
geen vredesbesprekingen voeren en ze hebben evenmin het gezag vredesverdragen
te sluiten. Individuele soldaten, mariniers, admiralen of generaals hebben ook
niet de bevoegdheid een oorlog te beginnen.
Relatieve
rechtmatigheid (voor de oorlog)
Wegen de waarden die op het spel staan op tegen het verlies
aan levens, het aantal gewonden, het risico van onschuldige slachtoffers en
schade aan bezittingen?
Juiste
intentie (voor de oorlog)
Moreel aanvaardbare redenen om ten oorlog te trekken,
vormen een rechtvaardige grond. Je kunt denken aan het tegenhouden van een
onrechtmatige aanvaller of het herstellen van vrede. Wraak, vergelding of
totale vernietiging van de vijand (zonder enige mogelijkheid tot overgave)
vormen geen juiste intentie.
Laatste
uitweg (voor de oorlog)
Moreel gesproken moeten alle mogelijke alternatieven zijn
uitgeput voordat je tot oorlog kunt overgaan. Tot deze alternatieven behoren
onder meer (maar niet uitsluitend) diplomatieke dialoog en discussie,
isolement, blokkade, sancties, economische boycot, onderhandeling, bemiddeling,
arbitrage, politieke en publieke druk en voldoende waarschuwing. Oorlogsvoering
moet niet de eerste, maar de allerlaatste stap zijn. Je moet alle vreedzame
oplossingen hebben uitgeprobeerd. Maar als een onrechtmatige aanvaller je land
is binnen gevallen, mag je hem niet de tijd geven zich te hergroeperen om
opnieuw toe te slaan.
Kans
op succes (voor de oorlog)
Een oorlog is pas rechtvaardig als de hoop op overwinning
redelijk is. Alleen maar vechten om een punt te maken of je eer te verdedigen
terwijl de vijandelijke troepen vele malen superieur zijn wat betreft
aantallen, wapens en middelen, is dwaas. Troepen opofferen en burgers onnodig
in gevaar brengen, is onverantwoordelijk. De strategie van verzekerde
wederzijdse vernietiging, zoals de voormalige Sovjet-Unie en Verenigde Staten
tijdens de Koude Oorlog hebben gevoerd, bood geen enkele kans op succes. Het
beleid was namelijk gericht op de totale vernietiging van de vijand, en dat
alleen maar omdat men wist dat de tegenstander tot hetzelfde in staat was. Een
eventuele oorlog zou hierdoor geen winnaars en geen overlevenden kennen.
Proportionaliteit
(voor de oorlog)
Het kwaad en het leed die voortkomen uit de oorlog, moeten
proportioneel minder of kleiner zijn dan het kwaad en het leed die zich zou
hebben voorgedaan als er geen conflict was geweest. Als oorlog voeren alleen
maar tot meer ellende leidt dan als je geen oorlog voert, kun je beter wachten,
het hoofd buigen of je toevlucht nemen tot andere middelen. Bij de beoordeling
van de proportionaliteit van een oorlog moet je ook rekening houden met de
nasleep en de kosten van de oorlog in levens, niet-dodelijke slachtoffers,
materiele vernielingen en economische consequenties.
Proportionaliteit
(tijdens de oorlog)
In een rechtvaardige oorlog maak je bij het vechten gebruik
van morele strijdmiddelen. Biologische wapens gelden als immoreel, omdat ze
onevenredig veel mensen letsel toebrengen en in veel ergere mate dan nodig is
voor de overwinning. Bovendien zijn bacteriologische en biologische
massavernietigingswapens intrinsiek slecht, omdat je de kans dat je geen
onschuldige niet-strijders treft nauwelijks in de hand hebt. Tactische
kernwapens zijn alleen toelaatbaar als uiterste middel, als er geen andere
manieren zijn om de aanvaller af te weren en als je in staat bent zeer
nauwkeurig alleen geoorloofde doelen te treffen. Conventionele wapens, troepen
en tactieken moeten eerst geprobeerd worden.
Niet-strijders
ontzien (tijdens de oorlog)
Het laatste criterium voor een rechtvaardige oorlog is dat
de secundaire schade tot een absoluut minimum moet worden beperkt. Bij een
aanval mag je alleen militaire en strategische doelen proberen te treffen. Je
mag je wapens niet richten op burgerlijke bevolkingscentra en plaatsen waar
niet-strijders wonen. Terreurbombardementen op burgers zijn bijvoorbeeld
immoreel.
Het oude onderscheid tussen militair en burger is niet
langer van toepassing, omdat niet alle strijders uniformen dragen. In de
hedendaagse guerrillaoorlogsvoering is het heel gewoon dat zowel militaire als
civiele troepen aan de strijd deelnemen. Daarom maakt men tegenwoordig
onderscheid tussen strijders of combattanten (zij die vuur- en andere wapens
dragen en gebruiken) en niet-strijders of non-combattanten (zij die dat niet
doen).
Uit : Katholicisme voor dummies
|