Ik spreek zes talen: Tsjechisch, Duits, Frans, Hongaars, Pools en Russisch. Het heeft mij het leven gered. De Duitsers konden mij gebruiken bij hun administratie, maar ook de Russen hebben tolken nodig in Oostenrijk. Ze redden mij van honger en dorst in mijn vlucht naar mijn thuisland Slowakije. Ik word hun pooier, de kenner van mooie vrouwen. Het enige verschil met de Duitse kampen is dat de Oostenrijkse meisjes nu betaald worden voor hun diensten. Maar het resultaat is hetzelfde: deze soldaten krijgen hun plezier in oorlogstijd en betalen met gestolen juwelen. Ik ben ondertussen goed geworden in het wegmoffelen van sieraden in de zool van mijn broek. Allemaal om mezelf te redden. Met edelstenen kun je alles kopen, ook de weg naar de vrijheid, de weg naar de liefde. Mijn liefde: Gita. Eindelijk ken ik haar naam. Ze riep het nog vlug voor ze vertrok. Ze heeft het gered. Wij hebben het gered. En wij zullen samen een leven opbouwen, net zoals ik het haar beloofd heb drie jaar geleden. Wij willen geen wraak om wat ons is aangedaan, wraak voor al die doden. Wij willen alleen maar liefde.
Het kamp is deze morgen ontruimd! De liefde van mijn leven is verdwenen samen met alle andere Joodse vrouwen. Ze is begonnen aan een dodelijke mars naar het westen, richting Duitsland door de koude Poolse sneeuw. Gelukkig zijn al haar vriendinnen bij haar: Dana, Cilka en Ivana. Ze is niet alleen. Ik blijf achter met alle mannen. We kunnen gemakkelijk ontsnappen maar we keren allemaal terug naar onze barakken. Het is koud en de meesten van ons zijn ziek en uitgemergeld. De SS is in paniek want de Russen zijn in aantocht. Ze letten niet op ons maar proberen zoveel mogelijk sporen uit te wissen. Crematorium IV wordt opgeblazen en de gevangenen die niet meer kunnen stappen worden afgemaakt met één enkel nekschot. Maunthausen in Oostenrijk wordt onze eindbestemming. Net als drie jaar geleden worden we op veewagons naar het nieuwe concentratiekamp gebracht. Geen verbetering, want hier zijn Joden niet welkom. Ik ben drie jaar van mijn leven verloren omdat ik Jood ben. Ik ben mijn geloof verloren, mijn familie, mijn vriendin. Dit moet stoppen. Ik vlucht mijn vrijheid tegemoet.
Ik heb een bevoorrechte positie hier in Auschwitz-Birkenau. Ik mag meer dan andere gevangenen. Baretski- de Duitse kapo- heeft mij een potlood en papier gegeven. Ik mag een brief schrijven naar gevangene 34902 en hij zal die persoonlijk afgeven in blok 29. In ruil wil hij raad over zijn eigen liefdesrelatie. Ik zeg hem dat je meisjes kan verleiden met bloemen of citaten uit boeken. Hij lacht me uit. Hij is zo lomp. Ik moet oppassen: raad geven zonder hem te choqueren. Hij plaatst nu en dan de loop van zijn revolver tegen mijn hoofd. Hij maakt mij graag bang. Ik kan ook zaken doen met de Poolse werkers, die vrij zijn en buiten het concentratiekamp leven . De vrouwelijke gevangenen brengen de juwelen en geld uit de voorraad mee en zo kan ik bij de arbeiders extra voedsel maar ook medicijnen kopen. Zo red ik veel mensen. Op een dag heeft Baretski het ontdekt. De Duitse commandant Houstek was razend. Hij wou weten waar de juwelen vandaan kwamen. Hij wou namen horen. Jakub, een goede vriend, die ik van de dood gered had, werd mijn beul. Een geluk bij een ongeluk. Hij heeft mij gespaard en ik heb het overleefd.
Ik was moe, kapot en kon op elk moment dood neervallen. Mijn vrienden uit mijn blok 7 hebben mij gered. Ik heb tyfus overleefd dankzij hen. Ze hebben mij van de dodenkar gered voor ik naar de verbrandingsovens van Auschwitz werd gevoerd. Ze hebben mij verstopt en hun rantsoen met mij gedeeld. Nu heb ik hen verraden: ik werk voor de SS, ik ben hun 'Tätowierer'. Ik kon promotie maken door beleefd en volgzaam te zijn. Ik spreek zes talen. Als tatoeëerder doe ik geen dwangarbeid en heb ik recht op extra rantsoen en een eigen kamer. Maar ik word ook elke dag geconfronteerd met de grillen en de agressie van de SS. Gevangenen worden geïntimideerd of neergeschoten voor hun plezier. Ze laten hun honden los op ons of mitrailleren mensen die 's nachts een plasje gaan maken. Wie valt, komt nooit meer recht. Zij spelen voor god en beslissen over leven of dood. Maar ik ben van plan dit kamp te overleven. Birkenau, de hel op aarde.
Ik ben goed geworden in mijn werk. Ik sta op een goed blaadje bij de SS en dit wil ik ook zo houden. Ik heb sinds kort zelfs een assistent . Dit is nodig. Elke dag tatoeëren we meer dan duizend mensen, vooral Joden. Met een naald krassen we een nummer in hun arm en dan wrijven we over de wond met een lap vol groene inkt. Ik ben gevangene 32407 sinds ik hier in Auschwitz- Birkenau ben toegekomen in april 1942. Ik ben de tatoeëerder die van elke gevangene een nummer moet maken. Maar voor mij is maar één nummer belangrijk. Nummer 34902, stond opeens voor mij, een meisje van nog geen twintig jaar met supermooie blauwe ogen. Ze zag er verlegen uit maar dat stoorde me niet. Ze keek me aan, verdrietig en bang. Ik stelde haar gerust en startte met tatoeëren. Dit verliep niet zonder slag of stoot. Ik schoof enkele keren per ongeluk uit omdat ik er niet met mijn gedachten bij was. Toch voelde ik een klik tussen ons twee. We waren gemaakt voor elkaar. Nu heb ik opnieuw een doel in mijn leven. Ik, Lale, zal samen met haar dit kamp overleven. Ik moet de hele tijd denken aan gevangene 34902. Ik ken niet eens haar naam.