4
Ontmoeting van Maria met Jezus op weg naar de Calvarieberg
Jezus ontmoet zijn Moeder : tweede val
Joannes
bracht Maria zo dicht mogelijk bij de optocht zodat ze Jezus nog kon zien. Haar
vriendinnen volgden haar. Ze was onherkenbaar : bleek, roodgeschreide en
ontstoken ogen, sidderend en bevend.
Maria (tot
Joannes) : Wat zou Ik best doen ? Moet Ik getuige zijn van dat schouwspel of
zou Ik beter weggaan ? Zal Ik de schok overleven ?
Joannes
: Indien U nu niet hier blijft, zult U er later misschien veel spijt over
hebben.
Bij
het zien van de vele mannen die fier de talrijke marteltuigen droegen, begon
Maria te beven, te jammeren en zich in de handen te wringen. Eén van de hen
vroeg zelfs aan een ander wie die vrouw was, die daar zon spektakel maakte.
Toen de dragers hoorden dat het Jezus Moeder was, beschimpten ze Haar. Eén
ervan deed er zelfs nog een schep bovenop en zwaaide met de kruisnagels in zijn
hand voor haar ogen. Daarna zag ze Jezus, haar Zoon. Onze Verlosser. Hij was
bleek, bebloed, misvormd. Hij wierp met Zijn door straaltjes bloed bevuilde
ogen, onder de brede doornenkroon, een blik vol medelijden en smarten op Zijn
Moeder. Daarna viel Hij onder zijn kruis op handen en knieën. Maria stormde van
liefde en smart gedreven op Hem af en viel op haar knieën en omarmde Hem. Er
ontstond een opstopping.
Gerechtsdienaren
: Vrouw, wat wilt u hier doen ? Had Hem beter opgevoed, dan was Hij nu niet in
onze handen !
Joannes
en de heilige vrouwen leidden haar weg. Daarna zonk Maria op haar knieën, als
verdoofd door smart. De beulen hadden het kruis weer op zijn schouder gelegd.
5
Maria staat onder Jezus' Kruis
In
de voormiddag, als Pilatus het doodvonnis had uitgesproken, was er af en toe
nog een hagelbui geweest. Maar om halféén (volgens zonneuur) was er een
zonsverduistering. De hemel werd donker en de sterren straalden een rode gloed
uit. De omstaanders stopten met beledigingen te uiten en ze werden bang. Velen
sloegen op hun borst en riepen : Zijn bloed komt over zijn moordenaars ! Velen,
zowel ver als nabij, wierpen zich nu op de knieën en baden rouwend om
vergiffenis. Jezus richtte in zijn smarten nog een blik op hen. Jezus Moeder
en zijn naaste vrienden waren de enigen die dichtbij en rond zijn kruis
stonden.
Goedaardige
moordenaar (berouwvol en vol vertrouwen) : Heer, laat mij in
een plaats komen, waar U me verlost. Wees mij indachtig, wanneer U in Uw Rijk
komt.
Jezus
: Voorwaar, Ik zeg u : u zult nu nog met Mij in het paradijs zijn.
Jezus
zag Zijn Moeder met diep medelijden aan en keek ook Joannes aan.
Jezus
(tot Zijn Moeder) : Vrouw, ziedaar uw zoon ! Hij zal nog meer uw zoon zijn, dan
wanneer U hem had gebaard ! Hij (Joannes) heeft altijd een eenvoudig,
onwankelbaar geloof gehad en heeft zich slechts eenmaal geërgerd, namelijk toen
zijn moeder hem boven de andere apostelen verheven wilde zien.
Jezus
(tot Joannes) : Zie, dat is uw Moeder.
Joannes
omhelsde onder het kruis Jezus Moeder, die nu ook zijn Moeder was geworden.
Door verdriet getroffen werd Maria verder bij haar vriendinnen gebracht.
Vrouw is de waardigheid van Maria, die de kop van de slang moet
verpletteren. Hier geeft Jezus Maria tot Moeder aan allen uit de hele mensheid
die in Hem geloven en zo kinderen van God worden. Uit God geboren en niet enkel
uit een vader en moeder. Maria heeft deze opdracht aanvaard bij de boodschap
van de engel Gabriël : Zie de dienstmaagd van de Heer, mij geschiede naar Uw
woord. Zij neemt hier alle kinderen van God aan als haar eigen kinderen. Zij
zijn broers en zussen van Jezus.
Verlatenheid van Jezus
Half
twee : duisternis. Angst. Instortingen. Vluchtende mensen. Stilte rond het
kruis. In zijn diepste verlatenheid, wanhoop en eenzaamheid bidt Jezus tot Zijn
hemelse Vader. Omstreeks drie uur weerklinkt zijn kreet.
Jezus
(luid) : Eli, Eli, lama sabaktani ? (= Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten
?)
Omstaander 1
: Hij roept om Elias !
Omstaander 2
: We gaan eens zien of Elias komt om Hem naar beneden te helpen !
Er
ontstonden twee groepen. De ene groep weeklaagde en morde misnoegd om de
misdaad, de andere groep schimpte en raasde verder. In de stad vreesden
de schriftgeleerden voor onlusten. Daarom werd aan de hoofdman gevraagd om de
orde te herstellen. Hij liet de spotters zwijgen en herstelde de rust.
Na drie uur werd de hemel terug helder.
Jezus dood
Jezus
: Ik word uitgeperst als de druif, die hier voor de eerste maal gestampt werd. Al
mijn bloed moet Ik geven tot het water komt en de schillen wit worden. Hier zal
er evenwel geen wijn meer geperst worden.
Jezus
: Ik heb dorst. Had jij Mij geen teug water kunnen bezorgen ?
Joannes
(met spijt) : Heer, wij hebben het vergeten !
Jezus :
Ook mijn vrienden moesten vergeten om Mij een teug water aan te bieden, zodat
de Schrift werd vervuld.
De
hoofdman Abenadar die vol medelijden was, nam een spons, drenkte die in azijn,
duwde een hysoprietje erin en stak die op zijn lans. Jezus kon op die manier
door het rietje de azijn opzuigen.
Jezus :
Als Ik geen stem meer zal hebben, zal de mond van de doden spreken.
Omstreeks
drie uur geraakte Jezus in doodstrijd en het zweet brak uit over al zijn ledematen.
Zijn Moeder die ondersteund werd door Maria van Kleofas en Salome, stond tussen
Jezus kruis en dat van de moordenaar met de goede inborst. Ze keek op naar
haar stervende Zoon.
Jezus : Het is volbracht !
Dan richtte Hij zijn hoofd op.
Jezus (met luide stem) : Vader, in Uw handen beveel Ik
Mijn geest !
Hij
liet het hoofd zinken en gaf de geest.
Stabat Mater : Stabat mater dolorosa (Latijn,
Nederlands: De moeder stond bedroefd ) zijn de beginwoorden van een
gedicht op de Moeder Gods in haar smart om de gekruisigde Christus. De auteur was waarschijnlijk een Franciscaner monnik uit Frankrijk of Italië.
Naast
het kruis, met schreiende ogen
Stond de moeder, diep
bewogen
Toen de Zoon te sterven
hing,
En haar door het zuchtend
harte,
Overstelpt van wee en
smarten,
't Zevenvoudig slagzwaard
ging.
O hoe droef, hoe vol van
rouwe,
Was die zegenrijkste vrouwe,
Moeder van Gods ene Zoon!
Ach, hoe streed zij! ach,
hoe kreet zij,
En wat folteringen leed zij,
Bij 't aanschouwen van die
hoon!
Wie, die hier niet schreien
zoude,
Als hij 't grievend leed
aanschouwde,
Dat Maria's ziel verscheurt?
Wie kan, zonder mee te
wenen,
Christus' moeder horen
stenen,
Nu zij met haar zoon hier
treurt?
Voor de zonden van de zijnen
Zag zij Jezus zo in pijnen,
En de wrede geselstraf,
Zag haar lieve Zoon zo
lijden,
Heel alleen de doodskamp
strijden,
Totdat Hij zijn geest
hergaf.
Geef, o Moeder! bron van
liefde,
Dat ik voel, wat U zo
griefde,
Dat ik met U medeklaag.
Dat mij 't hart ontgloeit
van binnen,
In mijn Heer en God te
minnen,
Dat ik Hem alleen behaag.
Heil'ge Moeder, wil mij
horen,
Met de wonden mij doorboren,
Die Hij aan het kruishout
leed.
Ach, dat ik de pijn
gevoelde,
Die uw lieve Zoon
doorwoelde,
Toen Hij stervend voor mij
streed.
Mocht ik klagen al mijn dag,
En zijn plagen waarlijk
dragen,
Tot mijn jongste
stervenssmart.
Met U onder 't kruis te
wenen,
Met uw rouw mij te verenen,
Dat verlangt mijn zuchtend
hart.
Maagd der maagden! nooit
volprezen,
Wil voor mij niet bitter
wezen,
Laat mij treuren aan uw zij,
Laat mij al de wrede plagen,
En de dood van Christus
dragen,
Laat mij sterven zoals Hij.
Laat zijn wonden mij
doorwonden,
Worde ik bij zijn kruis
verslonden
In het bloed van uwen Zoon.
Moge ik in het vuur niet
branden,
Neem, o Maagd, mijn zaak in
handen
In het oordeel voor Gods
troon.
Christus, moge ik eens
behalen,
Als mijn levenszon gaat
dalen,
Door uw Moeder, palm en
prijs.
En als 't lichaam dan zal
sterven,
Doe mijn ziel de glorie
ervan
Van het hemels paradijs.
Amen.
(Alleluija)

6
Maria omhelst Jezus' dode lichaam na de kruisafneming
In
de straten van Jeruzalem was het stil en verlaten. Iedereen bleef van schrik
binnen. Slechts weinigen vierden het paasfeest, in plaats daarvan verrichten ze
boetvaardigheden. Jozef van Arimatea, Nikodemus gingen naar Jezus kruis. Bij
het kruis troffen ze de heilige vrouwen, Joannes en hun eigen dienaren aan, die
ze hadden vooruitgestuurd met het nodige materiaal.
Toen
Abenadar aangekomen was begonnen ze met de kruisafneming. Jozef en Nikodemus
klommen op ladders en haalden de nagels uit de handen. Abenadar haalde de
nagels uit de voeten. Cassius legde de nagels bij Maria neer. Zij bleef op de
grond zitten. Ze verrichtten het werk met veel liefde en betoonden Jezus de
laatste eer. Daarna wikkelden ze zijn lichaam in lijnwaad en legden Hem in de
armen van Zijn Moeder. Jezus hoofd rustte op haar knie. Ze hield haar geliefde
Zoon in haar armen. Vol liefde kuste Zij Zijn wangen, die vol bloed hingen.
Daarna troffen de mannen de nodige voorbereidselen om het lichaam te balsemen.
Ook alle heilige vrouwen hielden zich klaar om de specerijen en balsem aan te
geven. Cassius en de resterende soldaten hielden zich eerbiedig op een afstand
en hielpen een handje wanneer dit van hen gevraagd werd. Onder de vrouwen waren
Maria Magdalena, Maria van Kleofas, Salome, Veronika en Maria Heli. Maria had
de nodige moed bijeen geraapt en nam met de hulp van anderen de doornenkroon
van zijn hoofd. Om de wonden niet groter te maken moesten enkele doornen
afgesneden worden. Daarna trok ze de overgebleven doornen uit het hoofd met een
buigbare tang. Vol droefheid toonde Ze de doornen aan haar vriendinnen, die
medelijdend toekeken. Ze waste ook de wonden uit. Ze begon met het hoofd en gezicht.
Daarna ging ze zo verder tot de voeten. Nu werd haar pas echt duidelijk wat
Jezus allemaal had doorstaan. Ze kuste Zijn doorboorde handen. Dan zalfde Ze al
Zijn wonden en sloot Zijn halfopen ogen en Zijn mond. Ze nam daarna afscheid
door zijn lichaam nog een laatste keer te omarmen. De mannen namen dan het
lichaam mee om de lijkbereiding (= wassen, kruiden met mirre en aloë en
inwikkelen van het lichaam in lijkdoeken) te voltooien. Dit moest gebeuren voor
de sabbat begon. Toen de mannen en vrouwen geknield rondom het lichaam
geschaard waren om het een laatste vaarwel te zeggen, deed zich nog een wonder
voor. Het heilig lichaam van Jezus vertoonde zich, met al zijn wonden, in zijn
hele gestalte, bruinrood afgebeeld op de oppervlakte van de doek die het bedekte.
Wenend en weeklagend omarmden zij het heilig lichaam en kusten zij die
wonderbare afbeelding. Hun verbazing werd nog groter, toen ze zagen dat de
andere windsels om het lichaam onveranderd wit gebleven waren. De afdruk van de
Heer was slechts op het bovenste doek afgetekend. Dit beeld was geen afdruk,
ontstaan uit bloedende wonden, maar een wonderbeeld. Het teken en bewijs van de
aanwezigheid van de Scheppende God in Jezus gestorven lichaam. Men kwam tot
drie afdrukken ervan door deze doeken op het origineel doek te leggen en door
gebed afdrukken te vragen.
7 Jezus wordt begraven op de avond voor het
aanbreken van de sabbat
De
neerlegging in het graf gebeurde door Nikodemus, Jozef van Arimatea, Abenadar
en Joannes. Zij droegen het draagbaar met Jezus lichaam.
Na
hen kwamen H. Maagd Maria, Maria Heli (oudste zuster van Maria), Maria
Magdalena, Maria van Kleofas. Ook Veronika, Joanna Chusa, Maria Markus, Maria
Zebedeï, Maria Salome, Salome van Jeruzalem, Suzanna waren in de
begrafenisstoet. Er werden psalmen gezongen. De stoet werd gesloten door
Cassius en de bekeerde soldaten. Anderen bevonden zich bij Marta en Lazarus te
Betanië. De mannen legden het lichaam in het graf, waar soldaten met brandende
toortsen voor het nodige licht zorgden. Ook Maria ging binnen om afscheid te
nemen van Jezus. Daarna werd een grote steen voor het graf gewenteld. De
leerlingen van Jezus hadden de grafplechtigheid vanop afstand gevolgd en gingen
daarna terug naar de bergspelonken, waar ze zich schuilhielden.
Nikodemus
en Jozef van Arimatea hadden het Cenakel opengesteld aan Maria, de heilige
vrouwen en Joannes. Na de graflegging waren Maria en haar gezelschap nog
op de Kalvariëberg gaan bidden.
Voor
de mensen die het hele lijdensverhaal in directe stijl willen lezen, verwijs ik
naar mijn eerste blog : levend_geloof.

Allebei de foto's komen uit de gallerij van jennduncan.smugmug.com
|