Het spijt me dat we nu al afscheid moeten nemen, Cosette. Maar wees alsjeblieft gelukkig, samen met Marius, en weet dat ik en Fantine altijd over je zullen waken. Jij bent degene die me weer leerde hoe het voelt om lief te hebben, en vanaf het moment dat ik jou bij de Thénardiers ben gaan halen, was jij mijn leven. Leef lang en hou me af en toe nog eens in je gedachten, liefste Cosette. Ooit zien we elkaar terug.
Terwijl Fantine op sterven lag, kwam Javert mij opzoeken. Hij verontschuldigde zich omdat hij mij verdachte van een misdadiger te zijn, en hij had een onderzoek naar mij gestart. Het bleek echter dat de man met wie hij mij verwarde, Jean Valjean, enkele weken daarvoor was opgepakt, en Javert schaamde zich diep voor het misverstand.
Ik begreep al snel dat ze een onschuldige hadden opgepakt in mijn plaats, en ik wist niet wat te doen. Het was een waar dilemma; geef ik mijzelf aan en laat ik al de werknemers die op mij steunen vallen, of zwijg ik en laat ik een onschuldige lijden?
Uiteindelijk gaf ik mijzelf aan aan Javert, maar smeekte ik om drie dagen om Fantine's dochter te gaan halen en bij haar moeder te brengen. Natuurlijk stond Javert dat niet toe, en dus moest ik opnieuw vluchten. Fantine stierf nog voor ik vertrok, en ik beloofde haar dat ik goed zorg zou dragen van haar Cosette, en dat ze altijd veilig zou zijn.
Ik geloof dat je weet hoe het verhaal verder gaat: ik kwam je halen bij de Thénardiers, en samen gingen we naar het klooster waar ik je zag opgroeien. Dan veranderde ik mijn naam weer en verhuisden we naar Parijs, waar je jouw Marius hebt leren kennen. Er is nog zo veel gebeurd, maar ik geloof dat Marius je die dingen wel kan vertellen. Ik vrees dat ik er zelf niet meer genoeg tijd voor heb...
Ik veranderde mijn naam en begon aan mijn nieuw leven met hoop in mijn hart. In het dorp waar ik toen verbleef stond ik bekend als 'Monsieur Madeleine'. Ik werd een eerlijk man, werkte en hielp wie ik helpen kon. De mensen vertrouwden mij en ik deed alles wat ik kon om dat vertrouwen nooit te schenden. Na enkele jaren werd ik fabrieksbaas, en dan zelfs burgemeester.
Jammer genoeg kon ik niet iedereen helpen, dat besef ik nu. Toen wou ik dat echter niet accepteren.
Op een dag ontmoette ik een vrouw, een van diegenen die ik niet heb kunnen helpen, of toch niet voor het te laat was. Het was winter, en ze had enkel een doorweekt kleed aan. Doorweekt, omdat een man het om een of andere reden nodig vond om een sneeuwbal tussen haar rug en haar kleed te stoppen. Ze werd razend, natuurlijk, en maakte de fout om hem aan te vallen. Het was toen dat inspecteur Javert ter plaatste kwam, en hij twijfelde niet om haar op te pakken.
Javert was de uitzondering, de enige van de dorpelingen die mij niet kon verdragen, al wist ik niet waarom. Hij deed me denken aan een gevaarlijke hond, en voor een lange tijd geloofde ik bijna dat hij criminelen gewoon kon ruiken.
Het was niet gemakkelijk, maar uiteindelijk overtuigde ik hem om de arme vrouw vrij te laten. Zij was echter kwaad op mij, om redenen die ik niet onmiddellijk begreep. Het bleek dat het mijn schuld was dat ze arm was, dat ze haar haar, haar tanden en haar lichaam moest verkopen om maar een beetje geld naar haar zieke dochter te kunnen sturen. Ik besloot toen dat ik alles ging doen om haar te helpen.
De kou had ervoor gezorgd dat ze ernstig ziek was, en ik bracht haar naar de kliniek. Dagen gingen voorbij, maar ze werd niet beter. En elke dag smeekte ze om haar dochter te zien, maar ik was niet in staat haar op tijd te gaan halen.
De vrouw heette Fantine, en ze was ongelooflijk. Het leven had haar door het ergste gesleurd, maar haar hart bleef puur en onveranderd.
Mijn naam werd verworpen en ze gaven mij een nummer, 24601. Ik was een galeislaaf, werd gezien als een stuk vuil. De onmenselijke manier waarop ik daar 19 jaar lang werd behandeld vulde mij met haat. Ik probeerde te vluchten, meerdere keren, maar nooit was ik snel genoeg. Zelfs toen ik uiteindelijk vrijgelaten werd, was ik nog steeds ver van 'vrij'.
De woede groeide enkel ieder keer dat mensen me vreemd aankeken, met angst in hun ogen. Alsof ik een wild beest was. Misschien was ik dat ook.
Maar zelfs het wildste paard kan getemd worden.
Ik ontmoette een bisschop genaamd Myriel, en hij toonde dat er nog hoop was voor mij. Twee zilveren kandelaars gaf hij mij, opdat ik altijd zou onthouden dat hij mijn ziel voor God heeft gekocht. Die kandelaars laat ik nu aan jou achter.
Na mijn ontmoeting met bisschop Myriel, beging ik nog één zonde, waar ik altijd spijt van zal hebben. Het was niet eens mijn bedoeling, het was alsof ik geen controle had over mijn eigen lichaam. Een kind liet zijn muntje vallen, en ik zette mijn voet erop. Ik besefte niet eens dat hij het terug vroeg, en voor ik het wist liep hij al huilend weg. Ik heb geprobeerd hem terug te vinden, maar tevergeefs.
Ik kan enkel bidden opdat al mijn zonden vergeven worden.
Ik verloor mijn ouders toen ik nog jong was. Voor een lange tijd woonde ik bij mijn zuster en hielp ik haar met de kinderen. Zij was namelijk een weduwe, en dat met zeven kinderen. Het verrast je waarschijnlijk dat ik een familie heb, aangezien ik hun nooit vernoemd heb. Ook daar is een reden voor, Cosette. Want wanneer ik denk aan mijn zuster, denk ik aan de winter van 1795, aan de vriezende kou die toen heerste. Dan denk ik aan de fout die ik toen maakte, en die mijn leven voor goed zou veranderen.
Het lijkt wel in een ander leven gebeurd te zijn, een leven die ik jaren geleden heb achtergelaten. Maar ooit was ik 26 jaar oud, en ik kon mijn neefjes en nichtjes niet zien verhongeren. Ik was wanhopig, dat waren we allemaal. Dus, toen ik op een avond langs de bakkerij liep en dat heerlijk brood achter de vitrine zag liggen, kon ik me mijzelf niet beheersen. Het was te gemakkelijk om het raam open te breken en dat brood in mijn handen te nemen. Maar ik was onvoorzichtig, en de bakker had me gehoord. Voor ik het wist, werd ik gearresteerd. Het maakte niet uit hoeveel ik smeekte, vanaf dat moment werd ik als niets anders meer gezien dan een dief, een misdadiger.
Jarenlang heb ik weggelopen van die man, de persoon die ik toen was, maar daar komt nu een eind aan.
Mijn tijd om te gaan is nabij. Treur niet; we zien elkaar snel weer in het hiernamaals. Ik weet dat ik je met veel vragen achterlaat, en het is oneerlijk dat ik zoveel van je verzwegen heb gehouden.
Daarom heb ik deze blog aangemaakt: om je de antwoorden te verschaffen die je verdient.
Ik hoop dat je nog steeds met vreugde kunt terugdenken aan onze tijden samen nadat je mijn bekentenissen hebt gelezen.
Weet dat je altijd mijn dochter zult zijn, wat er ook gebeurt.