Deel 1 : Jezus tot Jozefa Menendez :
Jezus vertelt :
Een vader had een enige zoon. Zij stonden hoog in
aanzien, zij waren rijk en een groot aantal bedienden omringden hen. Alles en
iedereen stond hen ten dienste om hun geluk volkomen te maken. Zij genoten de
eer, de welvaart en alle genoegens van het leven. De Zoon was de trots van zijn
vader en de vader was de vreugde van zijn zoon : beiden vonden in elkaar een
volmaakt geluk.
Zij waren beiden fijngevoelig en vrijgevig van aard.
En bovendien hadden ze belangstelling in iedereen en zorgden we voor iedereen
die noodlijdend waren.
Een van de bedienden van de meester werd ernstig ziek
en zijn toestand verslechtte zienderogen. De ziekte werd zo ernstig, dat men
geen mogelijkheid meer zag om hem aan de dood te ontrukken, dan de meest goede
verpleging en de krachtigste geneesmiddelen toe te dienen. Maar die knecht lag
thuis, alleen, arm en verlaten. Zijn heer was uitermate bezorgd over zijn
toestand. De heer kon hem niet aan zijn lot over te laten. Een andere dienaar
naar hem toesturen ? Maar dan was de heer niet zeker of hij een excellente
verzorging zou krijgen. Zou die verzorging niet meer gebaseerd zijn op eigen
gewin dan op onbaatzuchtige liefde ?
Bewogen door medelijden roept de heer zijn zoon bij
zich en hij vertelt hem over zijn ongerustheid. Hij zet hem de toestand uiteen
van de arme man die op sterven ligt. Hij zegt hem dat enkel zeer nauwlettende
zorg en voortdurende waakzaamheid hem nog kan redden. De zoon is het eens met
zijn vader en biedt zijn vader aan om onmiddellijk naar de knecht te gaan. Hij
zou hem met grote toewijding verzorgen. Geen enkele inspanning zou hem te veel
zijn totdat de knecht terug gezond was.
Zijn vader neemt het aanbod aan, zelfs al ziet hij
zijn zoon niet graag vertrekken. De zoon neemt afscheid van zijn liefhebbende
vader en wordt dienaar van hem, die in werkelijkheid zijn eigen knecht is. Vele
maanden brengt hij aan het ziekbed door, waakt over hem met liefdevolle zorg.
Hij voorziet de zieke van al wat nodig is voor zijn genezing, totdat hij er
door toewijding, geduld en goedheid in slaagt de zieke te genezen.
Vol bewondering voor alles wat zijn heer voor hem
heeft gedaan, vraagt de dienstknecht wat hij zou kunnen doen om zijn dank te
tonen en om te antwoorden aan zon onbaatzuchtige liefde. De zoon heeft hem de
raad, nu hij genezen is, zich bij zijn vader aan te bieden, en voortaan zijn
trouwste dienaar te zijn, uit dankbaarheid voor zoveel goedheid. De knecht
maakt zijn opwachting bij de vader. Hij prijst de goedheid van de vader, en wat
nog meer is : hij biedt zich aan voortaan geheel belangeloos in zijn dienst te
blijven. Bij zon meester wil hij niet betaald worden als een gewone knecht;
hij wordt immers bemind en behandeld als een zoon !
Deze gelijkenis is slechts een mager beeld van de
liefde die Ik aan de mensen bewezen heb en van het antwoord dat Ik van hen
verwacht. Ik zal het uitleggen, zodat allen eindelijk de liefde van mijn Hart
zouden kennen !
God schiep de mens uit liefde. Hij plaatste hem op
aarde in perfecte omstandigheden, zodat er niets aan zijn geluk zou ontbreken
in afwachting van een eeuwig geluk. Om daarop aanspraak te maken moest hij naar
de wijze wet van zijn Schepper leven. Een Wet die gemakkelijk kon nagevolgd
worden. De mens, door Adam en Eva vertegenwoordigd als stamouders van het
menselijk geslacht, leefde de wet niet na en beging daardoor de eerste zonde
(=erfzonde). Het hele nageslacht werd daardoor met die zonde besmet. In de mens
ging daardoor het recht op volmaakt geluk verloren. Het volmaakte geluk die
door God beloofd was als teken van trouw door de mens. Vanaf dan moest de mens
zwoegen, lijden en sterven.
God heeft in Zijn zaligheid en geluk niemand nodig.
Hij is in zichzelf genoeg. Zijn glorie is oneindig en niets kan dat
verhinderen. Hij is oneindig machtig, en bovendien oneindig goed. Zal Hij de
mens die Hij uit liefde heeft geschapen zo laten lijden en sterven ? Nee. Hij
geeft hem een nieuw bewijs van Zijn liefde. Tegenover dit onheil geeft Hij een
redmiddel van oneindige waarde. Een van de drie Personen van de Allerheiligste
Drieëenheid neemt de menselijke natuur aan en herstelt op goddelijke wijze het
door zonde veroorzaakte kwaad.
De Vader geeft Zijn Zoon. De Zoon offert Zijn eigen
glorie op. Hij komt naar de aarde : niet als heer, maar als dienaar. Niet als
rijke, maar als arme, niet als machtige, maar als kind. Jullie weten hoe Ik van
het eerste ogenblik van mijn menswording honger, dorst, armoede en vervolging
heb geleden. Als werkman kende ik vernedering en minachting. Ik ging immers door
voor de zoon van een arme timmerman ! Hij dikwijls gebeurde het dat mijn
Voedstervader en Ik, na een lange dag van zware arbeid, s avonds nauwelijks
genoeg hadden verdiend om in het onderhoud van ons gezin te voorzien ! Zo
leefde Ik 30 jaar.
Toen verliet Ik mijn Moeder, met wie ik een innige
band had. Mijn hemelse Vader doen kennen was de taak waaraan Ik mij helemaal
gaf. Aan allen leerde Ik dat God Liefde is. Als weldoener ging Ik rond : aan
zieken gaf ik gezondheid, aan doden leven, aan zielen schonk Ik de vrijheid
terug. De vrijheid die zij door hun zonden hadden verloren. Ik maakte de weg
vrij naar het echte, eeuwige Vaderland, want het uur brak aan dat de Zoon van
God Zijn eigen leven wilde geven om die zielen vrij te kopen.
Hoe stierf Hij ? Omringd van vrienden ? Toegejuicht
als weldoener ?
Jullie weten dat de Zoon van God niet zo heeft willen
sterven. Hij, die nooit iets anders dan liefde had geschonken, werd het
slachtoffer van haat. Hij, die vrede aan de aarde bracht moest de meest
verfijnde wreedheid ondergaan. Hij die de vrijheid van de mensen kwam
teruggeven, werd gevangen genomen, geboeid, mishandeld, veracht, verlaten en
beroofd van alles ! Op deze wijze leverde Hij zich over voor het heil van de
mensen. Op deze wijze vervulde Hij het grote werk waarvoor Hij de glorie van
Zijn Vader had verlaten. De mensheid was ziek en Hij daalde tot haar af. Hij
wekte hen op, maar ook verdiende Hij voor haar de kracht en de middelen die
nodig zijn om tijdens dit aardse leven de schat van het eeuwige geluk te
verwerven.
Hoe heeft de mens dit geschenk in ontvangst genomen ?
Heeft hij zich naar het voorbeeld van de knecht aangeboden aan de Meester om
Hem belangeloos te dienen ?
Uit Liefde en Barmhartigheid Dr Naaijkens B.
|