De pijn de baas.
Definitie van pijn.
1. international association fot the study of pain ( IASP).
Pijn is een onaangename sensoiële en emotionele ervaring gepaard met een aanwezige of potentiële weefselbeschadeging of dergelijke schade. à moet niet altijd een wonde zijn.
2. Mc Gaffery.
Pijn is dat wat de pt zegt dat het is. Bestaat telkens als hij zegt dat het bestaat. Dit is wat wij als vpk gaan hanteren.
3. Boulanger.
Pijn is een signaal dat er iets misgaat in ons lichaam. Is hinderlijk maar niet gevaarlijk. Eerst moet men de oorzaak opsporen voor er een behandeling wordt opgestart. Maar we kunnen al eerder pijnmedicatie geven.
Waarneming van pijn.
4 neurofysiologische processen.
- transductie: een pijnopwekkend signaal ter hoogte van het letsel
- transmissie: signaal via de zenuwen naar de achterhoorn van het ruggenmerg overbrengen
- modulatie: vorming en conditionering van het pijnsignaal ter hoogte van het ruggenmerg
- perceptie: gewaarwording van het signaal in de hersenen met lokalisatie van de pijnoorsprong.
Theorieën over pijn.
1. gedragstheoretische of operante benadering
Begint waar de waarneming van pijn eindigd.
à cirkel van Loeser
- nociceptie: signalisatie pijn
- pijngewaarwording: bewustwording pijn
- pijnbeleving: manier van ervaring pijn, beïnvloed door bepaalde factore
- pijn gedrag: manier van gedrag op pijn
2. poorttheorie van Melzack en Wall
= pijnbeheersing wordt bereikt door:
- invoeren van tast en drukprikkels: masseren, wrijven op pijn
- poort van waarneming van nociceptieve prikkels kan zich sluiten
Soorten pijn.
Acute pijn chronische pijn
- nuttig - zinloos
- altijd weefselbeschadiging - niet altijd weefselbeschadiging
- duur < 6 maanden - duur > 6 maanden
- + reactie op somatische - moeilijk te behandelen
Behandeling
Vb: wondpijn vb: lage rugpijn
Fysiopathologisch mechanisme.
3 typen:
- fysiologische pijn.
Normaal werkend pijnsysteem blootgesteld aan een intense pijnopwekkende stimulatie van korte duur. Deze pijngewaarwording gaat samen met reflexen en gedragsaanpassingen gericht op behoud van de integriteit.
Vb: naaldprik
- inflammatoire pijn.
Ontstekingspijn. Pijnsysteem blootgesteld aan langdurige schadelijke stimulus, waarbij een weefselletsel ontstaat die aanleiding geeft tot nociceptie en inflammatie.
- neurogene pijn.
Een kwetsuur of pathologische verandering van het perifere of centrale zenuwstelsel = deafferentiatiepijn.
Vb: facialis-pijn: bezenuwing van het gezicht die samentrekken.
Lokalisatie van de pijnbron.
Somatische pijn viscerale pijn
- precies te lokaliseren - moeilijk te lokaliseren
- spieren - hart
- huid - longen
- pezen - maag
- botten - nieren
Type wondpijn.
Acute wondpijn chronische wondpijn
- operatiewonde - decubitus
- snijwonde - ernstige brandwonden
- bijtwonde - diabetes voet
Chronische wondpijn bestaat uit 3 soorten pijn.
- eenmalige acute pijn: wonddebridatie
- procedurele pijn: pijn bij dagelijkse verzorging
- achtergrondpijn: continu aanwezig
Methoden van pijntheorie.
Waarom pijn behandelen
- gevoelens van pijn, angst en hulpeloosheid bij onvoldoende behandeling
- ongunstige invloed op de kwaliteit van de slaap à uitputtingsverschijnselen
- degelijke analgesie (= pijnbeleid) draagt bij tot een spoedig herstel.
Redenen van falende pijnbestrijding.
- niet juist inschatten van de ernst
- te weinig rapporteren
- er wordt gewacht tot de pt het zelf aangeeft
- pt durven hun pijn vaak niet aan te geven
- er word vaak gezegd dat postoperatieve pijn normaal is.
Oorzaken van onvoldoende pijnbehandeling.
- inadequaat medisch voorschrift
- analgesie zo nodig
- vpk factoren
Total pain-concept.
Multidisciplinaire pijnbenadering:
- pijn vpk
- algologen: anesthesist
- psychologen: leren omgaan met pijn
- diëtisten
- kiné: pijn onder controle houden
- vpk: elke vpk moet een aantal pijnreducerende behandelingen kunnen toepassen.
- pt begeleiden: angsten kunnen uiten
- info geven
- zorgen voor autonomie
- zorgen voor afleiding
- rust en comfort
- juist gebruik van materiaal en hulpmiddelen
- ergotherapie en fysiotherapie om contracturen te voorkomen
Samen met alle disciplines zoeken naar een oplossing om zoveel mogelijk pijn weg te nemen, zolang mogelijk de zelfstandigheid behouden.
à holistische benadering
- fysisch
- psychisch
- sociaal
Medicamenteuze pijnbehandeling.
Identificatie van de verschillende modaliteiten van pijnbehandeling:
- onderbreking pijnmechanisme in perifeer weefsel, door middel van paracetamol, NSAIDs en corticoïden.
- onderbreking trasmissie na het ruggenmerg door inwerking op zenuwbanen met lokale anaesthetica
- onderbreking pijnprikkel bij achterhoorn van het ruggenmerg door toediening van opioïden (= verdovend middel) langs epidurale of intrathecale weg.
- onderdrukking van de pijnperceptie thv de hersenen door toediening van opioïden van IV, IM of SC.
Analgetische ladder.
= gids bij het voorschrijven van het analgeticum door het wereld gezondheidorganisatie (= WHO).
Ladder: 1. niet-opioïden: lichte pijn à niet verdovende middelen
2. zwakke opioïden: matige pijn à licht verdovende middelen
3. sterke opioïden: ernstige pijn à verdovende middelen
Binnen de trappen zit er ook een stijgende lijn.
Trap 1: niet-opioïde analgetica bij lichte tot zeer matige pijn à werken perifeer of op de zenuwuiteinden.
- paracetamol = eerstelijnanalgeticum.
- vb: dafalgan
- effect: analgetisch (= pijnverminderd) en antipyretisch (= koortswerend)
- neveneffect: hepatotoxicteit (= toxicatie van lever) bij hoge dosis
- voordeel: geen maagirritatie.
- salicylaten
- vb: aspirine, aspegic (= bloedverdunnend), aspro
- effect: analgetisch, anti-inflammatoir, antipyretisch
- neveneffecten: maagirritatie, verminderde bloedstolling, aspirine intolerantie.
- NSAIDs = niet steroïdale anti-inflammatoire drugs
- vb: ibuprofen: brufen
Naproxem: naprosyne,
- effect: analgetisch, antipyretisch en oedeemverminderend
- neveneffecten: gastritis
!! COX2-selectieve NSAIDs zoals celebrex en bextra veroorzaken minder G.I.-irritatie (= gastro-intestinaal). Meestal maagprotectie bijnemen à bij langdurig gebruik maagirritatie.
Trap 2: zwakke opioïde analgetica bij matige tot hevige pijn à werken op centraal zenuwstelsel.
-codeïne
- vb: dafalgan codeïne, perdolan duo
- effect: analgetisch, antipyretisch
- neveneffecten: constipatie, slaperigheid
- opmerking: start laxativum.
- dihydrocodeïne
- vb: codicontin
- effect: analgetisch
- neveneffect: constipatie, slaperigheid
- opmerking: verlengde werking, start laxativum!
- tramadol
- vb: contramal
- effect: analgetisch
- neveneffect: duizeligheid, hoofdpijn, nausea
- opmerking: veilig voor chronisch gebruik, minder constipatie, lange werkingsduur
- buprenorfine
- vb: temgesic
- effect: analgetisch
- neveneffect: nausea, sedatie, zweten, duizeligheid, hoofdpijn
- opmerking: qua sterkte bij trap 3
Trap 3: sterke opioïde analgetica bij zeer hevige pijn à werken op centraal zenuwstelsel.
- morfine en derivaten
- vb: morfineopl.
- effect: analgetisch
- neveneffect: obstipatie, nausea, sedatie, verwardheid, hallucinatie (niet bij juist gebruik)
- opmerking: start laxativa, start anti-emeticum (= tegen overgeven).
- fentanyl transdermaal
- vb: durogesic pleister
- effect: analgetisch
- neveneffect: idem morfine maar in mindere mate
- opmerking: juiste transdermale techniek toepassen, morfinecoctail blijven voorzien voor doorbraakpijnen.
à continue concentratie van het plasmaspiegel.
Combinatie van trap 1 en 2, trap 1 en 3 is zinvol
Combinatie van trap 2 en 3 niet zinvol: zij hebben dezelfde receptoren.
Bij pijnmedicatie minder dan 1gr. Wordt de hersenbarrière niet doordrongen en heeft dus een placebo effect.
We krijgen pijnbestrijding wanneer de concentratie in het plasma continu is.
à pleister heeft beste effect
à andere medicatie geven pieken in het plasma.
Aanbevelingen in het pijnbeleid.
- voorkeur per os
- vaste tijdstippen
- in elke trap het analgetica in optimale dosis voor je verder gaat naar volgende trap.
- comfort van de pt.
CO-analgetica.
Geneesmiddelen die geen pijnstillende werking hebben, maar er wel voor kunnen zorgen dat de pijnstillers beter hun werk doen.
Kunnen binnen elke trap gegeven worden.
Chronische pijn gaat vaak gepaard met andere factoren vb depressie à co-analgetice bijgeven helpt tegen depressie.
Vb: - antidepressiva ( redomex)
- anti-epileptica ( tegretol)
- spasmolytica ( buscopan )
- corticosteroïden ( solu-medrol)
- barbituraten ( mogadon)
Adjuvantia.
Hulpstoffen die de nevenwerkingen van de analgetica voorkomen of verzachten.
Kunnen binnen elke trap gegeven worden.
Vb: - laxativa
&nbs
20-02-2011, 20:31 geschreven door Evy Putseys 
|