|
Z W A N G E R S C H A P
Bevruchting
Een eierstok bestaat uit duizenden door
bindweefsel omhulde eicelbevattende follikels. Gedurende de cyclus van de vrouw
komt telkens een follikel tot rijping. Wanneer de rijpe follikel openbarst komt
een eicel vrij. Dit noemt men de eisprong of
ovulatie. Vlak voor de eisprong noemt men dit een Graafse follikel. Op de
plaats waar dit gebeurt gaan cellen groeien. Ze worden vetachtig en geel en
vormen samen het corpus luteum. Deze eicel wordt daarna met behulp van de
trilhaartjes in de eileider naar de baarmoeder getransporteerd. Als de eicel
niet binnen 8 tot 24 uur na de eisprong wordt bevrucht sterft ze en lost ze op.
Bij de coitus worden er wel 200 tot 300 miljoen
zaadcellen in de vagina uitgestort. Ze zwemmen door de baarmoeder naar boven en
dan via de eileiders in de richting van de eierstokken, net als een school
vissen. Hun snelheid bedraagt ongeveer 30 cm per uur. Zaadcellen blijven een tot
drie dagen in leven. Als binnen die drie dagen de eisprong optreedt zal de eicel
snel na het vrijkomen bevrucht worden.
Elke zaadcel bestaat uit drie delen : de kop, de hals
en de staart. In de kop van de zaadcel bevindt zich de celkern
(bevat de chromozonen) en de acrosoom (bevat enzymen). Er zijn aanwijzingen dat
er minstens 50 miljoen zaadcellen nodig zijn om voldoende hyaluronidase af te
scheiden. Dit enzym is noodzakelijk om de wand van de eicel nl. de corona radiata
op te lossen. Is dit eenmaal gebeurd, dan komt met behulp van een enkele zaadcel
de bevruchting tot stand. De oppervlakte van de bevruchte eicel verandert dan
meteen, zodat er niet meer zaadcellen worden toegelaten. Dit proces zorgt er
voor dat er geen abnormaal aantal chromosomen ontstaat.
zaadcellen
:
zaadcel dringt eicel binnen : de bevruchting
:
Wanneer de zaadcel de eicel binnendringt laat hij
zijn staart achter. De kop van de zaadcel zwelt dan op en vormt de pronucleus
(kern).
De kern van de eicel vormt de vrouwelijke pronucleus. Deze twee kernen met ieder
23 chromosomen versmelten en vormen de eerste cel van de nieuwe mens. Deze cel
heet de zygote of bevruchte eicel. Uit deze eerste cel ontstaan uiteindelijk
biljoenen cellen met elk 46 chromosomen. Tussen 24 en 60 uur na de bevruchting begint de
zygote zich te delen in 2 cellen. Dit proces wordt mitose genoemd. De 46
chromosomen in de celkern rangschikken zich paarsgewijs. Elk chromosoom spiltst
zich dan overlangs in tweeen. Op die manier ontstaan twee kleinere cellen die
elk identiek zijn aan de moedercel en tot de oorspronkelijke grootte uitgroeien.
Alle verdere celdelingen verlopen volgens deze mitose. Tijdens de verplaatsing
door de eileider naar de baarmoeder deelt het ei zich elke 12 tot 15 uur. In
deze toestand wordt het klompje cellen morula genoemd. Wanneer het na ongeveer
zes dagen de baarmoeder bereikt, hebben zich in de morula grote veranderingen
voorgedaan. Er ontstaat een centrale holte die met vocht is gevuld. De cellen echter vallen
uiteen in 2 groepen. De cellen waaruit het embryo zal ontstaan hopen zich aan 1
zijde op en de cellen die samen met baarmoederweefsel de placenta zullen vormen
zijn aan de rand gelegen. Een ei in deze fase heet blastula.
zygote of bevruchte eicel
Bij het binnenkomen in de baarmoeder verliest de
blastula de zona pellucida. De bekledende laag van de baarmoederwand wordt verbroken
doordat de buitenste laag van de blastula of trofoblast een enzym afscheidt dat
in staat is een laagje endometrium op te lossen. De blastula dringt door in het
onderliggende weefsel van de baarmoeder waarna ze (ongeveer 9 dagen na de bevruchting) geheel
wordt bedekt door een baarmoederlaag. Het onderliggende weefsel of endometrium
wordt dikker. Omdat de bloedvoorziening nu uitgebreid is kunnen er veel zuurstof
en voedingsstoffen worden aangevoerd. Zodra het ei is ingenesteld begint het
voedsel te onttrekken aan het endometrium. De grootte van de blastula is dan
ongeveer 0,2 mm. Het embryo ontwikkelt zich dus niet in de holte van de
baarmoeder, maar in de baarmoederwand.

In vitro fertilisatie
De bevruchting buiten het lichaam resulteerde in
1978 in Engeland in de geboorte van een meisje, de eerste reageerbuisbaby.
Sedertdien worden op deze wijze op grote schaal zwangerschappen met succes tot
stand gebracht.
De eicel wordt uit het moederlichaam verwijderd
na een gestimuleerde eisprong. Het tijdstip van de eisprong wordt vastgesteld
met behulp van het bepalen van het oestradiol, dat voor de eisprong een sterke
stijging vertoont. De eicellen worden onder vaginale echoscopische controle door
een naald opgezogen uit de buikholte en in een kweekmedium samengebracht met
sperma. Wanneer de bevruchting slaagt en de celdeling is gevorderd tot 8 of 16
cellen wordt het klompje cellen in de baarmoeder gebracht waar de innesteling en
verdere ontwikkeling kan volgen, hetgeen ook in 10 % van de gevallen ook
gebeurt. Deze wijze van bevruchting kan in een aantal gevallen de oplossing
bieden voor het onvruchtbaarheidsprobleem.
Hormonenhuishouding
Bij de vrouw worden vele hormonen aangemaakt, elk
met een specifieke werking :
Oestrogeen : wordt door de Graafse follikel in de
eierstok afgescheiden en in geval van een zwangerschap ook door de placenta. Op het moment van de
cyclus begint het slijmvlies van de baarmoeder sterk te groeien onder invloed
van het oestrogeen. Tijdens de zwangerschap zorgt zij ervoor dat de spiervezels
in de baarmoederwand toenemen. Ook regelt zij de bloedvoorziening en de
ontwikkeling van het embryo.
Progesteron : wordt door het corpus luteum en de
placenta afgescheiden. Samen met het oestrogeen zorgt het progesteron ervoor dat
de bevruchte eicel zich in het endometrium kan innestelen. Het slijmvlies van de
baarmoeder wordt door het hormoon sterk vochthoudend; de klieren en de
bloedvaten krijgen een sterk kronkelend verloop. Ook bevordert ze de groei van
de borsten en bereidt ze de melkproduktie voor. Aangezien progesteron een verslappende werking heeft op alle
onwillekeurige spiervezels (dus ook op die van de baarmoeder) werkt het wat dit
betreft juist tegengesteld aan oestrogeen.
Follikelstimulerend hormoon (FSH), luteiniserend
hormoon (LH) en prolactine : worden in de hypofysevoorkwab gemaakt. Aangezien
oestrogenen en progesteron de afscheiding van de drie voorkwabhormonen
beinvloeden zit er een zekere regelmaat in het optreden van de eisprong.
Prolactine speelt een belangrijke rol bij het geven van borstvoeding.
Prostaglandinen : worden door vele weefsels
afgescheiden, maar voornamelijk door het endometrium. Bij vrouwen hebben ze
invloed op de eisprong, samentrekkingen van de baarmoeder en de eileider, het
afstoten van het endometrium en het begin van een bevalling of miskraam.
Placenta
Het moment van innesteling valt samen met de
periode waarin het endometrium van de baarmoeder maximaal doorbloed is. Dit is
een ideale voedingsbodem voor de zich ontwikkelende embryo. Het endometrium
wordt nu decidua genoemd. Het deel waar het eitje zich heeft genesteld noemen we
decidua basalis. Tegen het einde van de tweede week heeft het ei zich helemaal
ingegraven. De trofoblast begint het chorion te vormen. Dit is het buitenste
vlies van de trofoblast. Verder begint de trofoblast met de vorming van de
villi, waaruit zich later de placenta ontwikkelt. Deze villi kan men beschouwen
als kleine worteltjes in de rijke voedingsbodem die de decidua biedt.
Het kind ontwikkelt zich uit de uitstulping van
het klompje cellen aan de binnenkant van de blastula. Er zijn dan twee met vocht
gevulde ruimten : de chorionholte en de amnionholte. Beide ruimten worden door
een vlies omgeven. De amnionholte wordt groter, de chorionholte wordt kleiner,
totdat het chorion- en het amnionvlies uiteindelijk tegen elkaar liggen. Het
amnionvocht dat overblijft is het vruchtwater waarin het embryo zweeft. Het
chorionvlies wordt aan de buitenzijde door villi omgeven. Naarmate het embryo en
het chorion groeien duwen ze de decidua, waardoor ze bedekt is, opzij. Enkel aan
de kant waar de innesteling plaatsvond zijn nog villi aanwezig. Deze groeien
later samen met de decidua basalis tot een placenta uit.
de placenta ligt
rond de baby
De uitlopers van het chorion nemen in aantal toe,
vertakken zich en dringen hierbij in moederlijke bloedruimten door. Elke
uitloper wordt bedekt door miljoenen kleine villi, die capillaire bloedvaten
bevatten. Deze capillairen komen samen en vormen dan grotere bloedvaten. Dit
gaat zo door tot er tenslotte een groot vat is, nl. de navelader. Langs deze
ader wordt zuurstofrijk bloed van de placenta naar het kind gevoerd. Zuurstofarm
bloed dat van de foetus komt wordt via de twee navelslagaders naar de placenta
gevoerd. Aan de moederlijke kant van de placenta bevindt zich de decidua
basalis. De bovenkant hiervan is diep rood en in 15 tot 30 lobben verdeeld.

Aan de kant van het kind is de placenta bedekt
door het amnionvlies dat zacht en grijs van kleur is en waarin de bloedvaten
duidelijk te herkennen zijn. Gewoonlijk is de navelstreng in het midden van de
placenta aangehecht. Op het tijdstip van de bevalling weegt de placenta ongeveer
500 gram.
De placenta ontstaat uit de uitlopers van het
chorion en is een geweldig orgaan. Ze fungeert niet alleen als voedselbron voor
de foetus en als zuiveringsinstallatie van het bloed, maar ze heeft ook een
hormonale functie. Op het moment dat het corpus luteum in de eierstok de vraag
naar oestrogenen en progesteron niet meer aankan neemt de placenta deze taak
over. Dit gebeurt in de 12 de week van de zwangerschap. De placenta produceert
wel 1000 keer zoveel oestrogenen en progesteron als normaal in het bloed wordt
aangetroffen.
De placenta vormt een scheiding tussen moeder en
kind. Aan de moederlijke kant van deze scheiding brengen slagaders het bloed in
de intervilleuze ruimten en voeren aders het bloed weer af. Aan de kinderlijke
kant wordt het bloed door de navelslagaders naar de placenta gebracht en door de
navelader weer naar het kind teruggevoerd. In de placenta zelf zitten twee
verschillende systemen : een voor het bloed van de moeder en een voor het bloed
van het kind waardoor er geen vermenging is van moederlijk en foetusbloed. Er is
een scheidingswand opgetrokken en die bestaat onder andere uit kinderlijk
trofoblast. Stoffen die van de moeder naar het kind moeten getransporteerd
worden, of andersom moeten door deze wand heen. Deze wand is semidoorlaatbaar.
Een van de belangrijkste stoffen die deze wand kunnen passeren is zuurstof.
Daarnaast kunnen ook voedingsstoffen naar de kant van het kind worden 'gezogen'.
Afvalstoffen komen meer voor aan de kant van het kind en gaan dus in de richting
van de moederlijke kant.
Hart en bloedsomloop
Omdat het kind gebruik maakt van de lever en de
longen van de moeder hoeft hij die van zichzelf daar nog niet voor te gebruiken.
Hij gebruikt zijn eigen lever echter wel voor de aanmaak van bloed en eiwitten
en dit orgaan beslaat dan ook de helft van zijn buik.
Er zijn drie takken waarlangs het bloed deze
organen passeert : - de ductus venosus : loopt midden door de lever
- het foramen ovale en de ductus Botalli : leiden het bloed langs de longen
Wanneer zuurstof- en voedselrijk bloed via de
navelader de placenta verlaat wordt het via de ductus venosus naar de vena cava
inferior gevoerd. Bij het hart ontwijkt het bloed de nog niet ontplooide longen
door via het foramen ovale te stromen. Dit is een opening in het septum tussen
de linker en rechter hartboezem, die bij de eerste ademhaling na de geboorte
wordt gesloten. De derde tak is de ductus Botalli, die het meeste bloed van de
longslagader rechtstreeks in de aorta brengt. Het hart slaat 120 tot 160 keer
per minuut.
De drie takken sluiten zich bij de geboorte door
de veranderde bloeddruk.
Navelstreng
De navelstreng begint zich rond de 4 de week te
ontwikkelen en bevat 2 navelslagaders en 1 navelader, omgeven door steunweefsel dat de gelei
van Wharton wordt genoemd. De lengte van de navelstreng kan varieren.
Bij de geboorte wordt de navelstreng doorgeknipt
en de lucht perst zich in de longen, zodat de onderdruk in een gewone bloeddruk
verandert.
Ontwikkeling van het kind vanaf de derde
week
De embryonale leeftijd en zwangerschapsduur
De leeftijd van de embryo wordt bepaald door het
tijdstip van de bevruchting. De zwangerschapsduur wordt echter gemakshalve
berekend vanaf de eerste dag van de laatste menstruatie en is dus ongeveer 14
dagen langer dan de embryonale leeftijd. Een '6 weken zwangere' vrouw draagt dus
in feite een embryo van 4 weken.
De derde week
In het bolletje cellen hebben zich 2 holten
gevormd. Tussen deze twee holten ligt het embryonale weefsel. Dit bestaat na de 3 de week
uit een 3-tal lagen : ectoderm, mesoderm en entoderm. Deze lagen vormen de basis
van waaruit verschillende weefsels ontstaan. De holte aan basale zijde is de
dooierzak. Deze heeft een belangrijke functie bij de aanmaak van de eerste
bloedcellen. Als dit proces eenmaal goed op gang is gekomen, wordt het door het
embryo zelf overgenomen en verdwijnt de dooierzak in de tiende week. Hij is vaak
nog op de placenta vlakbij de navelstrengaanhechting terug te vinden. De
amnionholte die het embryo omgeeft, is met vruchtwater gevuld en wordt ook wel
vruchtzak genoemd.
embryo
Rond de 3 de en 4 de week ontwikkelen zich een aantal
belangrijke organen. Zo is er de neurale buis die als groef in de bovenste laag
cellen ontstaat. De cellen bollen op en vormen een holle zenuwbuis. Het ene
einde van de buis groeit uit tot de hersenen, het andere tot ruggemerg. Het hart begint zich te vormen rond de 16 de
dag als 1 enkele buis waarna door afsnoeringen de verdere ontwikkeling van het
hart plaatsvindt. Bij 6 a 8 weken heeft het hart ongeveer zijn definitieve vorm
en zijn de kleppen ook aanwezig. Het primitieve hart begint al op de 24 ste dag
te kloppen en de foetushartslag is bij 10 a 12 weken waarneembaar. De luchtwegen
en het maag- darmkanaal ontstaan als een gezamenlijke buis in de 3 de week.
Daarna ontstaat er een scheiding in 2 systemen. Een ontwikkeling van de nieren,
de lever en de extremiteiten begint in de 4 de week.
De vierde week
Het ei, dat nu blastula heet, vormt
trofoblastcellen die voedsel onttrekken aan het moederlijk bloed in de decidua.
Binnenin ontstaat de kiem. Deze bestaat uit drie lagen cellen tussen de
dooierzak en de amnionholte.
embryo van 4 weken
Hieruit ontwikkelt zich het hele
lichaam. Het
ectoderm, de buitenste laag, vormt de huid, het zenuwstelsel en de
zintuigen. Er
wordt pigment geproduceerd in de ogen zodat ze er donker tonen. Uit het
mesoderm, de middelste laag, worden het skelet, de spieren, de
bloedsomloop en het urogenitale stelsel gevormd. Het entoderm, de
binnenste
laag, vormt het ademhalingsstelsel, het maag-darm-stelsel, de
urineblaas en
delen van andere organen. Alle lichaamsstelsels ontstaan doordat er in
het
embryonale stadium allerlei lagen weefsel in elkaar gevouwen worden.
Aan de
buitenkant van de blastula begint de vorming van de placenta (door het
chorion).
De placenta voorziet het kind van voeding en zuurstof.
De vijfde week
Aan het einde van de vijfde week is het ei zo
groot als een druif en de embryo is dan 4 mm groot. De aanstaande moeder is dan
gemiddeld een week over tijd.
De kiem is aan de uiteinden omgebogen, omdat daar
het hoofd en de stuit komen. De romp is daardoor al duidelijk te zien. De kant
van het hoofd is groter. Ook de uitstulpingen zijn zichtbaar waaruit de armen en
benen van het kind zich ontwikkelen.
De zesde week
Het hoofd is nu veel groter geworden. Er zijn al
ogen, oren en een neus. Er is ook al een hart, dat het kinderlijk bloed door de
kleine bloedsomloop pompt. De embryo is nu ongeveer 1 cm lang. De vruchtzak is
zo groot als een okkernoot.
embryo van 6 weken
De eerste paar weken zijn bijzonder gevaarlijk
voor het zich zo snel ontwikkelende embryo. Een giftige
stof, een bacterie of een virus in het moederlijk bloed kan een blijvende
afwijking van het kind tot gevolg hebben.
De achtste week
De vruchtzak is nu zo groot als een kippeei en de
villi zijn nu alleen nog maar aan de kant van de placenta aanwezig. Het is nu
duidelijk dat zich een mensenkind ontwikkelt. Het embryo is nu 2 cm lang. De
ontwikkeling van de geslachtsorganen begint bij 7 a 8 weken.
embryo van 8 weken
De tiende week
Nu de hersenen zo snel gegroeid zijn is het
hoofdje veel groter dan het lichaampje. Oren, ogen en neus zijn
verhoudingsgewijs klein. De ogen lijken te staren omdat ze nog niet door
oogleden bedekt zijn. Het hoofdje is voorover gebogen. De vingers en tenen zijn
nog door vliezen met elkaar verbonden. De foetus is nu 3,5 cm lang.
De dertiende week
Het kind is nu ongeveer 10 cm lang en weegt 15
gram. Het ziet eruit als een heel klein baby'tje met een naar verhouding te
groot hoofd. De huid is doorzichtig. De vliezen aan handen en voeten zijn
verdwenen. Het is duidelijk te zien of het een jongetje of een meisje is. Het
rubberachtige skelet, dat eerst uit kraakbeen bestond, wordt nu met botweefsel
gevuld. Nu is het embryo herkenbaar als kind en wordt het foetus genoemd. De
moeder kan men het hartje horen kloppen.
foetus van 14 weken
De achttiende week
In de afgelopen maand is de foetus twee keer zo
lang geworden (20 cm) en 12 keer zo zwaar (180 gram). De armen en benen bevatten
nu zo veel spierweefsel dat de moeder de bewegingen van het kind kan voelen.
De huid is met lanugo (nesthaar) bedekt. In de
darmen wordt meconium gevormd; dit is de op appelstroop lijkende plakkerige
eerste ontlasting van de zuigeling. Als de duim van de foetus toevallig in het
mondje terechtkomt zal hij daar tevreden op gaan zuigen.
De twintigste week
Aan het einde van de vijfde zwangerschapsmaand
weegt de foetus ongeveer 500 gram en is hij 25 cm lang. Hij benut nu alle ruimte
in de baarmoeder. Op zijn verhoudingsgewijs nog steeds te grote hoofdje begint
wat echt haar te groeien. Het lichaam is nog met lanugo bedekt. Zijn nagels
beginnen te groeien en hij kan zijn spieren actief gebruiken. Hij maakt ook
ademhalingsbewegingen.
De vierentwintigste week
De foetus weegt nu bijna een kg en is 30 cm lang.
foetus van 24 weken
De oogleden openen en sluiten zich. Er zijn
wenkbrauwen en wimpers.
De achtentwintigste week
Het kind wordt nu als levensvatbaar beschouwd. In
geval van een geboorte heeft hij echter nog zeer speciale zorg nodig om te
kunnen overleven. Baby's die in dit stadium van de zwangerschap ter wereld komen
heten prematuur.
Hij weegt nu ongeveer 1200 gram en is 35 cm lang.
Omdat hij nog weinig onderhuids vet heeft en zijn huid te ruim is lijkt hij
verfrommeld. Als hij inderdaad een jongetje is kunnen zijn testes deze maand in
het scrotum indalen. Deze organen zijn goed zichtbaar zoals u op de onderstaande
foto kunt merken.
De navelstreng zal niet langer worden dan hij nu
is. De lengte van de navelstreng varieert van 30 tot 100 cm. Op de foto is die
aangeduid als umbilical cord.
De vierendertigste week
Nu de foetus wat dikker wordt ziet hij er veel
zachter, gladder en molliger uit. Zijn gewicht neemt toe tot ongeveer 2500 gram
en zijn lengte tot ongeveer 42,5 cm. De foetus heeft nu grote hoeveelheden
mineralen nodig omdat de lever een voorraadje aanlegt voor in de toekomst.
De achtendertigste week
In de laatste weken voor de geboorte komt de baby
ongeveer 250 gram per week aan. Het gemiddeld geboortegewicht is 3400 gram. De
gemiddelde lengte bedraagt 51 cm. Het nesthaar is bijna overal verdwenen,
evenals de vernix caseosa. Dit is gewoonlijk alleen nog onder oksels en in de
liezen te vinden. De kleur van de ogen is donkergrijs, ongeacht of ze later blauw of
bruin worden.
De schedelbeenderen zijn al verhard, maar zitten
nog niet aan elkaar vast. De grote fontanel is de met vlies bedekte ruimte
tussen de voorhoofds- en wandbeenderen. Als tijdens de geboorte de
schedelbeenderen over elkaar schuiven wordt de frontanel veel kleiner. Dit is na
de geboorte nog goed te zien.
De placenta weegt nu 1/6 tot 1/7 van het
geboortegewicht van de baby (ongeveer 500 gram). Ze begint al iets minder goed
te functioneren en is werkelijk verouderd. Bij de geboorte komt de placenta los
van de baarmoederwand. Dit orgaan is niet meer nodig.
Het ontstaan van de baby week per
week
Week
| Ontwikkelingsfasen
| Bevindingen
bij de moeder
|
| 1 | Er
is nog geen sprake van bevruchting. | Eerste
dag van de menstruatie. Voor vrouwen met een 28 dagen cyclus laat de
eisprong nog 14 dagen wachten. Het is een goede periode om met gezonde
voeding te starten : veel fruit en groenten. Bijkomend foliumzuur
innemen. Stop met roken en drinken. Rust veel. Denk eraan de baby een
goede start te geven. |
| 2 | De
baarmoeder bereidt een nieuwe bedding voor. Een eicel zal spoedig de
eisprong wagen. |
|
| 3 | Ongeveer
1 week na de bevruchting. Zaadcellen komen de vrijgekomen eicel tegen.
De bevruchting begint doordat een zaadcel de eicel binnendringt.
Chromosomen van de moeder en vader worden samengevoegd tot chromosomen
van de baby. Het geslacht van de baby is bepaald door de geslachts-
chromosomen van het sperma. |
|
| 4 | De
cellen binnenin de blastula scheiden zich in twee groepen nl. die van de
placenta en die van de baby. De blastula nestelt zich in de baarmoeder
in. | Op het einde van de week zou
normaal de menstruatie doorgaan. |
| 5 | De
embryo heeft drie lagen : de bovenste laag of ectoderm die de neurale
buis vormt en waaruit zich het centraal zenuwstelsel (hersenen,
ruggegraat, huid en haar) vormt. De middelste laag of mesoderm zorgt
voor de aanmaak van het hart en bloedsomloop, de beenderen en spieren,
nieren en voortplantingsorganen. Het hart en de bloedsomloop groeien
heel snel. Tegen het eind van de week heeft de baby een eigen
bloedsomloop.Uit de onderste laag of endoderm zullen de
maag-darmkanalen, de lever, pancreas en blaas gevormd worden. | Het is de week van de
eerste gemiste menstruatie. De eerste tekenen van de zwangerschap treden
op : ochtendmisselijkheid, gevoelige borsten, vermoeidheid, de smaak
wordt
beinvloed. Het
is mogelijk om de urinetest te laten doen om zekerheid te hebben over de
zwangerschap. |
| 6 | Het
hart van de baby klopt ! De navelstreng ontwikkelt zich.Ogen en oren ontwikkelen zich en er komen openingen voor de
neusvleugels. De kaken en mond ontwikkelen zich. Er vormen zich stompjes
waar later de armen en benen zullen uit groeien. | De
arts kan de zwangerschap vaststellen door aan de baarmoeder te voelen.
De baarmoeder is gezwollen en iets groter (ongeveer de grootte van een
mandarijn). Het is een kritieke periode in de ontwikkeling van de
organen van de baby. Er wordt dan ook aangeraden alcohol en medicatie te
vermijden. |
| 7 | De
baby is ongeveer zo groot als een rijstkorrel. De armen en de benen
ontwikkelen zich, maar er zijn nog geen vingers of tenen te merken. De
hersenen groeien, net zoals de ooglenzen, de neusvleugels, de
maag-darmkanalen, de pancreas en de hoofd- takken van de luchtpijp. | Misselijkheid kan
optreden door de hormonale veranderingen in het lichaam. Ongeveer de
helft van de zwangere vrouwen heeft er last van. |
| 8
| 3 gr - 4 cm : Er is een constante
hartslag. De ellebogen vormen zich in de armen en er is sprake van
vingers. Er zitten aan de uiteinden van de benen voeten en stompjes voor
de tenen. Het gezicht begint vorm aan te nemen doordat de oren, ogen en
het topje van de neus zichtbaar worden. Er zijn plaatsen in het
tandvlees voorzien, daar waar later de tanden groeien. | Het
lichaam verandert (als het niet de eerste zwangerschap is): de taille verdwijnt, de borsten en tepels worden
groter. Bij een eerste zwangerschap is er meestal nog niets te merken.
|
| 9 | Wanneer de streek rond de
mond wordt aangeraakt, dan reageert de foetus door het bovenlichaampje
te buigen. De oogleden en de
handpalmen zijn heel gevoelig voor aanraking. Als een ooglid wordt
aangeraakt dan begint het bovenlichaampje van het kind te bewegen, en
als een handpalm wordt aangeraakt, dan sluit het de vingers tot een
vuistje.
De maag-darmkanalen komen in de foetus te liggen, omdat er meer
plaats is in het lichaampje.
| De baarmoeder is nu zo
groot als een sinaasappel, maar is nog steeds niet van buiten te zien. De borsten zijn
beduidend groter en kunnen gevoelig zijn. Tijdens de zwangerschap kunnen
de borsten wel twee maten groeien en doordat ze geen spierweefsel
hebben, kunnen ze een goede steunbeha gebruiken.Veranderingen in
de huid door hormonen. Tandvlees ontsteekt vlugger.
|
| 10 | Een
mini-baby : alle organen zijn aanwezig.Als het voorhoofd wordt aangeraakt kan
hij zijn hoofdje wegdraaien. Hij kan zijn armen bewegen, tot zelfs de
pols. | Het hart, de longen en nieren beginnen harder te werken. |
| 11 | De
meest kritieke periode van de baby is over. Gelaatsuitdrukkingen zijn
zichtbaar.Vingernagels worden gevormd. De oogleden sluiten zich. | Als
er de afgelopen weken misselijkheid is opgetreden, dan kan deze nu zijn
afgenomen. Oefeningen om fit te blijven zijn aangewezen. |
| 12 | 10
gr - 9 cm : De nieren beginnen te functioneren. Haar en nagels beginnen
te groeien. De baby kan zijn duim bewegen in tegengestelde
richting als de vingers. De geslachtsorganen beginnen te evolueren
volgens jongen of meisje. | Nu
begint de gewichtstoename. Een kwart van de totale gewichtstoename vindt
plaats vanaf deze week tot ongeveer de 21 ste week. |
| 13
| Het gezicht begint meer en meer op dat van
een volwassene te lijken. De ogen groeien dichter naar elkaar toe in
plaats van op de uiteinden van het hoofd. Ook de oren nemen hun normale
positie in. De ingewanden verschuiven verder in het lichaampje. De lever
begint gal af te scheiden, en de pancreas insuline. De stem- banden
worden nu ook gevormd. | Van
nu af aan begint de baarmoeder flink te groeien. Ze heeft nu een
doorsnede van zo'n 10 cm. De arts kan haar onder de buik voelen als een
zachte bobbel. |
| 14
| De baby begint de in- en
uitademingsbewegingen te oefenen. De nek wordt langer, en de kin rust
niet langer op de borst van de baby. De baby kan zijn benen bewegen, de voeten draaien,
zijn tenen krullen, een vuist maken, op zijn duim zuigen, de pols
buigen, zijn hoofd draaien, zijn mond openen en de lippen op elkaar
persen. De baby ontvangt al zijn voeding van de placenta.
| Zorg voor een vezelrijke
voeding om constipatie te vermijden. |
| 15
| De baby zuigt op zijn duim. De
beenderen verharden elke dag. De huid van de baby is heel dun en
transparant; de aders zijn zichtbaar doorheen de huid. Lanugo of
nesthaar bedekt het lichaam en groeit nog. tot de 26 ste week van de
zwangerschap.
|
|
| 16
| 100 gr - 16 cm : Zijn gewicht
is verzesdubbeld sedert de 12 de week. De benen zijn nu langer dan
de armen. De vinger- en teennagels groeien. De moeder kan beweging
voelen, doordat de beenderen harder worden.
| Om
aan de behoefte aan extra bloed en zuurstof produceert je hart 20
procent extra. De moeder voelt zich een stuk fitter. Er kan een
echografie genomen worden. Er worden geluidsgolven gebruikt om een beeld
van je kind in de baarmoeder te krijgen. Een echo kan op ieder moment
van de zwangerschap gedaan worden en is zonder risico voor de moeder en
het kind. De leeftijd van de baby kan exact bepaald worden. Ook zijn de
exacte positie van de baby en de placenta te zien. Dit is van belang als
er later een vrucht- waterpunctie wordt genomen. |
| 17
| De baby groeit vlug doordat er
zich vet begint te vormen onder de huid. Hij heeft controle over de
bewegingen : hij zuigt, slikt en knippert met de ogen. | De
baarmoeder groeit snel. De zwangerschap is nu ook te zien voor de
buitenwereld. Om het gevaar van rugpijn te vermijden moet de moeder op
de houding letten. Er kan een vruchtwaterpunctie worden gedaan om
bepaalde afwijkingen in de foetus te ontdekken. Deze moet tussen de 16
de en 18 de week plaats vinden. Er wordt een monster genomen van het
vruchtwater en dit wordt getest op eventuele chromosoomafwijkingen.
(Down-syndroom - open rug) |
| 18
| De ogen van de baby kijken voor
zich uit. Op de vingers en tenen vormen zich kussentjes. De ontlasting
wordt gevormd in de ingewanden. |
|
| 19
| Samen met de lanugo vormt er
zich een vettige stof of vernix caseosa op de huid van de baby. Deze
stof die door talgklieren wordt afgescheiden, beschermt de huid van de
baby tegen het vocht waarmee de baby voortdurend in aanraking is. | Veel
water drinken en een gezonde voeding worden aangeraden |
| 20
| 500 gr - 25 cm : Babyhaar begint te groeien op zijn hoofd en wenkbrauwen. Hij
slaapt en ontwaakt zoals na de geboorte. Wanneer de baby een meisje is
begint zich de baarmoeder te vormen. | De
baarmoeder gaat nu sneller groeien. Ze duwt je longen omhoog en je buik
verder naar buiten, zodat de moeder steeds dikker wordt. De navel kan
naar buiten uitzetten. Je kunt de
baarmoeder nu vlak onder de navel voelen. |
| 21 | De
groeifase vertraagt. Het hart wordt sterker. | De
gewichtstoename van de moeder bedraagt tussen de 7 a 14 kg. Drink veel
water en rust met de voeten hoger dan het lichaam, om gezwollen enkels
en voeten te vermijden. |
| 22 | Hij is nu ongeveer 28 cm groot en weegt 800
gram. De hersenen groeien nog steeds. Als de baby een jongen is dan
beginnen de teelballen de indaling. | Het
extra gewicht begint zijn tol te eisen voor de rug. Lage schoenhielen en
afwisseling tussen zitten en staan kunnen soelaas bieden. Wanneer je
gaat zitten neem dan een fauteuil waarbij de knieen boven de bilhoogte
komen. Een gebrek aan calcium kan leiden totbeenkrampen. |
| 23 | Het
lichaam begint beter geproportioneerd te raken. | De
moeder zal merken dat de baby soms slaapt en soms wakker is. De schoppen
van de baby zijn nu nog zacht. Het kan zijn dat hij het actiefst is
wanneer de moeder wil slapen. De moeder kan last hebben van brandend
maagzuur. |
| 24 | 1
kg - 30 cm : Het lichaam begint zich op te vullen met spiermassa,
groeiende organen en beendergestel. | De
moeder kan meegemaakt hebben dat de buik hard werd. Dit is in
wekelijkheid een voorwee; die komen gedurende de zwangerschap vaak voor,
maar waren tot nu toe niet te voelen. Ze horen bij de groei van de
baarmoeder en bevorderen de bloedsomloop door de baarmoedervaten. |
| 25 | De
structuur van de ruggegraat begint zich te vormen : 33 ringen, 150
verbindingen en 1000 ligamenten. De bloedkanalen in de longen worden
gevormd en de neusgaten beginnen zich te openen. | De
baarmoeder is zo groot als een voetbal. In deze periode kan de moeder
last hebben van stekende pijnen in de rug en de benen. Verandering in
positie en een warm bad kunnen pijnverzachtend werken. |
| 26 | De
longblaasjes vormen zich in de longen. Men kan hersenactiviteit
vaststellen op de verschillende apparatuur. | Het
hart en de longen werken 50 procent extra. In de voeding moet er
rekening gehouden worden met 300 extra calorieen. |
| 27 | De
hersenen en de longen groeien verder. Oogleden openen zich en de
netvliezen van de ogen beginnen zich te ontwikkelen. | De
moeder kan sneller moe worden en last hebben van kortademigheid. De
longen kunnen zich niet volledig uitzetten. Indigestie en kramp kunnen behoorlijk lastig zijn. Rusten en slapen is
de boodschap. |
| 28 | 1200
gr - 35 cm : het lichaam wordt dikker en bestaat uit 2 a 3 procent vet.
De baby kan stemmen herkennen. |
|
| 29 | Het
hoofdje van de baby is in verhouding met de rest van het lichaam. De
baby is gevoelig aan licht, geluid, smaak en reuk. | Zorg
dat de zwangerschapsklachten uw humeur niet te bederven. |
| 30 | Het
lanugo is aan het verdwijnen, de ogen openen en sluiten zich. Het
beenmerg zogt voor de aanmaak van de rode bloedcellen. | De
baby komt gemiddeld 200 gram aan en de moeder gemiddeld 400 gram. De
moeder kan het gevoel hebben dat al de organen eruit geduwd worden en
onder druk staan van de groeiende baarmoeder. |
| 31 | De
hersenen ontwikkelen zich verder. Alleen de longen moeten zich nog het
meest ontwikkelen. | Zorg
voor genoeg calcium, proteinen, ijzer en foliumzuur in de voeding. |
| 32 | 1600
gr - 40 cm : De hersenen en de longen ontwikkelen zich nog steeds
verder. | De onderste ribben kunnen pijn gaan doen omdat de baarmoeder en
de baby in de buurt van het middenrif komen. De zwangerschapsgymnastiek
begint nu ongeveer. Veel water drinken, vezelrijke voeding en regelmatig
kleine maaltijden gebruiken kunnen maagzuur en constipatie tegenhouden. |
| 33 | Het
vruchtwater is op het hoogste peil. De hoeveelheid blijft hetzelfde voor
de rest van de zwangerschap. Er wordt nog steeds vet opgestapeld onder
de huid zodat de huid van de baby van rood naar roze verandert. |
|
| 34 | De
baby reageert als een pasgeborene. Hij opent zijn ogen als hij wakker is
en sluit ze als hij slaapt. Het immuniteitssysteem van de baby wordt
gevormd om goedaardige infecties tegen te gaan. | Rechtop
zitten en staan kan soelaas bieden bij het ademhalen. De moeder kan nu
harde buiken krijgen. Ze zullen aanvoelen als een 20-30 seconden durende
verharding van de baarmoeder; ze komen meestal de laatste weken voor de
bevalling voor. Deze samentrekkingen worden soms ten onrechte aanzien
voor weeen. Ze doen geen pijn. Ze zijn zwakker en duren korter dan
weeen. |
| 35 | Het
vet hoopt zich op in de armen en de benen. De baby is zo groot dat hij
de hele baarmoeder opvult. Er is niet veel bewegingsruimte. De indaling
van de teelballen in het scrotum is voltooid. De vingernagels zijn vaak
zo lang dat de moeder ze moet knippen in de eerste dagen na de
geboorte. |
|
| 36 | 2500
gr - 45 cm : Er vormen zich plooien in de nek en de polsen. Ook zijn de
elebogen en knieen wendbaar. | Blijf
niet lang in dezelfde houding zitten of staan; je enkels kunnen
opzwellen en je hele lichaam kan stijf worden. Veel rusten kan uitkomst
bieden. De bovenkant van de baarmoeder heeft zijn hoogste punt bereikt.
De moeder kan pijn krijgen bij het ademhalen en een stekende pijn in de
ribbenkast krijgen. Als dit de eerste baby is, kan het indalen rond deze
tijd plaatsvinden. Het hoofd van de baby zakt dieper in het bekken,
zodat zijn hoofd zonder problemen door je bekkenholte kan. Bij een
tweede of latere zwangerschap kan het indalen pas tijdens of vlak voor
de bevalling gebeuren. |
| 37 | De
baby oefent zijn ademhaling om ze buiten de baarmoeder te kunnen
gebruiken. De baby keert zich naar licht. |
|
| 38 | In
de darmen is er een vermeerdering van meconium. De omtrek van het hoofd
is ongeveer hetzelfde als die van het lijf. | De
baby worden meestal geboren vanaf de 37 ste week. Tweelingzwanger-
schappen duren gemiddeld maar 37 weken. Tweede en latere
kinderen komen ook vaak eerder.
|
| 39 | Het
meeste lanugo is verdwenen en de baby maakt zich klaar voor de geboorte.
De baby kan niet veel meer bewegen. Ook de vernix is bijna verdwenen. Er
is nu 15 procent vet en de borst steekt vooruit. |
|
| 40 | 3500
gr - 50 cm : Einde van de draagtijd. Sommige babies worden
vroeger geboren. | De
weeen : de spieren van de baarmoeder trekken samen : het voelt alsof
je ongesteld wordt, alsof je baarmoeder haar vuist balt. Het verliezen
van de slijmprop : de slijmprop uit de baarmoederhals laat los als
de ontsluiting begint. De vliezen breken : de vliezen van de
vruchtwaterzak, waarin de baby zit, breken open.
Epidurale : een complete verdoving van het lichaam wordt bereikt door
het geven van een epidurale anesthesie. De zenuwen in de rug worden
geblokkeerd en het onderlichaam wordt compleet verdoofd, maar de moeder
blijft bij de bevalling volledig bij kennis. Er wordt een naald
ingebracht tussen de wervels van de rug. Met de naald wordt een plastic
buisje ingebracht ergens in de buurt van de zenuwen van de ruggegraat.
De naald wordt verwijderd en het buisje wordt vastgeplakt met tape. Dan
wordt de verdoving door het buisje ingespoten. Het duurt ongeveer 15
minuten voordat ze werkt. Als de verdoving uitgewerkt raakt, tussen een
en drie uur later, wordt via het buisje een nieuwe verdoving gegeven.
|
Invloed van de omgeving op de foetus
Genetische aspecten
Op het moment van de bevruchting worden het
geslacht en alle erfelijke eigenschappen van de baby vastgelegd. Dan versmelten
de zaadcel en de eicel met elkaar. De celkern van de zaadcel bevat 23 chromosomen.
Hierin liggen de erfelijke eigenschappen opgeslagen die aan het kind worden
overgedragen. Er zijn twee soorten zaadcellen : de cellen met het X - chromosoom
waaruit zich na versmelting met een eicel (X) een meisje (XX) ontwikkelt, en de
cellen met een Y - chromosoom waaruit na versmelting met een eicel (X) een
jongetje (XY) ontstaat. Ook de kern van een eicel bevat 23 chromosomen. Dit is
de helft van het aantal chromosomen in andere cellen. Samen vormen ze een cel
die dus 23 paren of 46 chromosomen bevat. Deze cel gaat zich delen in miljoenen
cellen die het nieuwe kind zullen vormen. Elk van deze nieuwe cellen zal,
ongeacht de functie die hij krijgt, een kern met 46 chromosomen bevatten. Deze
chromosomen zijn gelijk aan de oorspronkelijke 46. De chromosomen zijn
verantwoordelijk voor het doorgeven van erfelijke eigenschappen van generatie op
generatie.
Zeer belangrijke onderdelen van de chromosomen
zijn de genen. Zij liggen als een parelsnoer langs de chromosomen en ze hebben
alle hun eigen onveranderlijke plaats. Ieder erfelijk kenmerk wordt door een
genenpaar, een gen van de vader en een gen van de moeder, doorgegeven. Bij de
celdeling vormen de 23 moederchromosomen namelijk een paar met de 23
vaderchromosomen, waardoor de genen paarsgewijs tegenover elkaar komen te
liggen. Genen bestaan uit een chemische stof die DNA wordt genoemd. Het DNA-molecule bestaat uit twee als een spiraal ineengevlochten
strengen. De segmenten van zo'n streng bestaan uit een suiker waaraan een
fosfaatgroep en een purine of een pyrimidine vast zit en worden nucleotiden
genoemd. Deze verschillen dus in de aanwezige purine (adenine of guanine) of
pyrimidine (thymidine of cytosine). Een streng bestaat uit duizenden tot
miljoenen segmenten en de rangschikking ervan bepaalt de eigenschappen. De beide
strengen zijn onderling zodanig in een spiraalvorm gewikkeld dat adenine met
thymidine en guanine met cytosine koppelen. Bij de deling van DNA splitsen de
beide strengen zich als een ritssluiting en aan de vrije purines en pyrimidines
kan zich dan weer een nieuwe streng hechten, die dezelfde samenstelling heeft
als de oorspronkelijke (replicatie). Op deze wijze wordt de genetische
informatie op nieuwe cellen overgedragen. Een gen bestaat uit een aantal van 200
tot 2000 nucleotiden, terwijl enkele duizenden genen te zamen een chromosoom
vormen.
Elk gen is gelokaliseerd op een specifieke plaats
op een specifiek chromosoom, genlocus genaamd. Het gen bestaat, net zoals het
chromosoom, uit een paar of allelen. De beide allelen zijn hetzelfde of verschillend. Als twee genen van
een paar precies hetzelfde kenmerk doorgeven, bv. blauwe ogen, worden ze
homozygoot genoemd. Als de genen niet gelijk zijn, worden ze heterozygoot
genoemd. Het ene gen geeft dan bv. blauwe ogen en het andere bruine ogen door.
Wanneer de allelen
verschillen bepaalt een van beide de zichtbare eigenschap (dominante); de andere
is dan de recessieve. Dat betekent als het gen voor bruine ogen dominant over
het recessieve gen voor blauwe ogen is, dan zal het kind bruine ogen krijgen.
Dit kind zal echter wel drager zijn van het recessieve gen voor blauwe ogen en
dat gen op zijn kinderen overdragen. Recessieve eigenschappen komen dus alleen tot uiting
wanneer beide paren een recessief karakter hebben. Op deze wijze kan ook een
afwijking van generatie op generatie worden doorgegeven en toch nooit aan het
licht komen. Dat gebeurt pas wanneer zo'n gen toevallig samengaat met een
identiek gen, behalve wanneer de
recessieve eigenschap op het X-chromosoom bij de man gelegen is. De 23
chromosoomparen bestaan uit 22 chromosomen die men autosomen noemt en 1 paar geslachtschromosomen (XX bij
de vrouw en XY bij de man). Het X-chromosoom is groter dan het Y-chromosoom en
bevat naastgeslachtsbepalende genen ook een groot aantal genen voor andere
eigenschappen (X-gebonden eigenschappen). De chromosomen zijn ingedeeld en
genummerd naar grootte en plaats van het centromeer (de plaats waar de
chromatiden samenkomen). In een systematische volgorde gelegd, ontstaat het karyogram. Men gebruikt voor chromosoomanalyse leukocyten of cellen die met
behulp van een biopsie worden verkregen. Ook de cellen uit het vruchtwater
kunnen worden gekweekt en gebruikt voor chromosoomanalyse. Hiertoe wordt dan
tussen de 14 de en 16 de week een abdominale vruchtwaterpunctie uitgevoerd. Het
is ook mogelijk reeds vroeger, tussen de 8 de en de 10 de week, langs
vaginale weg chorionweefsel te verkrijgen te verkrijgen en hierin
chromosoomanalyse uit te voeren. de zogenaamde vlokkentest.
menselijke chromosomen
Celdeling
De deling van de geslachtscellen resulteert in
halvering van het aantal chromosomen zodat de gevormde gameten (eicel en
spermacel) 23 chromosomen bevatten. De door versmelting ontstane zygote of
bevruchte eicel bevat dan het normale aantal van 46 chromosomen. Bij verdere
celdeling ontstaan steeds cellen met 46 chromo- somen doordat vlak voor de deling
het aantal chromosomen zich verdubbelt. De ontstane dochtercellen zijn dan
identiek aan elkaar en aan de moedercel. Van de 46 chromosomen die door elke
ouder worden geleverd komen er (als gevolg van de halvering van het aantal
chromosomen bij de deling van de geslachtscellen) dus slechts 23 ter beschikking
voor het nieuwe individu. Genetisch is dus geen enkel kind een kopie van een van
beide ouders. Twee kinderen van dezelfde ouders kunnen zowel genetisch als in
uiterlijk sterk op elkaar lijken maar ook onderling zeer sterk verschillen. Dit
hangt af van de genen die zij ontvingen. Tweelingen kunnen wel of niet genetisch
identiek zijn. Een niet-identieke tweeling ontstaat wanneer twee afzonderlijke
eicellen worden bevrucht door twee spermacellen. Ze zijn niet meer of minder van
elkaar verschillend dan eventuele andere kinderen van het ouderpaar. Identieke
tweelingen ontstaan wanneer een eicel door een spermacel wordt bevrucht en de
resulterende bevruchte eicel zeer vroeg een extra celdeling ondergaat.
Lactatie
De borsten komen onder invloed van oestrogeen en
progesteron in de zwangerschap verder tot ontwikkeling. Dit merkt de vrouw
doordat de borsten gevoeliger en groter worden en er na enkele maanden
zwangerschap geel vocht of colostrum uit de tepels kan worden gedrukt. Vlak na
de geboorte dalen de hoeveelheden oestrogenen en progesteron. Dit zet de
hypofyse aan tot het produceren van prolactine en oxytocine. Onder invloed van
het oxytocine wordt niet alleen de melk naar de tepel gestuwd maar trekt ook de
baarmoeder zich samen zodat deze haar eigen vorm weer terugkrijgt. Het
prolactine veroorzaakt vanaf de derde dag na de bevalling stuwing in de borsten.
Ze worden dan warm, gezwollen en gevoelig, doordat ze veel meer bloed en warmte
toegevoerd krijgen dan voorheen. Acht tot twaalf uur later gaan de melkcellen
werken. Er komt dan geen colostrum meer uit de tepel, maar blauwwitte melk. De
stuwing wordt geleidelijk minder en de hoeveelheid geproduceerde melk wordt
geleidelijk groter. Moedermelk bevat gemiddeld 10,6 gr/l eiwit, 71
gr/l koolhydraten, 45,4 gr/l vet, 2 gr/l mineralen en alle essentiele vitaminen.
|