Ik ben een... (gelieve slechts één keer en naar waarheid te antwoorden, éénmalige bezoekers worden niet geacht een antwoord te geven, tenzij ze nog eens terugkomen natuurlijk.)
Bovenvermelde titel kan zielig klinken, maar ook je nieuwsgierigheid aanwakkeren, je uitnodigen om deze blog te lezen. Uiteraard beoog ik dit laatste... Mocht je jezelf in één van de de personages van de teksten herkennen, dan vergis je je schromelijk. Mijn identiteit blijft geheim. Als je niet met zekerheid weet wie ik ben, hoe kan je er dan van overtuigd zijn dat het over jou gaat? Trouwens, neem het me niet kwalijk als je er niet zo fraai uitkomt. Soms is het nodig voor de verhaallijn om hier en daar wat te overdrijven. Feiten en fictie vloeien in deze blog vaak in elkaar over. Alleszins wens ik je veel leesgenot. Voel je vrij om een reactie te plaatsen... Hoe je mij kan aanspreken, vind je terug in het vertelsel van 1 mei 2011.
01-01-2012
het nieuwe jaar luidt onherroepelijk het EINDE in van...
Mijnheer doktoor, deel 3: (vervolg van deel 2).... tieten
Daar zat ik dan, in de wachtzaal van mijnheer dokter Doktoor, samen met mijn dollyklonen. Ik probeerde het ongemak te vergeten door in de boekskes te bladeren. Misschien konden de roddels wel voor enige afleiding zorgen.
Yep, het werkte goed, maar na ongeveer anderhalf uur wachten, begon de spanning toch toe te nemen, niet alleen ter hoogte van mijn longen, maar ook in mijn hoofd. Stel dat mijn baby nu honger had. Hoe zou haar papa haar kunnen paaien? Ze had nog nooit een poedermelkske gedronken. We hadden zulk goedje zelfs niet in huis. En tegen honger bestaat geen medicijn, enkel eten helpt. In gedachte hoorde ik haar hartverscheurend huilen en zag ik hoe mijn man haar tevergeefs probeerde te troosten. Ik begon me inwendig op te jagen. Mijn nervositeit steeg exponentieel met de minuut.
Toen ik eindelijk aan de beurt was, liep ik de dokter, die de deur galant openhield, straal voorbij het dokterscabinet binnen en vooraleer hij er erg in had, pramde ik mijn joekels in zijn gezicht. Neen, beste bloglezer, zo ging het net niet, maar ik wou hem geen kans laten voor de gebruikelijke smalltalk bij het begin van een consultatie. Dus stak ik meteen van wal. "Dokter, ik heb geen tijd. Wil u me vlug onderzoeken, want mijn baby heeft honger." "Hoezo, je baby heeft honger?" "Ik geef nog steeds borstvoeding. Voor ik vertrok wou ze echter niets eten en inmiddels ben ik al twee uur hier," ratelde ik.
"Wat ben jij een slechte moeder," antwoordde de olijkerd en laat dat nu nét een reactie zijn die ik kon missen als kiespijn. Dapper negeerde ik deze opmerking en herviel in herhaling. Doch ook mijnheer Doktoor papegaaide zichzelf na. "Maar jij bent écht een slechte moeder!" Deze keer was ik wel van mijn melk en bijgevolg gaf ik hem onbedoeld van hetzelfde laken een pak. Ik begin immers te huilen, te huilen... Ik had het niet meer onder controle. Er leek geen einde te komen aan mijn hormonale tranenstroom. Mijnheer Doktoor keek me lichtjes onthutst aan. Prompt begon hij me te onderzoeken. Naast een medicatievoorschrift kreeg ik bovendien de wijze raad om mijn man op mijn blote knieën te danken. Want door de juiste diagnose te stellen en me vastberaden door te verwijzen, had hij me heel wat miserie bespaard.
Op het einde van de consultatie deed mijnheer Doktoor een onhandige poging om te achterhalen of ik met een postnatale depressie kampte. Met een gebroken stem ontkende ik zijn psychologisch geleuter. Eigenlijk wou ik zeggen : "Neen, ik heb alleen maar last van een dokter met een vervaarlijke grote muil", maar het nasnikken en de elementaire beleefdheid, die ikzelf met de moedermelk had binnengekregen, verhinderden dit. Met rode ogen en dito tiet verliet ik het cabinet en haastte ik me naar de eerste de beste apotheker en daarna naar mijn hongerige baby.
Ze heeft het overleefd en ik ook. 13 jaar later schalt het tietenlied van "kinderen voor kinderen" door ons huis. In een totaal andere context, maar wel de rechtstreekse aanleiding voor dit blogstukje.
Hoe het inmiddels met mijn tieten gaat? Ze hebben terug hun normale kleur en zijn verworden tot eerder ietwat slappe balonnen, euh balonnetjes. Kortom, ze stellen het goed en voor hun leeftijd en voorgeschiedenis zien ze er best wel ok uit. 't Is maar dat je het weet!
mijnheer doktoor, deel 2 : help, hèlp, HELP, HELLEP!! Ik krijg...
De geschiedenis herhaalt zich vroegtijdig.
Onlangs kweelde onze jongste uit volle borst(jes) binnenshuis het refrein dat ik 13 jaar eerder in het moederhuis had bezongen... 't Is te zeggen, in gedachten toch.
Iedere moeder die haar kroost zelf ter wereld heeft gebracht, herkent wellicht het volgende tafereel. Enkele dagen na mijn eerste bevalling kon ik niet meer op mijn zij slapen. Deze pose werd immers verhinderd door een ti(e)tanische zwelling van mijn 'longen'. Mijn man, waarvan ik altijd gedacht had dat hij een voorkeur had voor dikke konten (en daarmee was hij aan het juiste adres), bleek zich ineens te ontpoppen tot een ware tettenman (den overloper). Nooit eerder had ik hem zo enthousiast gezien, zelfs niet tijdens de memorabele bevruchting. Hij moest er echter met zijn poten vanaf blijven! Mijn boobies hadden een nieuwe functieomschrijving gekregen en manlief paste absoluut niet in dat plaatje.
Eenmaal mijn tietenvandolly(parton)klonen aan hun nieuwe opdracht gewend waren, verliep de borstvoeding vloeiend. 't Was toch minder vanzelfsprekend dan dat ik voorafgaandelijk gedacht had. Doch vanaf het ogenblik dat onze dochter, figuurlijk, beet had hoe het moest en ik ook, was het (h)euvel binnen de kortste keren verholpen en bleek het de beste uitvinding sinds... Ja, sinds wat eigenlijk?
Enkele maanden later was mijn baby tijdelijk zo verzadigd dat ze geen pap meer kon zeggen. Genadeloos liet me met mijn melkvoorraadje zitten. Helaas bleef ik, zelfs zonder afnemertje, gewoon verder produceren, alsof ik instond voor de voedselbevoorrading van een druk bezette crèche. Het gevolg liet zich raden. Spoedig zat ik weeral met twee gespannen balonnen, die net niet op ontploffen stonden. Een licht kneepje erin en ik kon verder melk spuiten dan venten kunnen piesen in een wedstrijdje omterverst.
Het ging zelfs van kwaad naar erger. Zo erg dat ik na het eten mijn man sméékte om mij uit de nood te helpen. Afkolven had ik nog nooit gedaan - ik had trouwens geen melkmachine voorhanden-, de baby wou niet drinken en ik stond op ontploffen. Er was geen ontkomen aan, manlief moest eraan geloven: ik legde hem aan. Het was een bespottelijk zicht en door mijn ellende heen schuddebuikte ik van het lachen. Ik besefte ten volle dat ik op deze manier mijn productie wellicht nog meer zou opdrijven, maar op dat moment kon me dat geen barst schelen want... ik stond op barsten.
Aanvankelijk was mijn man laaiend enthousiast. Eindelijk kreeg hij terug een plekje in de vernieuwde functieomschrijving. Bovendien was hij nieuwsgierig naar de smaak van dat witte goedje. Dat bleek echter een tegenvaller van jewelste te zijn, net met water aangelengde melk die daarenboven bovenmatig gezoet was. Van de biertjes die de producente dronk i.f.v. het productieproces was er geen hopje te bespeuren. Na enkele slokjes was hij het goedje zo beu als kouwe pap. Ik smeekte hem echter om verder te gaan om mijn ongemak te verlichten.
Ongeveer anderhalve liter later (een ruwe schatting, je mag dit met een zoutmijn nemen) smeekte mijn man mij om mogen op te houden. Hij had net een volledig middagmaal achter de kiezen en als toetje kon dit wel tellen. Hij werd er onpasselijk van. Routineus liet ik hem een boertje doen over mijn schouder. Al zijn inspanning ten spijt, was mijn probleem niet verdwenen uit het melkwegstelsel. Integendeel zelfs, mijn borsten voelden pijnlijker aan dan ooit tevoren.
Mijn echtgenoot knipte de leeslamp aan en met een kennersblik aanschouwde hij zijn favorieten. Hij stelde vast dat één van hen nogal bloosde en precies behoorlijk hard aanvoelde. "Volgens mij kamp je met een borstontsteking," diagnosticeerde hij gedecideerd. Geen tegenspraak duldend, stuurde hij me op staande voet naar mijnheer Doktoor.
Nooit gedacht, dat ik de wachttijden bij de dokter nog eens zou gaan missen. Ik zag er altijd tegenop om naar de dokter te gaan, want je wist op voorhand dat je er twee volle uren mee zou verspelen. Nu hij eindelijk op afspraak werkt en ik slechts maximum 5 minuten in de wachtzaal hoef te verpozen, heb ik - raar maar waar - heimwee naar de lange wachttijden. Ach, wellicht niet zozeer naar de lange wachttijden an sich, maar vooral naar de sfeer in de voorheen gevulde wachtkamer.
Oké, toen ik in de overvolle wachtzaal zat, mocht ik mijn gedachten niet laten gaan naar de zwevende bacteriën en virussen voor wie het constant party-time was. Gemakkelijke prooien, die zieke mensen, maar ze vonden het helemààl dolletjes als ze gezonde mensen konden laten delen in de feestvreugde door hen onzichtbaar te betrekken in hun oneindige orgieën. Ik trachtte dit beeld uit mijn fantasie te bannen als ik de Knack opzij schoof om naar de Story of Dag Allemaal te grijpen, mijn excuusliteratuur als ik, al dan niet ziek, ruim twee uur in de wachtkamer van mijnheer doktoor vertoefde. Ik negeerde de gedachte aan de medepatiënt die net naar het toilet was gespurt met het vliegend schijt en hoopte terzelfdertijd uit de grond van mijn hart dat hij zijn handen grondig gewassen had, als ik ontdekte dat hij, na zijn terugkeer, net een boekje doorbladerde dat ik nog diende door te nemen om up to date te blijven in roddelland, zij het met enige maanden vertraging.
Af en toe ontsponnen er zich, aheum, interessante gesprekken in de wachtzaal. Willens nillens vernam ik welke vervelende kwaaltjes de anderen teisterden of gelaten aanhoorde ik de actueelste dorpsroddels. Ik spitste echter mijn oren, als het mijnheer doktoor himself betrof. Hij is immers nogal een controversieel figuur: je moet hem of je moet hem niet. Punt. Ik behoor tot de eerste categorie. Hij heeft nogal een apart gevoel voor humor, humor met een zwart kantje, dat gezien de aard van zijn job niet door iedereen geapprecieerd kan worden. Ik herinner me dat ik als kind bij hem kwam met een vervelende schimmelinfectie tussen mijn teentjes, vermoedelijk opgedaan tijdens het schoolzwemmen. "Die zullen we moeten afzetten," wees hij met twinkelende ogen naar mijn tenen. Of als je ergens een bobbeltje had. " 't Zal wel kanker zijn," was dan zijn eerste verdict. Vooral dergelijke uitspraken stuitten nogal veel mensen tegen de borst. Toch zat zijn wachtkammer altijd en immer barstensvol. Hij had -euh 'heeft' nog steeds eigenlijk - immers ook de reputatie om bedreven te zijn in het stellen van de juiste diagnose, geen onbelangrijke kunde in zijn stiel.
Bovendien nam hij steeds voldoende tijd voor zijn patiënten, ongeacht de wachtrij. Dit werd hem door de wachtenden niet altijd in dank afgenomen. Zo ook niet door Jaak, een vettig dorpsfiguur, die zich mateloos ergerde toen hij wel héél lang tijd nam voor een patiënte. "Dat dùùrt nogal!" kloeg Jaak. "Maar ik heb het wel gezien. Mijnheer doktoor heeft blijkbaar ook geen stront in zijn ogen. Dat was een ongelooflijk lekker ding dat daar bij hem binnen stapte. 'k Kan goed begrijpen dat het zolang duurt. Hij wil ze niet alleen aan de binnenkant onderzoeken, maar ook aan de buitenkant. En wij maar wachten...." Een aantal wachtenden, waaronder ikzelf, begonnen onwillekeurig te gniffelen bij deze uitspraak. Niet zo zeer omwille van de inhoud, maar vooral omwille van de sappige manier waarop de mottigaard het vertelde. Mocht ik mijnheer doktoor niet beter kennen, ik zou er met beide voeten intrappen.
Toevallig kwam ik Jaak enkele weken later tegen in een warenhuis. "Seg, weet je nog die keer bij de dokter?" begon hij. Ik knikte een beetje ongemakkelijk. "Weet je wat hij tegen mij zei, toen ik binnenkwam?" vervolgde hij onverstoorbaar. "Hij zei: zet je neer, LELIJKE BEEST! Het zal niet lang duren bij jou. Geen denken aan dat ik JOU binnenstebuiten keer."
"Allez nu," zegt Jaak. "Ik maakte toch maar een grapje in de wachtzaal. Wie zou er gebletsjt* hebben?"
"Geen flauw idee, Jaak" en plots realiseerde ik me, al dan niet toevallig, dat ik mijn portefeuille op het dashbord van de auto had laten liggen. Snel maakte ik me uit de voeten...
Met twee tieners in huis is sexualiteit tegenwoordig een populair thema. Zelfs tussen de soep en de patatten. "Pieter heeft straf gekregen", glundert onze oudste. "Hij had 'tentsletje' op het bord geschreven." verklaart ze nader, vooraleer ik de kans krijg om een woordje uitleg te vragen. "En omdat hij niet goed kon uitleggen wat dat woord betekent, moet hij het tegen de volgende keer opzoeken." Dat beschouwt zij dus als 'straf'. Verder krijg ik nog te horen dat de les biologie over de menselijke voortplanting handelde en dat iedereen op het bord woorden mocht schrijven, die betrekking hebben op dergelijke betrekkingen.
Nu moet je weten, beste bloglezer, dat mijn oudste dochter het enige meisje is in een klas van veertien. Alle emancipatie ten spijt heb je nog steeds typische meisjesrichtingen en typische jongensrichtingen. Onze dochter heeft gekozen voor de tweede soort, een technische, overigens heel creatieve richting, hout en bouw. Ons etiketjeskind stelt het heel goed in deze klas. Toen ik na de eerste schooldag de klassamenstelling vernam, was ik er zelf niet zo gerust in. Maar 'k mag geen appelen met peren vergelijken. Op dit vlak viel de appel immers mijlenver van de boom. Zelf was ik eerder een meisje voor een typische meisjesrichting. Onze dochter is alleszins heel content omdat ze eindelijk van het flauwe truttengedoe en het geniepig gepest van sommige meisjes verlost is.
Ze weet zich goed te handhaven bij haar jongens, zélfs tijdens de voortplantingsles. Al valt het verschil tussen haar en de rest, vooral dan, heel erg op. Niet in het minst in haar taalgebruik. In de associatieoefening schrijft mijn dochter braafjes op het bord: maandstonden, eisprong, baarmoeder... De jongens hebben echter een liederlijker taalgebruik, variërend van tentsletje, natte droom en neuken tot 'ik wil contact met geslachtsorganen'. Slechts één mannelijk hormonenvatje is resultaatsgericht en noteert 'baby'. "Er was zelfs iemand die peffen en pijpen schreef", gaat onze schrijnwerker in spé sensatiebelust verder, in de veronderstelling dat ik door zo een uitspraak wel uit mijn pijp zal komen. En inderdaad. Het heeft effect, maar niet het beoogde. Vanaf mijn eerste lachnoot heeft ze door dat ze ergens de bal heeft misgeslagen. Uiteraard wil ze weten waar, maar ik vind het niet nodig om de vocabulaire van onze jongste, die met rode oortjes meeluistert, aan te scherpen, dus laat ik haar nog even in het ongewisse.
" 't is niet peffen en pijpen, maar beffen en pijpen", corrigeer ik, als we even later samen in de auto zitten op weg naar haar sportclub. "En werd er ook uitgelegd wat dat betekent?" "Ja", en ik krijg een correcte, doch nogal simplistische uitleg. "Allee nu", vervolgt ze "Waarom doet een man zoiets? Weet die dan niet dat het niet de schaamlippen zijn die moeten gelikt worden? Trouwens wat heeft dàt nu met voortplanting te maken?" Er volgt een korte stilte. "Heb ik gelijk of heb ik gelijk?" besluit ze zelfzeker. "Je hebt gelijk", beaam ik opgelucht en ondertussen denk ik er het mijne over.
Ik ben al lang blij dat ik zelf geen uitleg hoef te verschaffen over 'peffen en pijpen'. Stel je voor! Ik zou...
... zie titel
Grz
Joke
PS 'k Durf wedden dat je bent gaan kijken wat de titel ook al weer was.
Wanneer ben je eigenlijk oud? Als kind dacht ik dat dit louter een kwestie van leeftijd was. Ik herinner me dat ik rond de leeftijd van twaalf jaar iemand van pakweg 40 jaar écht oud vond. Vanuit dat perspectief heb ik mijn ouders nooit jong gekend. Ze waren beiden 37 toen ik per ongeluk gelanceerd werd. Vooraleer ik notie begon te krijgen van leeftijden waren ze de veertig al gepasseerd. Een viermalige tiener had volgens mij zijn leven al geleefd, was niet meer bezig met zaken die jongeren aanbelangen, zoals carrière maken of een gezin stichten. M.a.w. een veertigjarige kon volgens mij niets meer bijleren en was per definitie a-seksueel. Had een 40-jarige eigenlijk nog wel een bestaansreden? In mijn kinderogen niet. Ik was er heilig van overtuigd dat ik de 40 niet zou halen. Niet erg, tegen die tijd zou ik immers toch niets meer te verliezen hebben.
Nu ik echter amper een half jaartje van deze 'deadline' verwijderd ben, piep ik uiteraard helemaal anders. Ik stel vast dat veel mensen pas een carrière beginnen uit te bouwen rond die leeftijd. Zelf ben ik weinig ambitieus, maar ik streef ik ernaar om - ondanks mijn ambtenarenstatuut en de hieraan gekoppelde voor(oor)delen - mijn werk steeds goed te doen. Daarnaast stel ik vast dat mijn voortplantingsdrift inderdaad volledig weg is, maar mijn algemene seksuele driften leven nog. Al heb ik misschien aan kwantiteit ingeboet, aan kwaliteit zeker niet.
Beroepsmatig kom ik veel in aanraking met ouderen en dat is geen toeval. Waarom niet? Omdat toeval niet bestaat! Mijn vraag 'wanneer ben je eigenlijk oud' is immers nog niet beantwoord en door mijn werk krijg ik impliciet de kans om het antwoord te achterhalen. Mijn cliënteel situeert zich tussen 65 en 99 jaar. Tot mijn verbazig stel ik vast dat ik de oudsten onder hen niet noodzakelijk altijd als 'oud' percipieer.
Hoe dat komt? Als je louter naar het uiterlijk kijkt, is er uiteraard zoiets als genetische aanleg en omgevingsfactoren. Neem nu bievoorbeeld mezelf. Als verstokte niet-roker en anti-zonneklopper zal mijn huid in theorie minder vlug verouderen dan dat van een paffende of zonnebadende medemens. Jammer genoeg echter tekenden mijn genen in de loop der jaren wel honderden fijne streepjes op mijn gezicht, meer zelfs dan mijn leeftijd doet vermoeden, vrees ik. (Ik overdrijf een beetje opdat de bloglezer die me voor de eerste keer aanschouwt aangenaam verrast zal zijn omdat ik er bijlange niet zo perkamenterig uitzie, zoals ik hier doe uitschijnen (hoop ik toch). Ach, nu is het nog binnen te perken, maar als ik zo verder ga, zal er een tijd komen dat ik als een verschrompelde kweepeer door het leven strompel.
Toch is het niet het uiterlijk dat de doorslag geeft bij mijn perceptie. Je kan twee tachtigjarigen observeren, waarvan de ene er beduidend jonger uitziet dan de andere en toch uitgerekend deze als ouder beschouwen dan de leeftijdsgenoot. Het heeft echter even geduurd vooraleer ik voor dit fenomeen een plausibele verklaring vond. Heeft het met levenslust te maken? Wellicht wel, maar wat houdt dat juist in?
Onrechtstreeks kreeg ik een antwoord toen ik Helena ontmoette, een kranige zevenennegentigjarige kinderloze weduwe. Ze belde me omdat ze me dringend wilde spreken. Zelf was ze minder mobiel, dus ging ik op huisbezoek. "Kun je me helpen om iets voor me uit te zoeken?", vroeg ze "Ik zou een computer willen aanschaffen, maar ik wil eerst nagaan of dat nog wel iets voor me is. Ik zou graag leren om er mee om te gaan, maar 't is te gek als ik er me eentje aanschaf, terwijl dit achteraf verloren moeite blijkt te zijn." Ik was verrast door haar vraag en moest een vooroordelende glimlach onderdrukken. Toegegeven, het lag op het puntje van mijn tong om me luidop af te vragen of ze niet wat te oud was voor een eerste computerdate, maar ik slikte mijn scherpe tong bijtijds in. Een dergelijke opmerking zou niet netjes zijn, niet als persoon en zeker niet als hulpverlener. Trouwens, zelf vind ik het verschrikkelijk dat mijn kinderen me NU al te oud vinden voor bepaalde zaken. Als je drie tot vier keer hun leeftijd hebt, is het blijkbaar not done om plots beginnen te shaken op je favoriete eightiesplaat. Doe even normaal, lijken vier ogen me dan te vertellen. Mijn man, daarentegen, swingt en zingt solidair mee, en die is nog eens zes jaar ouder dan ik, tussen twee komma's en twee onzichtbare haakjes.
Bijgevolg gooide ik alle vooroordelen overboord en liet ik Helena kennis maken met de computer. Inmiddels surft ze als een ervaren watersportvrouw. Ondanks haar gezegende leeftijd - je kan haar met haar zevenennegentig lentes bezwaarlijk 'jong' noemen - beschouw ik haar niet als oud. Ik vermoed dat dat komt omdat Helena niet blijft vasthouden aan het verleden, maar focust op de toekomst. Evenmin blijft ze stilstaan bij haar beperkingen, die de jaren onvermijdelijk met zich meebrengen. Ze gedraagt zich als het ware als een vlieg wiens poot is uitgetrokken. Onverstoorbaar vliegt ze verder, in het begin misschien wat stunteliger door het verstoorde evenwicht, maar al gauw past ze haar vliegtechniek aan aan haar gewijzigde situatie.
En ik? Ik zit nù al te zagen over een beetje rugpijn. IK HAAT HET ALS MIJN LIJF ME IN DE STEEK LAAT.
Wil ik niet oud zijn, dan zal ik mijn Helena-gehalte ferm moeten opkrikken. Eén troost heb ik: zoals ik nu bezig ben, word ik niet oud, want...
...ik ben het al!
Grz
Joke
PS En dan heb ik het nog niet eens gehad over mentale aftakeling. Hèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèèlp!!!
Niets heb ik met handtassen. Helemaal niets. Op dat vlak ben ik een a-typische vrouw. Het heeft zelfs ééuwen geduurd vooraleer ik me zo een ding aanschafte. 'k Zag er echt het nut niet van in. Veel makkelijker vond ik het om beroep te doen op de sacoche van mijn vriendin, dat knappe designermeisje uit hét ontmoetingsverhaal. Ze had smaak, veel smaak, toch qua kledij en mannen, maar helemaal niet qua sacochen. In de tijd dat we samen op stap gingen had ze een zwart blinkend laklederen exemplaar met zo een typische krokodillenprint. Afschuwelijk! Maar wel praktisch. Het was een aktentasmodel, je kon er een halve bibliotheek in kwijt. Geen reden voor mij om mezelf een handtas aan te schaffen, in de hare was plaats genoeg. In het begin, als ik iets nodig had wat ik er zelf had ingestopt, vroeg ik, voor de vorm, of ik even in haar tas mocht snuffelen. Maar na verloop van tijd zat ik onaangekondigd meer in haar tas te rommelen dan zijzelf.
Op ons vertrouwde uitgaansplekje leerde mijn vriendin een jongen kennen, a good looking guy met smaak, veel smaak en oog, veel oog, vooral voor het designermeisje. Na enkele maanden besloten ze eens af te spreken zonder chaperonne Joke. Ze gingen samen naar de film, gezellig onder hun tweetjes, dat was althans zijn bedoeling. Hij schrok zich een hoedje toen hij ontdekte dat zijn toekomstig liefje niet alleen was. Aan haar arm hield ze... een hyperkitscherige, gigantische sacoche. "Waarom heb je Joke haar handtas bij?" stamelde hij lichtjes ontdaan, toen hij van de eerste choque bekomen was. "Dat is Joke haar handtas niet. Da's de mijne." Hij keek haar aan alsof ze net verkondigd had dat ze seropositief was of dat ze onder haar kleren een 'lullig' lichaamsdeel verborg. Haar simpele verklaring had het droombeeld dat hij van haar had bruut aan diggelen geslagen. Wat een afknapper! Gelukkig was hij niet zo onverbiddelijk als het merendeel van de vrouwen die abrupt afhaken op witte sportsokken of 'aromatische' okselvijvers. Op hun tweede date (in werkelijkheid veel later, maar voor het verhaal klinkt dit nu eenmaal beter) had hij een geschenkje bij voor haar: een matzwarte gladlederen handtas in een gestileerd design, volledig conform haar en zijn look.
De tortelduifjes gingen minder en minder met hun chaperonne op stap. Ik begreep dat wel en zocht niet alleen ander gezelschap op, maar ook een andere sacoche. Straffer nog, ik overwon mezelf in kwadraat en kocht er zelf ééntje. Een sportief model, type mini-boekentas, met vier ritsjes, twee gespen, een handvat en een lange riem. Tof, niet al te sjakosjerig van uitzicht en vooral heel functioneel. Naast deze kastanjebruine schafte ik enkele jaren later zelfs een tweede exemplaar aan, een zwarte deze keer, driehoekig, ietsjes gestileerder, zodat ik al eens kon afwisselen naargelang mijn look. Toch werd ik geen sacochenmadam, als het enigszins kon liet ik dat ding gewoon thuis. Alleen in mijn vrouwelijkste week van de maand nam ik mijn kabas noodzakelijkerwijs mee op sleeptouw. Het merendeel van de tijd kreeg ze echter onverdiend huisarrest, zo kon ik ze ook nergens vergeten.
Niet geruisloos gleden de jaren voorbij. Ons leven nam immers enkele fundamentele wendingen, samenwonen, trouwen, verhuizen, kinderen krijgen, verhuizen en... verhuizen. Je leest het goed, beste bloglezer, er staat liefst drie maal verhuizen. Door al deze migraties was mijn kastanjebruine handtas in een onbekende vergetelhoek beland, maar ik miste ze niet. Ook niet toen mijn man een telefoontje kreeg vanuit een warenhuis in een naburige gemeente. Ze belden om te melden dat ik mijn sacoche daar had laten liggen, ik kon ze afhalen aan de helpdesc. Ik kwam er slechts af en toe, maximaal zes keer per jaar. Toevallig was ik er die week net geweest, dus stelde ik me er verder geen vragen bij. "Welke kleur?" vroeg het winkelmeisje me, toen ze de reden van mijn bezoek vernam. "Neen, een zwarte ligt hier niet", antwoordde ze op mijn repliek. Eerst viel er een korte stilte...en vervolgens ene frank... en nog ene. Om te beginnen besefte ik dat ik mijn zwarte driehoek niet eens had meegehad die week. Dus... "Is het misschien een kastanjebruine?", vroeg ik ongelovig. "Die ben ik al jàààren kwijt." En inderdaad, daar kwam mijn handtas tevoorschijn.
Al die jaren had ze opgesloten gezeten in een pikdonker lockertje, trouw wachtend op haar nonchalante baasje. In het betreffende warenhuis waren camouflerende handtassen immers niet toegelaten. Mijn portefeuille had ik eruit gehaald om te kunnen betalen, maar de lederen verpakking was ik simpelweg vergeten. Op een gegeven ogenblik had de puntelijke gerant laten nagaan welke lockertjes permanent gesloten bleven en deze werden onverbiddelijk opengebroken om hun geheime inhoud te onthullen. Zo zag mijn eerste handtas na ongeveer drie jaar eindelijk terug het daglicht. Haar maaginhoud was nagenoeg leeg, op een stoffen kinderzakdoek en een inentingskaartje na. Op dit kaartje stond mijn meisjesnaam, geboortedatum en de naam van mijn huisarts, maar mijn adres ontbrak. Door zijn beroepsgeheim te verbreken zette mijn dokter de speurders echter op het juiste spoor. Zijn deontologische ontsporing daarentegen nam ik hem niet kwalijk.
Net zo min werd mij kwalijk genomen dat ik het sleuteltje niet meer vond, er werd zelfs niet naar gevraagd. Een half jaar later ontdekte ik nochtans een sleutel van een lockertje in mijn sacoche. Vrijwel onmiddellijk realiseerde ik me dat ik een maand eerder weer zo'n kastje gebruikt had. Deze keer echter niet om mijn handtas te bewaren - inmiddels wist ik uiteraard beter - maar wel 'de fricadon op grootmoederswijze' die ik bij een concurrerend warenhuis had gekocht.
Wijselijk ben ik niet gaan kijken naar de gruwelijke opening, maar ik durf wedden dat de krioelende beestjes, die zich in oma's vleesje hadden ontwikkeld, hun oogjes smartelijk dichtknepen toen ze voor het eerst het scherpe daglicht aanschouwden.
Hoe zou het echter met de maaginhoud van hun onfortuinlijke bevrijders gesteld zijn?
"Volgende week maandag om negen uur komt er iemand langs voor een enquête", meldde mijn man mij. "Een enquête? Een deur-aan-deurverkoper, zeker?" Bij de idee alleen al, kwamen mijn stekels rechtovereind staan. Mijn gemopper leiddde echter tot meer gemopper van zijnentwege, want de dame in kwestie komt op doorverwijzing van zijn jongste zus, geen reden dus om achterdochtig te zijn.
Beiden hebben we het voorval uit ons geheugen gewist... tot afgelopen maandag, klokslag negen uur. Net terug van het sporten, ben ik even in de zetel neergeploft, in afwachting van de douche, die beurtelings bezet wordt door onze dochters. De woonkamer is een puinhoop, de zetels zijn bezaaid met tijdschriften, poppen, fleecedekentjes en knuffels, de tafel met tekenmateriaal, lege notendoppen - het is het seizoen -, schoolgerief en polly pocketpoppetjes. Niets verraadt dat wij tieners in huis hebben en geen kleuters. Moeder sloddervos denkt bij zichzelf dat er dringend moet opgeruimd worden, but who cares...
Totdat de deurbel onze rust verstoort. Alsof ik op een slapende mierennest (slapen die beesten eigenlijk wel?) heb gezeten die net is ontwaakt, vlieg ik uit mijn luie zetel. Snel schar ik enkele voorwerpen om nog vlug een beetje orde te scheppen in de chaos, maar tevergeefs. Daar staat ze, midden in onze living, een jonge vrouw van een jaar of dertig, een rijzige gestalte, tot in de puntjes verzorgd, een vriendelijk gezicht, niet onknap, maar ook geen oogverblindende schoonheid. Naast haar staat een grote zwarte valies, een uit de kluiten gewassen sporttas. Als ze geen twee koppen groter was dan mijn man, zou ik kunnen denken dat ze van plan was om bij ons in te trekken. Ze stelt zich voor als Cindy en verkondigt dat ze, zoals afgesproken, langskomt voor een enquête over gezondheid en voeding.
Zonder er doekjes om te winden zeg ik haar in één adem dat mijn man dit, tegen mijn wil, met haar geregeld heeft, dat ik er zelf absoluut geen zin in heb omdat ik, ten eerste, vermoed dat het eerder om een verkoop dan om een enquête gaat en omdat ik, ten tweede, graag zou gaan douchen, zodra de kinderen hiermee gedaan hebben. Ze moet het dus verder maar met hem alleen afhandelen, besluit ik stoer. Ze schrikt zichtbaar van mijn uitvaring en mijn man met haar mee. Vervolgens kijk ik ostentatief langs beiden door verder naar de TV. Mijn man en Cindy kijken elkaar verbouwereerd aan. Op een assertieve manier maakt Cindy duidelijk dat ze het jammer vindt dat ze blijkbaar niet welkom is, terwijl dit aan de telefoon anders had geklonken. Bovendien laat ze duidelijk verstaan dat het écht wel de bedoeling is dat we samen deelnemen, zoniet heeft het geen zin dat ze blijft. Om een huwelijkscrisis te vermijden - na één blik op mijn man geworpen te hebben - besluit ik dan toch maar om mijn goede wil te tonen, temeer omdat Cindy mij belooft dat het slechts een twintigtal minuutjes zal duren. Zonder aanleiding licht ik haar wel al meteen in dat ze van mij geen doorgeefadressen hoeft te verwachten.
De tafel wordt halsoverkop ontruimd, de boer moet zonder mij zijn vrouw zoeken en Cindy spreidt een tafellakentje uit om het gezellig te maken. Ze is een beetje van haar melk door de openlijke echtelijke onenigheid over haar komst en benoemt dit ook, maar ze kan zich vrij snel herpakken. Eerst stelt ze wat algemene vragen rond werk, gezin e.d. en dan steekt ze van wal. Ze wil weten hoe oud onze matras is. Oeps, een gevoelig thema, want ik zit al jaren te zagen over een nieuwe matras omdat ik rugklachten heb. Maar mijn man wijt dit probleem aan mijn rugbelastende blog- en facebookverslaving, waarvan ik - onvoldoende gemotiveerd - probeer af te kicken. Beiden hebben we een punt, maar het is een onbetwistbaar feit dat onze matras inmiddels al vijftien jaar oud is. We krijgen ook nog vragen over potten en pannen, enzovoort. Geleidelijkaan wordt Cindy's bedoeling duidelijk. Ze heeft een valies vol stalen meegebracht, die ze ons stuk voor stuk toont. We moeten niet alleen zeggen wat we ervan vinden, maar ook punten geven. Eerst laat ze ons een mini donsdeken zien met échte ganzenveren en daarna een stukje kwalititeitsmatras. Ik begin al een beetje te ontdooien, want dat zijn toevallig artikels die me aanbelangen. Op ons gasvuur wil ze een kotelet bakken in haar meegebrachte wondercasserole, die noch boter, noch water behoeft. Ik houd me in en vraag haar net niet om te demonstreren hoe ze soep kookt zonder water. Straffer nog, ik bespaar haar de moeite én haar kotelet. Op mijn peperdure kookset, die ik in een speciaalzaak kocht, kreeg ik maar liefst dértig jaar garantie en die periode is nog lang niet voorbij. Geen denken aan dat mijn ketels vroegtijdig op de schroophoop zullen belanden. Cindy probeert mijn man nog te verleiden met een vlijmscherpe Japanse messenset. Ik zie zijn oogjes verlekkerd blinken. De andere items, een gas-bbq, een 14-delig vacuüm bewaarsysteem,... hoeft ze niet nader toe te lichten, wegens geen interesse. Ze is een beetje misnoegd hierover, maar dringt - gelukkig voor haar - niet verder aan.
Kom eindelijk eens to the point, denk en zeg ik tegelijkertijd. Vanaf dan verandert de aangekondigde enquête in een onaangekondigde, doch voorspelde verkoop. Uiteraard ontbreekt het obligate verkoopspraatje niet over de lange weg van fabrikant tot klant en alle tussenpersonen die onderweg een graantje moeten meepikken. Je ziet haar clou al van mijlenver aankomen. "Wat kost die matras nu?", vraag ik ongeduldig. Onverstoorbaar legt ze eerst uit wat de winkelprijs is. Haar werkgever heeft immers een winkel in Knokke maar dankzij mijn schoonzus, die ervoor zorgde dat wij geen omweg hoeven te nemen, noch naar Knokke, noch in het verkoopsproces, kan ze ons alle producten aan een gunsttarief aanbieden. Het enige wat me moeten doen, is onmiddellijk toezeggen. Nu begin ik pas écht te steigeren. Zelfs mijn wederhelft begint lichtjes tegen te sputteren. "Ik heb interesse in de matras", laat ik haar weten "maar ik wil daar niet NU over beslissen. Ik wil nog overleggen met mijn man én een paar weken bedenktijd." Het zal je niet verbazen, beste bloglezer, dat dat absoluut niet mogelijk is. We moeten onmiddellijk beslissen, anders gaat de gunstkoop niet door. "Ik zou het toch maar doen" mengt onze oudste dochter, die eigenlijk al in haar bed had moeten liggen, zich in het gesprek. " 't Is toch dom als je nu niet koopt en later veel meer moet betalen. " "Ach kind, moei je er niet mee en ga slapen! Morgen zal ik je wel eens uitleggen hoe zo'n verkoop werkt."
Er volgt een discussie tussen Cindy en mezelf en ik zeg haar dat ik helemaal niet houd van dergelijke agressieve verkoopspraktijken. "Agressief?!", roept ze verbaasd uit en ik hoor haar denken "Hoor wie het zegt!" Maar ze blijft professioneel. "Ik bedoel niet dat jij agressief bent", licht ik toe. "Maar ik vind deze manier van verkoop heel agressief. Ik houd er niet van om onder druk gezet te worden om hier en nu te kopen." Mijn man is het deze keer met mij eens en wil van Cindy weten wat zijn zus gekocht heeft. Cindy wenst hier echter geen antwoord op geven, waarin ik haar eigenlijk geen ongelijk geef. Discretie kan ik wel appreciëren. Terloops merkt ze subtiel slinks op dat ze inmiddels doorheeft waarom mijn schoonzus haar naar mijn man heeft laten bellen en niet naar mij. Ze heeft nochtans gebeld op het vaste toestel dat meestal door mij wordt opgenomen, dus daar slaat ze de bal mis, maar ik vind het niet nodig om me te verdedigen. De sfeer is biezonder gespannen en na een kwartiertje bekvechten, komen we tenminste toch over één ding tot een consensus, namelijk dat dit verder zinloos is. Zodoende pakt Cindy haar gedeeltelijk uitgestalde boeltje haastig bij elkaar. "Zoiets heb ik nog nooit meegemaakt", zucht ze. Onze oudste dochter, die van de commotie geprofiteerd heeft en nog niet naar boven is gegaan, is blijkbaar ongevoelig voor de negativiteit die er in ons huis hangt. Voor Cindy aan haar hel kan ontsnappen, schuift ze haar nog vlug een tekening onder haar neus om te laten zien welk artistiek talent we in huis hebben. Vermoeid antwoordt Cindy dat het mooi is en dan verlaat ze opgelucht de arena.
Onmiddellijk grijpt mijn man naar de telefoon om zijn zus te bellen. Ze is niet thuis, maar door de speaker hoor ik haar man "oei" zeggen als hij verneemt dat we een verkoopster over de vloer hebben gehad. Cindy was ook bij hen geweest en zij hadden evenmin gekocht. Ze was ruim 3 uur daar geweest, inclusief kookdemonstratie. Ons schoonbroer is uitermate verbaasd als hij verneemt dat het bij ons slechts 5 kwartier geduurd heeft. Tot Cindy's ontevredenheid had mijn schoonzus slechts 3 adressen willen doorgeven, ze had er echter niet bij stilgestaan dat ze deze contactgegevens zo vlug effectief zou gebruiken.
"Eigenlijk", besluit mijn man "ben jij toch een bitch. Waarom moest je toch zo moeilijk doen? Je had haar toch ook gewoon haar werk kunnen laten doen, evenzeer zonder achteraf iets te kopen." Deze keer vind ik het wél nodig om me te verdedigen. "Denk je nu echt dat dàt haar werk is. Haar werk is niet uitleggen, maar verkopen, niet meer en niet minder. Ze mag content zijn dat ik zo rechtuit ben geweest en haar niet langer aan het lijntje heb gehouden. Bovendien heeft ze van mij gratis een assertiviteitstraining gehad. Als haar baas belt om haar te evalueren (Cindy had in begin aangegeven dat dit kon gebeuren) zeg ik hem dat hij een uitermate bekwame verkoopster in huis heeft, maar dat ze de pech had dat we principieel tegen hun verkoopsstrategie zijn."
Nog een beetje mopperig kruipen we - ondanks alles - tegen elkaar aan op onze oude matras. Morgen gaan we samen een nieuwe kopen... met een omweg... niet naar Knokke, maar wel in het verkoopsproces!
Onze oudste dochter, negen jaar, kan de slaap niet vatten en staat plotsklaps voor onze neus in de living. Op TV geeft Goedele Liekens een Engelstalige lezing in een aula vol Chinezen. Onze dochter vlijdt zich tegen haar vader aan. Met het ene oor luisteren we naar haar slaapperikelen en met het andere naar de provoceergrage sexuologe. Het kind zelf heeft geen interesse voor wat de voormalige miss te vertellen heeft en dat is ook de reden waarom we het niet nodig vinden om haar weg te zappen. Dat verandert als Goedele haar lezing wil visualiseren en er plotsklaps compromitterende beelden verschijnen op het scherm achter haar. Alsof ik door een wesp gestoken ben, veer ik recht op zoek naar de afstandsbediening. Mijn man, die dat ding gewoontegetrouw in zijn rechterhand houdt, blijft onbewogen. "Zet 'm eens om", commandeer ik hem kortaf. Hij kijkt me beduusd aan, maar bougeert geen millimeter. "Allez", val ik redelijk heftig in herhaling, "ZET HEM OM!" Als hij dan nog niet reageert, begin ik te roepen en te tieren totdat hij eindelijk doet wat ik hem opdraag. Zodra onze dochter terug in haar bed ligt, krijg ik een gigantische preek over mijn overdreven reactie. Kort samengevat: als ik sexualiteit uit de taboesfeer wil houden, moet ik stoppen om me in dergelijke situaties zo hysterisch te gedragen. Het brave kind had immers niet eens iets in de gaten, ze ziet alleen een moeder die zonder reden over haar toeren is. Mijn man heeft gelijk, ik beloof mijn best te doen. Ik zit gevangen in het harnas van mijn eigen opvoeding. Het wordt tijd dat ik me bevrijd.
Drie jaar geleden...
Schijnbaar zonder enige aanleiding vraagt diezelfde dochter me waarvoor maandverband dient. Een ultieme kans om mijn harnas af te gooien. Uiteraard doet me dit terugdenken aan mijn eigen beschamende onwetendheid van ruim twintig jaar geleden. Desondanks probeer ik haar eerst af te wimpelen. Ze blijft echter aandringen. Ik antwoord kort. Nochtans ben ik verbaal sterk genoeg, maar mijn opvoeding snoert me de mond. Ik beloof er later uitgebreider op terug te komen. Als ik mij op dit gesprek heb kunnen voorbereiden, maar dat vertel ik er wijselijk niet bij. Een week later is het zover. Een moeder-dochter moment. Eerst geef ik haar de wetenschappelijke uitleg over de maandelijkse bloedvloed. "En welke kleur heeft dat bloed dan?" Ik kijk haar verbaasd aan. "Hoe bedoel je, je weet toch welke kleur bloed heeft. Rood natuurlijk." Ik zie haar even aarzelend nadenken en dan begrijp ik waarom ze het vraagt. "Ah ja", zeg ik haar, "nu begrijp ik het. Je hebt gemerkt dat er de laatste tijd in je slipje iets wit zit. Maar dat is het niet, dat is gewoon een teken dat je lichaam zich aan het voorbereiden is. Ik verwacht eigenlijk dat het bij jou niet meer zo heel lang zal duren vooraleer je ongesteld wordt." "Oh", repliceert ze, "ik dacht al dat er bij mij een soort van filter tussen zat." Ik schiet in een lach. Typisch een opmerking voor haar. Achter alles zoekt ze een technische verklaring.
"Weet je eigenlijk wat sex is?", ga ik verder. Ze schudt haar hoofd. "De kinderen op school zeggen dat sex vies ik, maar ik zeg dan dat dat niet waar is." Ze beseft niet half hoe opgelucht ik ben door deze uitspraak. Blijkbaar heb ik het dan toch voldoende uit de taboesfeer kunnen houden. "Je hebt gelijk, sex is niet vies, het is iets heel moois als mensen van elkaar houden." Ik leg haar 'the facts of life' uit en haar verbazing is oprecht. Ze komt compleet uit de lucht gevallen. Ik vind haar non-verbale reactie aandoenlijk en ben des te blijer dat ik het haar zelf heb kunnen vertellen. "Moet je daar dan je broek voor uitdoen?", vraagt ze nieuwsgierig. Ik glimlach. "Ja, meisje, met je broek aan zal het niet lukken. Maar juist daarom is dat ook iets wat je niet met om het even wie doet. Je doet het alleen met iemand die je al een tijdje kent en vertrouwt." Ze knikt instemmend.
"Ik vind het toch wat raars. Doet dat dan geen pijn?", wil ze verder nog weten. "Neen, integendeel, het is heel prettig. De eerste keer kan het wel een beetje pijn doen", en ik geef haar nog wat uitleg over het maagdenvlies. "Dus dat is dan zoiets gelijk een tube verf, die je voor de eerste keer gebruikt.", vergelijkt ze. "Dan moet je met het pinnetje, dat in de achterkant van het dopje zit, het velletje doorprikken." "Inderdaad", zeg ik. "Zo kan je het wel een beetje vergelijken. "Weet je", herhaal ik, "daarom vind ik het zo belangrijk dat je dat doet met iemand die je heel graag ziet en al een tijdje kent, zodat er veel vertrouwen is."
Kwezel, dat ik ben, denk ik bij mezelf. Ik lijk wel een kopie van mijn ouders, zo mijn eigen waarden en normen opdringen. Mijn ouders vonden het indertijd heel belangrijk dat een meisje maagd bleef tot aan haar huwelijk. Daar heb ik zelf mooi mijn botten aan geveegd. Nu wil ik echter dat mijn dochters later enkel sex hebben met iemand die ze liefhebben en vertrouwen, bij voorkeur pas als ze meerderjarig zijn. Is dat eigenlijk nog wel van deze tijd? Is het verkeerd om verschillende partners uit te proberen, puur voor het genot en om ervaring op te doen? Mijn ouders vonden het sletterig om sex te hebben voor het huwelijk en ik gaf hen ongelijk. Maar wat als mijn dochters mijn principes ook hopeloos ouderwets en belachelijk vinden?
"Als dat zo zit", besluit mijn dochter, "dan wacht ik zeker tot ik getrouwd ben."
Voorlopig nog geen reden om me ongerust te maken, lijkt me. Oef!
Als je iets héél graag wil, zeggen ze, dan moet je dat héééééééél hard wensen en dan komt dat uit.
Laat je niets wijsmaken, beste bloglezer, 't is een waarheid als geen koe.
Eén van mijn loopmaten, Joop, wordt op het einde van dit jaar 50 en kampt nu met een kanjer van een midlifecrisis. Gelukkig voor zijn vrouw heeft hij zijn oog niet laten vallen op een groen blaadje, gelukkig voor Moeder Aarde heeft hij zijn zinnen niet gezet op een porsche of een andere milieuonvriendelijke racemobiel. Maar... ongelukkig voor zijn - toch niet meer zo prille - knoken wil hij nog voor hij zijn tweede eeuwhelft aanvat een marathon uitlopen. Niet zomaar een marathon, maar de marathon van New York.
Aan zijn verjaardagscadeau heeft de sympathieke CEO ook al gedacht. Hij wil geld. Niet voor hemzelf, zo is ie, maar voor een goed doel. Iedereen die dit goed doel sponsort, krijgt van hem een of meerdere lotjes, naargelang zijn vrijgevigheid. Joop is een correcte man, de trekking gebeurt onder het toezicht van een deurwaarder. De winnaar mag samen met Joop en zijn vrouw en één persoon naar keuze mee naar New York om te supporteren tijdens zijn sportieve doel.
Zo, beste bloglezer, moet ik mijn vurige wens nu nog verklappen? Ik wil natuurlijk graag een weekendje mee naar New York. Ik wil dat toch zooooooooooooo graag. Stiekem begon ik me er zelfs al een beetje op te verheugen.
Groot was dan ook de teleurstelling toen ik hoorde dat de trekking al gepasseerd was. Des te groter mijn hoop toen ik van Joop himself vernam dat dat niet het geval was. Le moment suprême zou 's anderendaags plaatsvinden rond half tien 's avonds. Net op het ogenblik dat mijn man en ik voor een informatieavond zijn broek versus mijn rok zouden slijten op de schoolbanken van onze oudste dochter. Joop zou de winnaar omstreeks tien uur bellen. "Niet naar de reservekandidaat bellen," waarschuwde ik hem vlug. "Als we winnen, gaan we zeker mee."
's Anderendaags waren we eerder thuis dan voorzien en meteen zocht ik mijn vertrouwde plaatsje op achter de computer. De trekking zou om 21.00u plaatsvinden, las ik. Gelukkig met een half uurtje vervroeging, want ocharme mijn hart.
Klokslag half tien werden we plotsklaps opgeschrikt door acuut telefoongerinkel. Enthousiast vloog ik recht, samen met één wenkbrauw van mijn man, die me - in mime - voor gek verklaarde. "Je denkt toch niet dat dat Joop is," temperde hij mijn voorbarige feestvreugde. Ach, wat wist hij daarvan, ik vertrouwde blindelings op mijn zesde zintuig. Ik nam de hoorn van de haak en begroette mijn avondlijke beller superhartelijk. Ik hoorde mijn telefoonpartner wat zeggen, maar verstond hem niet. "Dag Joop," onderbrak ik hem en ik wierp een triomfantelijke blik in de richting van mijn sceptische echtgenoot. "Ik ben Joop niet," hoorde ik mijn tegenligger zeggen. "Zit niet de zwanzen," repliceerde ik. "Natuurlijk ben jij Joop, ik herken je stem toch." Vanuit mijn ooghoek zag ik de wenkbrauwen van mijn wederhelft bedenkelijk fronsen. "Neen, ik ben Joop niet," verdedigde mijn beller zich kordaat. "Ik ben Jan. Is je man thuis?"
Als een boemerang kreeg ik mijn triomfantelijke blik teruggeworpen. Bitsig wees ik met de hoorn in de richting van mijn echtgenoot. " 't Is voor jou," mokte ik.
Helaas heeft Joop niet meer gebeld die avond, maar hij heeft achteraf wel hartelijk om mijn breinbedrog kunnen lachen en daar moest ik het dan mee doen. Wishfull thinking...