Een mens kan natuurlijk ook zonder woorden iets zeggen, maar het is toch wel heel handig om een taal met woorden te hebben.
05-09-2012
Een man met een plan
Het actieplan
Mooi hè? Zo'n planning? Fleurig ook, met al die kleurtjes. En 't staat zo 'georganiseerd'.
Maar euh, mja, als we gewoon een poster wilden om aan de muur te hangen, dan had ik je natuurlijk net zo goed kunnen vragen om een zonnebloem te tekenen.
Dus hop, stop maar met het bewonderen van je kunstwerk, het is tijd voor actie!
Of beter: begin maar eens na te denken over die actie. Want allemaal goed en wel hoor, die perfect geplande week van je. Maar hoe ga je al die mooi gereserveerde 'werktijd' nu invullen?
Je zult merken dat simpelweg aan je bureau gaan zitten en zeggen 'en nu ga ik werken' niet echt voldoende is.
Eerst en vooral zal je moeten 'starten'. Want geloof me, een slecht georganiseerde start zal de de finish nog verder doen lijken.
Maarre...dat starten, nou ja, dat kan dus echt wel moeilijk zijn, ik weet het wel. Je kan soms echt wel een uur lang bezig zijn met 'beginnen'. Niet te onderschatten.
Dát vonden je ouders ook toen jij een peuter was en je óók dikwijls zo lang bezig was met 'beginnen'. Meer bepaald met 'beginnen slapen'. "Ojéééé, wat hebben m'n ouders hier nu in godsnaam mee te maken, laat staan ik als snotneus, moet je mij nou echt herinneren aan de tijd dat ik nog luierers draag?!" Wel, ja, heel even, en wel omdat je ouders toen misschien even wanhopig waren over jouw 'beginnen met slapen' als dat ze nu soms zijn over je 'beginnen met studeren'. Het is namelijk best mogelijk dat ze op zoek zijn gegaan naar een oplosssing, tot ze de oplossing vonden die jou ook nu nog zal helpen. Voor een peuter is regelmaat nl. heel belangrijk om tot rust te komen. Badje, flesje, verhaaltje, zoentje, slapen. Wanneer deze vaste routine lang genoeg wordt volgehouden, verklein je de kans op een krijsende peuter na 't verhaaltje en het zoentje. En zelfs als dat nog zo is, helpt het om met veel geduld de routine toch niet te onderbreken. Namelijk: de huilende peuter keer op keer terug naar z'n bedje te brengen, zonder meer te zeggen dan 'slaapwel'. Want na 't verhaaltje en het zoentje komt het slapen. Geen extra verhaaltje, geen extra discussie, niet afwijken van de routine.
Diezelfde routine heb je nodig om te beginnen aan je schoolwerk.
Bouw dus voor jezelf zo'n routine op. Dit mag van alles zijn. Al denk ik niet dat hersens nog fris genoeg zullen zijn na een kwartiertje op je hoofd staan.
Misschien probeer je het dus best even met iets in de aard van dit:
* Thuiskomen
* Water drinken
* Met de hond spelen
* Naar het toilet gaan
* Een vieruurtje eten
* Schoolwerk starten
Waarschijnlijk heb je zelfs al een routine bij het thuiskomen, bekijk het maar is!
Het is best mogelijk dat je dat lijstje eerst enkele weken moet uitproberen alvorens de gewoonte er echt insluipt.
In het begin zul je misschien nog niet meteen niet uit je startblokken schieten. Best mogelijk dat je plots allerlei redenen ziet of vind om tóch nog niet te beginnen.
Zo zat ik vroeger wel is startensklaar aan m'n bureau: boeken open, balpen in de aanslag...en dan zag ik plots dat m'n pennenzak dringend moesten 'uitgemest'. Of ik bedacht me dat de boekenplanken wel is een likje verf konden gebruiken en vond het nodig om is heel erg na te denken over de kleur van die verf, of plots zag ik toch wel erg veel stof op diezelde boekenplank liggen en kreeg ik een plotse opwelling van 'poetsdrang', iets wat me anders zéér zelden overkwam, of... .
Herken je het een beetje? Dat noemt met met een duur woord 'uitstelgedrag'.
Misschien heeft het te maken met dat je toch niet zo veel zin hebt in 'starten', maar even goed wil het zeggen dat je hersens nog niet genoeg geprogrammeerd staan op die 'startknop'.
Het kan helpen om ook van dat 'starten' een soort van ritueel te maken en niet zomaar je boeken en kaften op tafel te gooien.
Een vooorbeeld van zo'n 'startritueel':
* Boekentas leegmaken
* Losse papieren in de juiste map klasseren
* Alle papieren die een handtekening moeten krijgen en andere extra's op een apart stapeltje
* Boeken en schriften die je niet nodig hebt wegleggen of terug in de boekentas steken (indien je ze 's anderdaags op school wel terug nodig hebt)
* De notitie's van die dag doorbladeren, even bekijken (moesten er dingen zijn die je nog niet snapt: meteen opschrijven en deze opzoeken of er de eerst volgende keer naar vragen bij de leerkracht)
* Agenda lezen
* Taken/lessen tegen morgen klaarnemen
En nú ben je klaar om uit je startblokken te schieten!
Je boekentas is een mesthoop, in je bureau vind een kat haar jongen niet meer terug en in deze algemene chaos moet je ook nog is in sneltempo al die huistaken en lessen verwerken?! Mooi niet! En daarbij, je bent toch zeker geen nerd of strever! Studeren is niets voor mij. Schluss, gedaan, fini.
Goed...maar wat als ik je vertel dat je studeren kan leren?
Het eerste wat we daarvoor nodig hebben is tijd. "Haaa", hoor ik je al zeggen, "daar begint het probleem. Want ik heb heus nog wel iets anders te doen dan alleen maar studeren. Ik moet voetballen, en naar de gitaarles, op zaterdag gaan we skaten en daartussen in wil ik echt nog wel even TV kijken of chatten met mijn Facebookvrienden of ja, hey, mag ik effe? Gewoon ff hangen."
O.K., dan moeten we dus tijd gaan 'maken'. Of beter: tijd gaan reserveren.
Numero uno is hier: regelmaat.
Het ideale scenario zou zijn dat je elke dag dezelfde momenten kan reserveren voor je schoolwerk.
Máár, ik hoor je alweer komen. Natuurlijk ziet niet elke dag er hetzelfde uit. God beware ons, zou dat even saai zijn!
Dus wat en hoe moeten we dan gaan reserveren?
Wel, door te tekenen, te kleuren en te puzzelen.
En nee, ik stuur je niet terug naar de kleuterschool.
Voor dat tekenen mag je bijvoorbeeld je computervaardigheden bovenhalen een tabel maken in Word. Liefst ééntje met 15 rijen en 8 kolommen.
De uren van de dag tik je in de eerste kolom, de dagen van de week op de eerste rij en dan print je het hele handeltje.
Vervolgens mag je je markeerstiften of kleurpotloden gaan zoeken en je uitleven met kleurtjes.
Alle uren dat je in de les zit, kleur je bijvoorbeeld blauw. Als je van die schrik bekomen bent (want hell ja, dat is je halve leven!), kleur je alle momenten waarop je vaste activiteiten hebt groen (bv. voetbal, muziekschool, de ellelang wacht naar school (incluus praatje met de vrienden/vriendinnen), eten, bezoek aan opa, TV-kijken, chillen, Facebooken,... .
Nu ga je op zoek naar nog witte blokjes.
Als er geen of zeer weinig wit over is, heb je een probleempje en zul je willens nillens hier en daar wat moeten schrappen.
Het is namelijk de bedoeling dat je op zoek gaat naar dezelfde 'blokjes tijd' die op zoveel mogelijk dagen leegstaan. Voor de regelmaat, weet je wel.
Waarschijnlijk zul je hier een daar een beetje moeten 'schuiven' met de blokjes om tot een mooi geheel te komen. Met het verschuiven je 'half-uur-blokje' muziekschool, zal je muziekdocent niet zo blij zijn. Dus laat dat maar waar het is. Maar misschien kan je je bezoek aan opa wel een half uurtje naar achter schuiven? En kan je het 'Facebook blokje' een half uurtje vooruit schuiven? Een half uurtje eerder naar daar en een half uurtje later je Facebook checken, kan al een mooie horizontale lijn witte blokjes opleveren. Deze kan je dan een nieuwe kleur geven, bijvoorbeeld oranje, en dat wordt dan je vaste tijd voor lessen leren, huiswerk maken, een spreekbeurt voorbereiden en al die andere harde labeur voor school.
Voor alle zekerheid, en kwestie van de regelmaat, kan je best ook nog even met je oranje stift naar het weekend gaan en naar woensdagnamiddag en/of avond (als je op woensdag geen huiswerk hebt).
Indien je wenst, kan je nu met je 'kleurenkaart' in je huis rondgaan en alle bewoners vragen of zij nog ergens tijd willen 'reserveren'. Bijvoorbeeld als de vaat gedaan moet worden of je nog een ander klusje in huis hebt op te knappen.
En ja hoor, je mag ze er gersut aan herinneren dat 'gereserveerd' niet zomaar 'geannuleerd' kan worden. Die regelmaat, remember?
Tenslotte mag je je weekplanning (geef toe, 't is toch wel een beetje sjiek hè, zo'n planning?) tegen je kamerdeur plakken. Of aan de WC-deur prikken. Of boven je bed hangen. Of er de koelkastdeur mee versieren. Het maakt niet uit, als hangt ze in het hondenhok, als het maar een plaats is waar jij dagelijks komt.
Een probleem waar veel anderstaligen hier in Vlaanderen mee geconfronteerd worden, is dat men in Vlaanderen zowat elke 5 km een ander taaltje spreekt.
Om maar een voorbeeldje te geven: hoe moet een Poolse jongedame het A.N. machtig worden als zelfs een Antwerpenaar nog niet begrijpt wat z'n West Vlaamse landgenoot hem probeert te zeggen?
Al snel zal ook duidelijk worden dat een vrachtwagen in Vlaanderen veel vaker een camion is, dat botten niet alleen in je lijf zitten, maar je ze ook aan je voeten kan dragen en dat bruiswater in principe even plat is als niet gashoudend mineraalwater , maar toch behoorlijk 'platter' dan de variant mét bubbels. En dat is nog maar het topje van de ijsberg.
Voor velen is dit uiteraard een probleem. Al vinden anderen het net weer leuk om zich een bepaald accent eigen te maken.
Zo heeft een enquête uitgewezen dat men in de V.S. het Ierse Engels het meest sexy vindt. En ook hier vinden vnl. veel jongeren het cool om hun Engels uit te spreken met de tongval die ze het liefste horen. Een goed voorbeeld daarvan was de Duitse Lena die met haar song 'Satelite' enkele jaren geleden het Eurovisie songfestival won. De juffrouw was blijkbaar een grote Lily Allen fan en probeerde in haar song het typische Cockney English van Allen neer te zetten. Voor het niet-geoefende oor klonk dit als een hele prestatie. Bij native speakers kwam het echter over als een 'over the top', onnatuurlijke imitatie.
Hoe 'cool' het namelijk ook mag lijken, een dialect kan je pas naar behoren imiteren als je ook de hoofdtaal perfect beheerst.
Chris Van den Durpel kan als Oost-Vlaming probleemloos over schakelen naar het West-Vlaams of het Limburgs. Maar dit is niet alleen gelegen aan zijn groot acteertalent maar ook aan het feit dat Nederlands zijn moedertaal is.
En ja, het is soms fijn om een beetje te dollen met verschillende accenten in een vreemde taal. Maar hou het bij spelen en probeer niet geforceerd te klinken als een volbloed Schot, om maar één voorbeeld te geven.
Een beetje anders ligt het wanneer je tijdens het leren van een taal, automatisch een accent overneemt.
Wie Frans gaat leren in de Provençe zal vermoedelijk na een tijdje een beetje anders klinken dan iemand die een Frans taalbad genomen heeft in Parijs. Ook is er een duidelijk verschil tussen iemand die Nederlands leert in België of in Nederland. En zoals mijn voorgaande post al deed vermoeden, geldt dit ook voor taalstages in Oostenrijk en Duitsland.
Of je al dan niet een accent overneemt, heeft ten eerste ook veel te maken met hoe goed je de taal op dat moment al spreekt en ten tweede met hoe intensief je omringd bent met een taal.
In het eerste geval neem je bij wijze van spreken gewoon alles over wat je hoort.
Zo kende ik vooraleer ik naar Wenen vertrok het Duitse woord voor 'een kussen' niet. Toen ik dat in Wenen 'ein pölster' hoorde noemen, nam ik uiteraard aan dat dát het correcte woord was. Hetzelfde gold voor Jänner, de benaming voor januari die in Oostenrijk algemeen aanvaard is en dus verschilt van het Duiste Januar.
Ook het accent nam ik (onbewust) over. Uiteraard spreken de docenten Duits in Oostenrijk geen dialect. Maar ze spreken hun taal wel op de lokale manier. Zoals je duidelijk het verschil zult horen tussen een Amerikaanse prof aan de unief en een Engelse prof. Beiden spreken correct Engels.
Eén van de meest gemaakte opmerkingen wanneer een kind in Vlaanderen naar het 5de leerjaar gaat, zal waarschijnlijk zijn: "Wow, dan ga je Frans leren dit jaar!" Het is een nieuwe wereld die opengaat. Sommige ouders trekken hun neus al op, omdat ze zelf geen al te beste ervaringen hebben gehad met die Franse lessen, anderen zijn misschien iets té enthousiast omdat ze verwachten dat hun kind nu wel snel tweetalig zal zijn.
En ja, in die eerste lessen leren de kinderen meteen bruikbare zinnetjes: ze kunnen zichzelf voorstellen, vragen hoe het gaat en tellen in het Frans. Maar eigenlijk laat dit alleen zien hoeveel je al kan zeggen met een twintigtal woorden.
Koester echter geen illusies, het wonder van het eerste leerjaar, waarbij kinderen tegen het einde van het schooljaar hun moedertaal kunnen schrijven en lezen én ook nog is geleerd hebben hoe ze sommetjes moeten oplossen, zal zich in deze Franse lessen niet herhalen.
Zelfs aan het einde van het 6de leerjaar zal je kind nog niet in staat zijn om een volwaardig gesprek te voeren in het Frans.
Al zal het, als alles goed gaat, tegen die tijd wel al 500 tot 800 woorden kennen in de vreemde taal.
"Wow, 800 woorden en nog steeds hangen de Franse zinnetjes van onzen Thomas met haken en ogen aan elkeer?!"
Yep, dat is heel normaal. Want trek daar de lidwoorden en voornaamwoorden vanaf en dan hou je ongeveer tien woordjes per onderwerp over. Deze woordenschat is net voldoende om een aantal zinnen te kunnen vormen en te kunnen verstaan in een beperkt aantal situaties.
Niet overtuigd.? Wel, bedenk dan dat een kind in zijn moedertaal rond die tijd zo'n 15 000 woorden kent!
En euh ja, zelfs daar kan het dan nog mis gaan... .
Het kennen van woorden is 1, ze ook nog trefzeker en doelgericht kunnen gebruiken, is 2 (kwestie van de sleur een beetje te breken een beetje wiskunde tussen de taallessen te strooien).
Zo was er ooit iemand die mij heel fier meldde dat ze haar Frans druk aan het bijspijkeren was en intussen 20000 Franse woorden had geleerd. Enig probleempje: bij het van buiten leren van dat woordenboek, was ze vergeten dat ze met die woorden ook zinnen moest kunnen vormen om een gesprek te kunnen voeren. Veel input dus, weinig uitput.
Want om even terug te gaan naar dat kind in het 6de leerjaar: dat kind kent niet alleen die 15 000 woorden, een paar duizend daarvan gebruikt het ook nog eens in trefzekere volzinnen.
Een heel verschil dus met de aarzelende zinsvorming op het beginnend taalniveau.
Moeten we dan het hele handeltje maar afschaffen?
Volgens sommigen wel. De voorbeelden van 18-jarigen die maar liefst 8 jaar Franse les achter de rug hebben (2 in het basisonderwijs, 6 in het secundair onderwijs) en nog steeds amper een gesprek kunnen voeren in het Frans, zijn legio.
Natuurlijk is dit ook voor een groot deel gelegen aan de motivatie van de leerlingen en ook krijgen niet alle richtingen even veel of even intensieve Franse lessen. Zelfs zij die dit wel kregen, krijgen wel eens te horen dat ze 'school Frans' praten. Van idiomen of vlotte omgangstaal is hier in het merendeel van de gevallen (nog) geen sprake.
Ik hoor velen onder jullie al denken: "Dan is er toch duidelijk iets mis met onze vreemde talen onderwijs?"
Maar hoewel dat een logische eerste gevolgtrekking, is ze onwaar.
Deze 8 jaar zijn nl. niet te vergelijken met iemand die gemotiveerd en zeer gericht gedurende diezelfde tijd een avondcursus Spaans volgt en al helemaal niet met een zgn. taalbad waarin je gedurende de hele periode wordt ondergedompeld in de taal.
Alles bij elkaar vertegenwoordigen die 8 jaar Frans enkele honderden lesuren. Dat is veel, inderdaad.
Maar merk op dat een leerling, gezien het aantal leerlingen in de klassen, hier per les gemiddeld een minuut zelf aan het woord is. En uiteraard is de ene leerling al vlijtiger dan de andere.
Wie echt een taal wil leren, moet hier intensief en zeer gericht mee bezig zijn en de taal ook buiten de lesuren oefenen.
Een leerling die de uurtjes Frans op school gewoon 'ondergaat' en in het beste geval alleen maar leert wat 'ie moet leren, zal nooit verder komen dat het geautomatiseerd opdraven van een aantal standaardgesprekjes of het geleerde zelfs snel vergeten.
Denk maar eens aan hoe moeilijk het zelfs voor sommige volwassenen nog is om een vlot gesprek te voeren in hun moedertaal, zeker in een kunstmatige omgeving en over een verplicht onderwerp. Zelfs mensen die onder normale omstandigheden wel taalvaardig zijn, kunnen genekt worden door hun angst om voor een publiek te spreken. Of misschien heb je geen probleem met een redevoering van een uur in je eigen taal, maar zou je dit om de donder niet durven in een andere taal.
Taalangst is trouwens een zeer normaal fenomeen. Iedereen die een nieuwe taal leert, maakt fouten. Dit is logisch en deze fouten moet je durven maken. Maar dat is natuurlijk gemakkelijker gezegd dan gedaan als je daar met klamme handjes voor een groep staat... .
Een nadeel dat ook meespeelt in dit schoolse taalleren, is dat de leerkracht, door de uitgerekte spreiding over al die jaren, verplicht is om telkens weer zaken op te frissen.
Moest men dus al die uren in 1 of 2 jaren kunnen proppen en zich kunnen richten op een kleine groep, dan zou het eindresultaat er heel anders uitzien. Misschien is dit wel iets om over na te denken in het volgende onderwijsdebat? Al is de kans zeer groot dat zoiets in de praktijk niet haalbaar is.
Tenslotte is er natuurlijk ook een groot verschil tussen iemand die moderne talen als hoofdrichting heeft en iemand die bij z'n beroepsopleiding Frans als algemeen vak krijgt.
Toch wil ik afsluiten met een positieve noot. Een zeer positieve noot zelfs. Want in weinig andere landen krijgen de leerlingen zo'n uitgebreid (verplicht!) talenpakket als hier.
Wie bv. in Nederland niet bewust kiest voor het vak Frans, zal nooit ofte nimmer ook maar op enige manier in contact komen met deze taal op schools niveau. In Vlaanderen krijg je het echter op je boterham, of je dit nu wilt of niet en of je nu kapster of ingenieur wilt worden.
Ook al ben je bijna onder je bank gekropen tijdens de lessen Frans en heb je de passé composé en de futur simple vervloekt als de pest, je bent ermee in aanraking gekomen. Je weet dat une fille een meisje is en un garçon een jongen, dat het Frans rare tekentjes kan hebben op de letters en dat je - verdorie nog aan toe! - zelden alles mag uitspreken wat er staat.
De basis is gelegd.
En als het meezit, ben je al een stuk verder gekomen dan deze basis. Je zult dan wel degelijk een gesprek kunnen voeren. Al zal alles uiteraard ook afhangen van het onderwerp én is hier in de klassen niet al te veel tijd aan besteed. Eenvoudigweg door gebrek aan tijd.
Zijn al die verrekte vervoegingen, woordenschatlijsten en dictee's dan voor niets geweest? Nee hoor!
Om aan de slag te gaan met een vreemde taal heb je (willens nillens) ook structuren nodig en een goed gememoriseerde woordenschat. Grammaire et vocabulaire dus, twee woorden die je aan het einde van je middelbaar onderwijs tot vervelens toe zult gehoord hebben.
Dus ook al kun je na die 8 jaar Frans nog geen politieke discussie voeren in die taal, de basis is gelegd en als het meezit, zijn deze fundamenten vrij grondig. M.a.w.: de ruwbouw staat er, het is nu aan de leerling om het huis af te werken.
Is dit trouwens niet het doel van het secundair onderwijs in zijn geheel? Zelfs zij die een beroepsopleiding hebben gevolgd en in tegenstelling tot hun collega's uit de algemene richtingen meteen aan de slag kunnen met het geleerde, zijn nog niet volleerd in hun vakgebied. Ook hier is slechts de basis gelegd, is de essentie aangeleerd. Hoe goed men wordt, zal volledig aan zichzelf liggen en zal evenredig opgaan met hoeveel ervaring men opdoet en hoe gedreven men is om zich te vervolmaken. Dit geldt zowel voor het leggen van elektriciteit als voor het spreken van Frans, Engels, Duits, Spaans of Lingala... .
Op een mooie dag, ergens in de zomer van mijn 23 lentes, trok ik met een ambitieus plan naar Wenen.
Andere mensen met vergelijkbare plannen trokken naar 'hippere' steden zoals Londen, Parijs of Barcelona.
Maar ik trok dus naar de stad van koffiehuizen, Lippizaner, Sissi, Strauss en Mozart. In een land waar het nog heel gewoon is om als geëmancipeerde vrouw de naam van je man aan te nemen als je huwt en waar jongeren nog leren walsen. En dan vergeet ik de Wiener Sängerknaben nog.
Bovendien staat de taal die ze er spreken, het Duits, niet meteen bekend als de meest sexy taal.
Welke filosoof zei het ook alweer? "Spaans tot god, Frans tot uw geliefde, Duits tot..uw paard."
Of misschien ken je dat mopje van de Antwerpse stand up comedian Alex Agnew wel: papillon, butterfly...SCHMETTERLING!
Om te illustreren welke lieflijke woorden ze in andere talen hebben voor een mooi insect als een vlinder.
En toch was deze taal de hoofdreden waarom ik, gepakt en gezakt want 'k zo een hele poos blijven, op het vliegtuig richting Wien stapte.
En OK, ook wel een beetje omdat ik het best wel fijn vond toen om af en toe eens niét het geijkte pad te belopen.;-)
Al was de interesse voor de Oostenrijkse hoofdstad al lang geleden gegroeid, veroorzaakt door één van mijn jeugdidolen: der Wolfie, a.k.a. Wolfgang Amadeus Mozart.
Over mijn ontdekking van Mozart's oeuvre en over het feit dat ik nog steeds kippenvel krijg als ik Die Zauberflote ga bekijken en beluisteren in de opera, ook al is dat voor de -tigste keer, kan ik een heel epistel schrijven. Maar laat ons nu maar even terug gaan naar dat bewuste jaar 1998, toen ik naar Wenen trok voor een 'taal-en cultuurstage'.
Tot die tijd was mijn Duits min of meer beperkt tot het in België beroemd geworden 'Jean-Marie Pfaff Duits'.
Nochtans had ik al mogelijkheden genoeg gehad om beter Duits te leren. Een heel goeie vriend van mijn ouders was een volbloed Duitser. Doorheen de jaren geraakten we ook bevriend met zijn familie. Maar ondanks alle bezoekjes van hen en aan hen in Duitsland, slaagde ik er maar niet in om met hen in een andere taal dan het Engels te communiceren. Dit had ook veel te maken met het feit dat ik het tegen 'natives' had, iets wat de zgn. taalangst bij de meeste mensen toch vergroot.
Jammer genoeg hadden ook de uurtjes Duits op school niet bijster veel bijgedragen aan mijn kennis van de Duitse taal. Het feit dat mijn leraar Duits soms wel leek te zijn weggelopen bij de Gestappo, werkte trouwens ook niet bepaald motiverend.
Kortom, het was wel degelijk met knikkende knietjes dat ik de uitdaging van 6 maanden Wenen aanging.
Nu, de goden waren mij gunstig gezind. Ik werd niet meteen voor de leeuwen gegooid. Tijdens een eerder bezoekje aan Wenen, had ik een Weense jongen leren kennen. Hij kwam me zelfs oppikken in de luchthaven. En het leuke aan die gast was dat 'ie ook nog is vloeiend Engels sprak.
Nog beter werd het toen blijk dat mijn roommate, het meisje wiens appartement ik zou delen, een jaar aan de unief van Berkley had gestudeerd. Creative Writing dan nog wel, dus ook zij was perfect tweetalig.
Mijn broodje leek dus gebakken. Duits op de unief, Engels 'thuis'...mja, dat maakte alles al een beetje minder beangstigend.;-)
Tot ik op reeds op de tweede dag van mijn verblijf geconfronteerd werd met het taaltje dat men in Wenen spreekt.
Ons Weens appartement werd verwarmd door een mazoutkachel. Alleen zat er in die kachel niet veel mazout meer en met het oog op de nakende Weense winter, moest de mazouttank worden bijgevuld. Aangezien mijn roommate moest gaan werken en ik nog thuis zou zijn als de mijnheer van het mazoutbedrijf kwam, kreeg ik de taak om dit heerschap én z'n mazouttank te ontvangen.
Nu wist ik al wel dat het Oostenrijks Duits verschilde van het Duits dat men in Duitsland praat. Vergelijk het met het Nederlands in Vlaanderen en Nederland of het Brits Engels t.o.v. het Amerikaans Engels.
Oostenrijkers zingen een beetje, gebruiken zachtere klanken, kortom, het geheel klinkt minder hard in de oren. Persoonlijk vond (en vind) ik het een pak charmanter dan het zgn. hogh Deutsch.
Máár, zoals in veel landen, verschillen de hoofdstadbewoners een beetje van de rest van het land. In Oostenrijk is dit zelfs tamelijk uitgesproken. Zo ken ik bv. weinig 'keukens' die naar een stad zijn vernoemd. Men spreekt wel over de Spaanse keuken en de Franse of Italiaanse keuken...maar in Oostenrijk heb je ook nog eens 'die Wiener Kuche'. M.a.w.: men kookt anders in Wenen dan in Innsbruck.
Hun gulash en Wiener schnitzel is trouwens niet het enige wat de Wieners hoog in het vaandel dragen. Ook hun dialect, das Wienerisch, is er nog 'ganz geil' (en nééé, dat heeft hier géén seksuele betekenis!).
Hoe 'toll' dat Weens was, ondervond ik dus al op die tweede dag toen de man van de mazoet aanbelde.
"Gruss Got!", zei 'ie. Haa, die kende ik al lang! Oostenrijkers zeggen niet 'Gutentag!", ze begroeten god als ze je zien, als dát niet sympathiek is!
"Gruss got", zei ik enthousiast terug. Ik voelde me al een echte 'local'...
Maar het lachen verging me een beetje want wat er daarna volgde, kan ik onmogelijk opschrijven. Tot op de dag van vandaag weet ik nl. nog steeds niet wat die Weense kerel precies zei... .
Om een lang verhaal kort te maken: op hier en daar een woordje na, verstond ik geen jota van wat hij vertelde.
Dat een mens die z'n kost verdient met mazoutkachels vullen nou niet meteen één of ander Goethe Duits zou spreken, had ik wel verwacht.
Dat het Weense dialect nog alive and kicking was, wist ik ook. Dat het zo onverstaanbaar zou zijn...wist ik nog niet.
Uiteindelijk zijn de jongeheer van de mazout en ik moeten overgaan op een soort gebarentaal om te weten wat hij wou (een of ander hulpmiddel om de mazout in die kachel te deponeren).
Ik was nl. te verbrouwereeerd om te vragen of hij misschien een woordje Engels sprak. En de manier waarop hij me bij momenten aankeek, denk:"Blonde bimbo met het verstand van een fishstick want ze weet duidelijk niet wat een trechter is", hielp daar ook niet meteen aan.
Misschien heeft die ervaring er wel toe bijgedragen dat ik nog een drietal weken vnl. Engels gesproken heb daar in Wenen. Tot de Weense kennissen die ik intussen zo'n beetje overal gemaakt had, steeds vaker en vaker begonnen te vragen wanneer ik nu is een Duitse volzin zou gaan spreken buiten die taallessen. Toen wist ik: "Inderdaad, waar ben ik mee bezig?"
Ja, je wordt er best wel nerveus van, als al die natives verwachtingsvol naar jou zitten te kijken, wachtend op jouw capriolen in hun taal.
Maar hetgeen wij vaak vergeten is dat geen enkel normaal denkend mens iemand zal uitlachen als die persoon z'n best doet om in jouw taal te communiceren. Bovendien vonden ze het zelfs knap. Zij leren vooral Engels als tweede taal, andere talen komen weinig of niet aan bod. Het feit dat ik hen al enkele Franse woordjes had geleerd en dat ik met dat Duits dus begon aan een vierde taal, vonden zij bewonderingswaardig!
Niemand die struikelde over het feit dat ik voor dat ene woord eerst 'die' zette en toen 'das' en dat het uiteindelijk 'der' bleek te zijn... .
De gouden tip is dus: dúrf een taal te spreken! En durf ook toe te geven dat je een beginner bent. Men zal je heus niet uitlachen. Integendeel, men zal het geweldig vinden dat je moeite doet om de taal te spreken. Durf te vragen hoe je iets zegt, durf te vragen om een beetje langzamer te praten tegen je en mensen zullen je helpen.