Over
Diogenes, naar Diogenes Laërtius
Geluk
is
De
filosoof Diogenes, die rijkdom misprees, wilde niets bezitten. Hij
was gewoon te zeggen: Wie veel verlangt, zal altijd ongelukkig
zijn. Gelukkiger zijn zij die aan niets behoefte hebben. En zo was
hij tevreden met de grootste armoede. Hij meende dat slechts drie
dingen noodzakelijk waren voor hem: kleding, een bord, een beker.
Nadat hij echter gezien had dat een jongen voedsel met zijn hand
vasthield en water uit zijn handen dronk, gooide hij zelfs het bord
en de beker weg.
Hij
had zelfs geen huis, maar woonde de hele zomer en winter in een vat.
Eens werd hem gevraagd: Waarom is armoede nuttig voor jou? Dan
zei hij: Armoede bevrijdt mij van zorgen; ik word noch door
argwaan noch door angst gekweld, want ik ben bereid alle hinderlagen
van het lot te ondergaan. Dwazen echter die alles vrezen en tegen
alles argwaan koesteren zijn altijd bang.
Op
een dag antwoordde Diogenes aan een vriend die hem vroeg: Wanneer
moet een wijze dineren?: Als hij rijk is, dineert hij wanneer
hij het verlangt; als hij arm is, dineert hij wanneer hij het kan.
Een
rare snuiter
Eens
ging de filosoof binnen, terwijl de toeschouwers het theater
buitenkwamen. Tot hen die verwonderd waren zei hij: Heel mijn
leven ben ik gewoon dat te doen.
Hij
bedelde geld van een gierig man. Toen die aarzelde zei Diogenes:
Niet voor mijn graf, maar voor een avondmaal vraag ik geld.
Tijdens
de maaltijd wierpen de gasten botten naar de filosoof zoals naar een
hond; maar hij plaste er op zoals een hond.
Er
werd zelfs overgeleverd dat hij, terwijl de zon brandde, met een
lantaarn in zijn hand in de straten heeft gewandeld. Toen de burgers
vroegen wat hij deed, zei hij: Ik zoek een mens, en ik kan er geen
enkele vinden. Toch kenden de Atheners hem een grote eer toe:
nadat een jongen zijn vat had gebroken, ranselden de burgers de
jongen af en boden de filosoof een nieuw vat aan.
Diogenes
en Alexander de Grote
Op
een dag verlangde Alexander, de koning van de Macedoniërs, de
beroemde filosoof te bezoeken. Ik ben Alexander, zei hij, de
grote koning. Ik ben Diogenes, de Hond, antwoordde hij. Om
welke reden word jij een hond genoemd?, vroeg de Macedoniër.
Omdat ik kwispelstaart voor de mensen die mij iets geven; maar
naar hen die mij iets weigeren, blaf ik en misdadigers bijt ik. De
koning wilde zijn gulheid tonen. Hij stond voor de filosoof, die van
de warmte van de zon genoot. Wat je wenst, zei hij, zal de
koning van de Macedoniërs jou geven. Toen zei de filosoof tot de
koning: Ga weg uit mijn zon.
11-10-2014 om 16:53
geschreven door Vertaler 
|